De opmars van populisme in Europa

Door Michiel Leen, op Thu Sep 12 2013 17:34:03 GMT+0000

De Utrechtse fototentoonstelling The rise of populism in Europe dwingt de toeschouwer om na te denken over de groeiende angst, agressie en onverdraagzaamheid op het vermoeide continent Europa. De populismediscussie die enkele jaren geleden zo fel woedde op het publieke forum, is anno 2013 aan een update toe.

Read this article in English here...

Volgens het woordenboek is populisme ‘een stijl van politiek bedrijven waarbij de suggestie wordt gewekt dat maatschappelijke problemen heel eenvoudig kunnen worden opgelost’. Daar zijn in het dagelijkse woordgebruik heel wat extra connotaties bovenop komen te liggen, maar in het publieke debat hoor je de term dezer dagen niet zo vaak meer vallen. De tijd dat rekto:verso hele themanummers aan het onderwerp wijdde, dat David Van Reybroucks verdienstelijke pamflet Pleidooi voor populisme verscheen, en dat ook een politicus als Karel De Gucht het fenomeen fileerde, ligt alweer enkele jaren achter ons. In eigen land zijn de  discussies of dan wel Yves Leterme, dan wel Jean-Marie Dedecker, dan wel Bart De Wever de grootste populist is, onbeslist doodgebloed. Ook in Nederland lijkt de Wilders-koorts bedwongen. In 2008 bracht de bankencrisis andere thema’s aan de orde, leek het wel. Toch zetten de initiatiefnemers van de expo _The rise of populism in Europe _het populisme opnieuw op de agenda. Voor hen staat het vast dat het populisme aan een opmars bezig is in Europa, en daar tonen ze zich erg bezorgd over.

57_Leen_1_Uit de serie Berlusconians_No Berlusconians © Nico Baumgarten.jpgDe twaalf deelnemende fotografen gingen elk in een ander EU-land op zoek naar symptomen van het toenemende populisme. Soms spreekt uit hun relaas een vleugje humor, zoals in de reeks ‘No Berlusconians’ van Nico Baumgarten (D), een reeks portretten van manifestanten die zich lieten fotograferen tijdens een anti-Berlusconiprotest onder leiding van de linkse Italiaanse opposant Nicci Vendola. De foto’s gaan vergezeld van een brochure met daarin een aantal ‘Berlusconismen’, een kleine greep uit de eindeloze stroom bon-mots en slogans waarmee Il cavaliere zich – tot groeiende verbazing van zowat alle waarnemers – populair blijft maken bij het publiek, en zo zijn greep op het Italiaanse openbare leven weet te behouden.

Maar hoe fout Berlusconi ook overkomt, het frivole machismo van de Italiaanse politicus is een van de weinige humoristische intermezzo’s in een expo vol grimmige verhalen. Het coverbeeld bij deze tentoonstelling spreekt boekdelen: de jongen op de foto is een van de overlevenden van de dodelijke raid die de geflipte tempelier Anders Breivik in juli 2011 uitvoerde op het eiland Utoya.

Angst voor de toekomst

Toch is het de Nederlander Dirk-Jan Visser die voor de meest indringende sequentie in de tentoonstelling tekent. Op het eerste zicht hebben zijn beelden – een reeks over de Groningse polder, waar hij temidden van de agro-industrie een ecologisch-utopisch atelier uit de grond probeert te stampen, en daarnaast een verkenning van de verscheurde underground van de Servische hoofdstad Belgrado – weinig met elkaar te maken. Maar met zijn beeld van even zorgelijk als kwaad kijkende Servische betogers tegen de onafhankelijkheid van Kosovo, maakt hij de angst, het etnische conflict en het ressentiment waarop populisme zo vaak drijft, als een van de enige exposanten erg aanschouwelijk. Bijna begrijp je wat de mensen op de foto in de richting van agressieve nationalistische retoriek drijft. Hun blikken verraden veeleer angst voor de toekomst dan diepgewortelde haat of woede. Dan lees je in de voetnoten dat Visser even na het maken van deze foto in elkaar geslagen werd door figuren in de marge van deze betoging, en kan je denkoefening opnieuw beginnen.

Bijna begrijp je wat de mensen op de foto in de richting van agressieve nationalistische retoriek drijft. Hun blikken verraden veeleer angst voor de toekomst dan diepgewortelde haat of woede

Ook populisme dichter bij huis laat Visser niet los. In zijn hoekje van het radicaal veranderde polderlandschap probeert hij het recht te verdedigen om te leven op zijn manier. Visser stelt de schim van Geert Wilders aanwezig door hem met opzet niet in beeld te brengen, een keuze die hij verantwoordt door zijn eigen twijfels bij de toekomst en de legitimiteit van de huidige journalistiek en fotografie aan de orde te stellen. In de voetnoten bij de beelden van zijn moeizaam tot stand gebrachte polder-utopia vraagt hij zich af of hij wel fotograaf zal blijven. Kunnen de geijkte manieren van journalistiek vertellen nog impact hebben? Wilders wel of niet in beeld brengen, wat voor verschil maakt het nog? De rol van toeschouwer, de objectieve ‘derde’ waarmee de journalist/fotograaf zich geharnast weet, blijkt in snel veranderende tijden een jammerlijke illusie te zijn.

