De marge voorbij

Door Eva Decaesstecker, op Fri Nov 18 2016 10:32:23 GMT+0000

Kunstscholen genoeg in België, en ook het aantal afstuderende kunstenaars is groot. In afwachting van een grote doorbraak in het professionele veld, starten velen hun eigen plekken in de marge, waar experiment toegelaten is. We hebben het dan over off spaces, artist-run spaces of Projekträume. Zit hier de nieuwe underground van de beeldende kunst? In Gent, Brussel en Antwerpen hoor je dezelfde tegenwerpingen: de stedelijke underground van weleer bestaat niet meer.

‘Bij “underground” denk ik eerder aan Factor 44’, antwoordt Frederik Vergaert van Lokaal 01. Factor 44, in de Bleekhofstraat in Antwerpen, werd in 1996 opgericht door Chris Straetling, Harry Heirmans en het collectief Fifty-fifty. Het was een fusie van twee initiatieven die het midden hielden tussen tentoonstellings- en ontmoetingsplek. Straetling opende zijn ruimte Inexistent op elke vernissage-avond van de Antwerpse galeries. Je trof er telkens een installatie aan die nogal veel weg had van een woonruimte, maar bovenal was Inexistent een gastvrije plek, open voor discussie. Ook Heirmans’ initiatief Quarantaine organiseerde tentoonstellingen in zijn eigen woonkamer, op zondagmiddagen. Bij Factor 44 leidde dat tot de zogenaamde ‘jour fixe’: elke laatste woensdag van de maand werd de ruimte in de Bleekhofstraat volledig aangepakt, vaak met humor. De avonden werden multidisciplinair ingevuld, ontmoetingen tussen jonge en oudere kunstenaars stonden centraal. Geld was taboe en kunst werd niet verkocht. Het gaf een gevoel van openheid en transparantie.

Factor 44 (c) Mark Rietveld

Plekken als Factor 44 passen natuurlijk in een lange traditie. In zijn artikel _Van Club Moral tot Cakehouse _(2007) noemde Johan Pas al een lange rist aan Antwerpse kunstenaarsinitiatieven die een leegte in de stad hebben willen opvullen. Van in de jaren 1950 tot aan de oprichting van het M HKA in 1987 reageerden ze vooral op het gemis aan een museum voor hedendaagse kunst in Antwerpen, en zochten ze naar erkenning voor avant-gardekunst in het landschap, vaak met performance, videokunst en meer sociaal-politiek geëngageerde kunst. Veel van die kunstenaarsinitiatieven zou je met gemak in het hokje ‘underground’ kunnen duwen. Maar wat hen dan juist underground maakt, is moeilijker te vatten. Zijn meer publieke plekken minder underground? Is multidisciplinariteit een vereiste? Gaat het om hun punkfactor, hun aandeel experiment? Of veeleer om een bepaald netwerk waarin je moet zitten?

In elk geval heeft de komst van het M HKA die dynamiek in de marge niet afgeremd. Tot op vandaag nemen kunstenaars met gezamenlijke publicaties of toonmomenten zelf het heft in handen om tekorten in het veld in te vullen. Wel zijn er intussen meer institutionele kaders gecreëerd voor jongere of beginnende kunstenaars. Organisaties als Lokaal 01, Croxhapox en Komplot bieden hen – vaak mede dankzij subsidies – tijd en ruimte voor artistiek onderzoek en experiment. Op die interessante positie tussen de privé-initiatieven van kunstenaars of curatoren en de gevestigde instituten en commerciële galeries, hebben ze al ettelijke jaren tot soms enkele decennia achter de rug, wat hen tot een belangrijke bron van informatie maakt. Alleen kregen bij de jongste subsidieronde alle drie een hard verdict: vanaf 2017 zullen ze het zonder Vlaamse werkingssubsidies moeten rooien. Wat betekent dat voor (hun relatie tot) de underground-scène in Gent, Brussel en Antwerpen?

Gent

Met twee kunsthogescholen, het HISK, de curatorenopleiding TEBEAC en de tientallen kunstenaarsateliers van Nucleo, kent Gent als kleine stad toch een grote concentratie aan jonge kunstenaars en curatoren. Maar bij gebrek aan evenveel presentatieplekken is er vooral voor beginnende kunstenaars weinig ruimte in het gesubsidieerde circuit. Tot voor kort was Croxhapox dé werk- en presentatieplek voor experiment. Er zijn ook gevestigde namen aan de slag, maar vooral startende kunstenaars vinden er een dankbare bufferzone tussen de academie en de grotere instituten en galeries. Het subsidieverlies legt daar nu een serieuze hypotheek op. ‘Zonder Croxhapox dreigt het experimentele element in het officiële veld in Gent helemaal weg te vallen: één van de redenen waarom we absoluut niet willen stoppen’, vertelt coördinator Laura van. ‘Er zijn natuurlijk nog de kleine off spaces, maar die zullen dat gat nooit kunnen opvullen zonder subsidies. Veel van hen houden zich ook niet per definitie bezig met beeldende kunst, terwijl Kiosk van KASK zich eerder op buitenlandse kunstenaars richt.’

Zonder Croxhapox dreigt het experimentele element in het officiële veld in Gent helemaal weg te vallen

Croxhapox begon zo’n 27 jaar geleden ook klein, en zelfs als ‘underground’: het was een kunstenaarsinitiatief in een leegstaand pand, met weinig geld en bezig met experimentele kunst. ‘In die tijd was er in Gent helemaal niets op vlak van hedendaagse beeldende kunst’, aldus Laura van. ‘Je had wel wat galeries, je had Joost Declercq en Jan Hoet met zijn enorme succes van Chambres d’Amis, maar jonge kunstenaars konden echt nergens naartoe, terwijl er toen net zoveel studenten en leegstaande plekken waren als nu. Na Croxhapox duurde het járen voor er nog een tweede plek opdook. Die situatie is nu helemaal veranderd, met enorm veel off spaces die op en af gaan. TTTT is zijn pand kwijt geraakt en gestopt, net als Kamer XIII. Maar Zwart Wild, Gouvernement en 019 bestaan nog steeds, en er blijven nieuwe organisaties opduiken.’

Off spaces zijn onafhankelijke en niet-commerciële artistieke initiatieven, geïnitieerd vanuit kunstenaars of kunststudenten om werk te tonen en daar vaak ook een atelierwerking aan te koppelen. Dat ze op vrijwilligers draaien, doet hen ontsnappen aan de bureaucratische molen. Ze zijn flexibel en kunnen kort op de bal werken. De panden waarin ze zitten, zijn ook zelden nette afwerkte white cube’s. Het publiek dat langskomt, bestaat voornamelijk uit kunstenaars. Underground dus?

Zwart wild ©Tim Bruggeman

Zwart Wild begon als atelierruimte in een oude meubelfabriek, maar al snel bleek dat er ook een grote vraag bestond om daar dingen te kunnen organiseren. Twee jaar lang programmeerde Zwart Wild in zijn ruimte een amalgaam aan evenementen, zonder duidelijke lijn. Langzaam transformeerde die vrije manier van werken vervolgens in een meer gerichte visie, met meer uitgewerkte tentoonstellingen, verzorgd met een specifieke scenografie en experimentele muziekkeuze. Maar sinds Zwart Wild zijn laatste pand moest verlaten, is het nu willens nillens teruggeplooid op een atelierwerking in de ateliers van Nucleo. Erg happig op de term ‘underground’ is Tim Bruggeman van Zwart Wild echter niet. ‘Dat impliceert meteen dat je je afzet van wat niet underground is, maar er bestaan nu gewoon verschillende soorten plekken naast elkaar, niet onder of boven elkaar. Dat zie je ook in onze programmatie, met artiesten die al zijn doorgebroken én mensen die dat (nog) niet zijn – ook al zouden velen onder hen evengoed in het gesubsidieerde circuit passen. Zwart Wild is een tussenruimte tussen de veilige academische wereld en de kunstinstellingen, waar mensen nog steeds de vrijheid hebben om buiten de spotlights te experimenteren en hun eigen ding te doen. Hier mogen ze falen, maar hun praktijk wordt wel serieus genomen. Is dat dan underground?’