De Wever, Dewinter, Janssens

Uit eigen land treffen we in Utrecht Wendy Marijnissen, die enkele beelden afvaardigt uit haar work in progress rond de hoofddoekenproblematiek in Vlaanderen (in concreto: Antwerpen). Kamerbreed contrasteert Marijnissen de beruchte ‘vrijheid of islam’-affiches van het Vlaams Belang (waarop de dochter van Filip Dewinter poseert in bikini én sluier) met een bont straattafereel uit Antwerpen. Een van de gebouwen op de achtergrond draagt de naam ‘Vooruitzicht’. De boodschap mag (over)duidelijk zijn: de multiculturele samenleving is een feit, het hoofddoekendebat een achterhoedegevecht. (Alleen blijkt niet iedereen in Utrecht het daarmee eens: Marijnissens foto, opgehangen op een buitenlocatie, werd op 12 september vernield door onbekenden...)

57_Leen_3_Uit de serie My Belgrade, onderdeel van de serie In de Polder © Dirk-Jan Visser.jpgHoe dan ook is het verfrissend om te zien dat Marijnissen in haar beelden ook plaats maakt voor de vroegere Antwerpse burgervader Janssens in gesprek met allochtone jongeren, en de hoofddoekendiscussie dus niet in haar geheel op De Wevers bord dropt. De Wever, Dewinter en Janssens opereren sowieso in een stad waar de personencultus de lokale politiek al decennia bepaalt: Janssens tegen Dewinter, De Wever tegen Janssens, in een frenetiek mediacircus, compleet met eigen magazines en larger than life coverage op verkiezingszondag. Alleszins is dit lichtvoetiger kost dan de knokploegen van de English Defence League die de Brit Ed Thompson in beeld brengt, of de treurige zwart-witbeelden van uitgedreven Roma-zigeuners in Frankrijk in het werk van Jan-Joseph Stok.

Duister en verlicht populisme

Het grote probleem met populisme is de vaagheid van het begrip. Zoals Van Reybrouck al aanstipte, zullen politici niet snel geneigd zijn zichzelf als populist te bestempelen: het is een pejoratieve term, die men door anderen krijgt opgeplakt. Toch zijn er een aantal krijtlijnen die steeds terugkomen: het inspelen op angst en ressentiment, de cultivering van een afkeer van het ‘systeem’, de nadruk leggen op een eigen, homogeen geachte identiteit die geen plaats laat voor afwijkende meningen, huidskleuren en geaardheden, of het ‘volk’ afzetten tegen een ‘elite’ van machtigen naar keuze.

Van Reybrouck maakte een onderscheid tussen ‘duister’ en ‘verlicht’ populisme. In die zin zou je de voorbeelden van de deelnemende fotografen in deze expo nog op een sliding scale kunnen zetten, van onrustwekkend duister naar min of meer verlicht. Het doet echter vreemd aan om de gezichten van Patrick Janssens en Bart De Wever te zien opduiken in eenzelfde ruimte met ook beelden van Vladimir Poetin, de Hongaarse extreem-rechtse Jobbik-partij, pamfletten van de Deense volkspartij en knokploegen van Gouden Dageraad. Alsof men sterk de suggestie wil wekken dat al deze figuren werkelijk onder één noemer te vatten zijn. Hier in Utrecht zal je niemand horen pleiten voor een ‘beter’ populisme, zoals Van Reybrouck in 2008 nog deed.

In het hart van de democratie

Maar goed, die vloed aan onrustwekkende beelden uit alle uithoeken van Europa zet je wel aan het denken over het wezen van populisme. Democratie en populisme hebben gemeen dat ze beiden het woord ‘volk’ (in hun Griekse, respectievelijk hun Latijnse vorm) in de kern van hun etymologie dragen. Bij populisme zie je een mutatie optreden in de verhouding tussen het volk en het democratische bestel. Populisme, in de vorm die bijvoorbeeld Berlusconi tot in de puntjes beheerst, nestelt zich als probleem in het hart van de democratie door twee geijkte democratische wapens in te zetten: de stembus – die de populariteit van de populistische politicus alleen al puur cijfermatig legitimeert – en de media – door het cultiveren van een vedettencultus, een niet-aflatende stroom van soundbites, of, zoals textbook case Berlusconi, door zelf in te zetten op het uitbouwen van een media-imperium, dat de eigen retoriek naar het hart van het publieke debat brengt. Geen van beide krachten heeft binnen de bestaande rules of conduct een adequaat antwoord op de aanpak van de cassantste, de stoerste, of ronduit aggressiefste nieuwe speler, die waar nodig kan zwaaien met zijn plebisciet: de democratie herleid tot de macht van het getal. En geen enkele media-outlet die het zich kan permitteren de soundbite du jour niet als hoofdpunt te vermelden.