Volgens Bruggeman klopt de term vandaag niet meer. Vooral de associatie met verzet die het begrip zo kenmerkte in de jaren 1960 en 1970, is niet langer aan de orde. Schreeuwen tegen alles wat wel gesteund wordt door de staat, doet Zwart Wild niet. Integendeel: het zou zijn werking juist gráág iets meer ademruimte willen geven met subsidies. Zelfs ‘off space’ vindt Bruggeman al te militant klinken. ‘Ik zie ons eerder als een projectruimte of een artist run organisatie, omdat “off space” ook een soort van afzetten suggereert. We hebben natuurlijk wel bedenkingen bij hoe de middelen worden verdeeld en ingezet: kleine maar noodzakelijke initiatieven in de marge van het kunstenveld worden te weinig ondersteund. Maar we willen die kritiek net positief omzetten in onze projecten. Dat is een andere manier van werken, maar met underground heeft dat niets te maken.’

in een tijd waarin alles wereldwijd _geshared _wordt, kan je je afvragen of “undergound” nog een relevante noemer is

Ook het Gentse platform voor hedendaagse kunst In de ruimte twijfelt om zich onder die term te catalogeren. Net als Zwart Wild stelt het zich tussen de academie en het professionele veld open en laagdrempelig op voor kunstenaars van alle disciplines, om het publiek een nieuw soort esthetica te tonen. ‘Zeker in een tijd waarin alles wereldwijd geshared wordt, kan je je afvragen of “undergound” nog een relevante noemer is’, aldus Robert Monchen. ‘Maar toen ik de Wikipedia-definitie ging checken, bleek die wel bijna één op één overeen te komen met wat we doen. We presenteren en ondersteunen een subcultuur vanuit idealisme en kunstzinnigheid. En we werken vooral voor een bepaald nichepubliek van kunstenaars en creatievelingen. Zelfs al weten we af en toe een ander publiek te bereiken, altijd zullen mensen het gevoel hebben dat ze bij ons in een nieuw wereldje binnenstappen, met een alternatief kantje.’

In De Ruimte, Brecht Heytens’ werk Functions 1.1

En het verzet? Dat zit er volgens Monchen op natuurlijke wijze in verweven: ‘Als er bij ons een kunstenaar apolitieke kunst of geëngageerde kunst toont, dan klopt dat ook, omdat In de ruimte niet afhankelijk is van de politiek of van bedrijven. In pakweg het S.M.A.K. komt zo’n statement sneller opportunistisch over, zoals toen Kendell Geers daar voor zijn tentoonstelling in 2007 een muur uitsmeet als een reactie tegen het establishment. Binnen een instituut voelt dat meteen hypocriet. Wij kunnen daar oprechter in zijn.’ Die autonomie van off spaces heeft natuurlijk ook zijn prijs. Zo’n project kan maar bestaan zolang iedereen eraan wil meewerken. En daar komt altijd ooit een eind aan. Niet erg, vindt Monchen, dat hoort erbij. ‘Zodra je inmenging krijgt, bepaalde lijnen creëert met bepaalde fondsen of mensen gaat bezoldigen, verandert de context en houdt je vrijplaats op. Natuurlijk zou het aangenaam zijn om van je liefde je job te maken, maar dan moet je compromissen sluiten en loopt het zoals in de politiek: je begint als idealist en eindigt als pop. Terwijl wij een kunstenaar relatief snel kunnen exposeren, gaat daar bij een groot cultuurhuis een hele administratieve rompslomp aan vooraf en moet die planning al een jaar op voorhand rond zijn.’

Waarom jezelf dan nog steeds niet underground noemen? Voor Monchen heeft dat met visibiliteit te maken. ‘Ik heb altijd het idee dat underground achter een gesloten deur gebeurt, terwijl wij juist een zo groot mogelijk publiek warm willen maken voor wat we doen.’