57_Leen_4_Uit de serie Us_Them © Wendy Marijnissen.jpgBinnen de tentoonstelling werpt vooral het werk van Dirk-Jan Visser de vraag op hoe journalisten en fotografen in beeld en retoriek een strategie kunnen ontwikkelen waarmee ze niet per se voor de kar van de populistische leider gespannen worden. Visser is bescheiden genoeg om te suggereren dat hij er ook zelf nog niet uit is.

De meeste deelnemers aan The rise of populism in Europe hebben echter oog voor een grimmiger vorm van wat zij populisme noemen, en schetsen min of meer extremistische bewegingen die zich geheel onttrekken aan de rituelen van stembus en media. Zij weten zich dus allerminst klassiek-democratisch gelegitimeerd, en lijken die legitimatie via ‘het systeem’ ook niet te zoeken. Zo is meteen verklaard hoe een veredelde knokploeg als de English Defence League, de Hongaarse Jobbik-beweging of de dolgedraaide schutter Anders Breivik hun weg naar deze tentoonstelling vonden.

Links populisme

Van het ‘verlichte’, het andere en betere populisme waarop Van Reybrouck in 2008 nog anticipeerde, is vooralsnog weinig terechtgekomen

De centrale vraag blijft echter of die grimmiger uitingen van rechts-extremisme zomaar onder dezelfde noemer gevat kunnen worden als de opkomst van Berlusconi en Wilders (u kunt het rijtje zelf aanvullen met een voorbeeld naar keuze dichter bij huis). Eveneens onbeantwoord blijft de vraag of populisme het exclusieve terrein van rechtse politieke groeperingen is en blijft. Wat te denken van de Vijfsterrenbeweging van de grofgebekte Italiaanse komiek Beppe Grillo, die het Italiaanse politieke bestel door elkaar schudde? Wat te denken van de ‘We are the 99%’-retoriek van Occupy en Indignado’s, met hun gepassioneerd beleden wantrouwen tegenover een gepercipieerde elite van bedrijven, media en politici? Natuurlijk vallen deze nieuwe protestbewegingen niet over dezelfde kam te scheren als de rechtse en extreemrechtse groepen die de Utrechtse tentoonstelling in beeld brengt. Het wij-zij-denken van Occupy en de Indignado’s loopt niet langs etnische of identitaire, wel langs sociaal-economische krijtlijnen. Maar ze zetten niet minder zwaar in op het gevoel dat ‘de mensen’ tijdens de financiële crisis in de steek gelaten zijn door de instellingen en de economie. Meer dan eens propageren hun aanhangers schijnbaar eenvoudige oplossingen voor de complexe problemen van deze crisistijden, waardoor ze perfect in de bovenstaande woordenboekdefinitie van populisme zouden vallen. Alleen laat The rise of populism al deze vragen links liggen.

57_Leen_5_Russische minister-president Putin omhelst president Dmitry Medvedev © Maria Turchenkova.jpgNiettemin zijn de tendensen waarop deze tentoonstelling focust, reden tot zorg voor elke rechtgeaarde democraat, los van de terminologische of politiek-beschouwelijke discussie die de inzet van een containerbegrip als ‘populisme’ vereist. Dat de deelnemende fotografen allemaal naar rechts kijken wanneer ze op zoek gaan naar voorbeelden van populisme in het Europa van 2013, toont aan dat er van het ‘verlichte’, het andere en betere populisme waarop Van Reybrouck in 2008 nog anticipeerde, vooralsnog weinig terechtgekomen is. Veel meer dan Van Reybrouck situeert The rise of populism het populisme buiten het systeem van de parlementaire democratie. Het is maar de vraag of we, vijf jaar nadat het populismedebat in onze contreien zijn hoogtepunt beleefde, nog hetzelfde bedoelen met dat ongrijpbare begrip. Kunnen we nog zo naïef of hoopvol zijn dat een paar minder agressieve kenmerken van ‘populisme’ – de klare taal, een gevoel van politieke betrokkenheid – aangewend (of gerecupereerd) kunnen worden om het vertrouwen in de parlementaire democratie, dat nu bij brede bevolkingslagen op een laag pitje lijkt te staan, weer op te vijzelen?

Over de gehanteerde criteria om van populisme te spreken, kan men nog eindeloos debatteren,  en de makers hadden er niet slecht aan gedaan deze reflectie explicieter te incorporeren in de verantwoording van hun keuze voor de onderwerpen die nu in Utrecht worden getoond. Wel heeft The rise of populism in Europe de onomstotelijke verdienste dat het de bezoeker dwingt om zijn eigen politieke vooronderstellingen en reflexen grondig tegen het licht te houden.

The Rise of Populism in Europe loopt tot _21 september 2013 in het Zijdebalen Theater, Zijdebalenstraat 2, Utrecht. _

Michiel Leen is freelance journalist en blogger.