Brussel

Brussel verschilt sterk van Gent. Niet alleen is er een veel grotere buitenlandse aanwezigheid, je hebt er ook maar liefst vier officiële instanties die subsidies uitreiken, zelfs al is dat soms niet veel. Behalve bij de Vlaamse Gemeenschap en bij de Fédération Wallonie-Bruxelles kan je als kunstenaar of kunstorganisatie ook nog terecht bij de VGC (voor het Vlaamse culturele luik van de stad Brussel) en de COCOF (voor het Franstalige culturele luik).

Curatorencollectief Komplot kreeg pas in 2015-16 voor het eerst een werkingssubsidie van de Vlaamse Gemeenschap. Voor Sonia Dermience voelt het verlies ervan dan ook nog niet als een grote ramp, maar als Komplot begin 2017 ook naast de Vlaamse projectsubsidies grijpt, zit het met een lastiger probleem. Die Vlaamse steun is momenteel groter dan die van Franstalige zijde, en Komplot kreeg ooit al heel snel na zijn ontstaan in 2002 projectsubsidies toegekend. A priori kan je het Brusselse collectief dus niet tot de underground rekenen, maar Dermience vindt het wel een boeiend vraagstuk. ‘Ons underground-gehalte zit in onze andere manier van kunst presenteren. We begonnen ooit als reactie op het tekort aan interessante gecureerde tentoonstellingen in Brussel en wilden ook het fenomeen van de freelance curator introduceren. Afwisselend werkten we op een eigen presentatieplek en vanuit andere bestaande ruimtes.’

Je wil niet underground blijven. Velvet Underground is ook niet underground gebleven. Zij wilden platen verkopen

Verder houdt Komplot zich ver van ondergrondse romantiek. De kunstenaars die er ruimte en tijd krijgen om te experimenteren, wil Komplot juist graag zichtbaar maken. Als de kunstenaars daarna hun werk willen verkopen, kan dat evengoed. Geld is geen taboe. Dat Komplot na vijf jaar aan de Van Volxemlaan nu huist in een kleine white cube die veel weg heeft van een commerciële galerie, vindt Dermience evenmin een probleem. ‘We zijn niet tegen institutionalisering, laat staan tegen macht. Om te bestaan heb je nu eenmaal macht nodig, en die krijg je dankzij een groter kapitaal. Je wil niet underground blijven. Velvet Underground is ook niet underground gebleven. Zij wilden platen verkopen, zij willen betaald worden voor hun concerten. Ook wij willen normaal zijn in de maatschappij en dus vragen we geld om de artiesten te betalen. Anders overleven ze niet, kunnen ze geen nieuw werk maken. Dat is precies ons politieke statement: beeldende kunstenaars normaal kunnen betalen, omdat ook zij “werkers” zijn. Ook zij moeten belastingen betalen en willen een sociale zekerheid.’

Als kleinere instelling heeft Komplot veel contact met wat er leeft in de stad. Artist run spaces komen en gaan, ze houden het veld dynamisch. Dermience merkt wel dat er meer ruimtes gaan dan komen en dat vele activiteiten minder publiek worden. ‘België en Brussel worden steeds duurder, mensen moeten daar steeds harder voor werken en hebben dus minder tijd om aan kunst te spenderen. Brussel is zijn diversiteit wat aan het verliezen. Enkel die organisaties die geld hebben, blijven bestaan.’ De effecten daarvan op het kunstenlandschap vindt Dermience moeilijk te peilen, maar ze heeft het gevoel dat Brussel wat leegloopt. Jonge kunstenaars keren steeds vaker terug naar eigen land of naar het platteland bij hun ouders. De financiële crisis stijgt van Zuid-Europa steeds meer noordwaarts. ‘Ook door de aanslagen is Brussel heel fragiel geworden. Daarom blijft de dynamiek van artist run spaces zo belangrijk voor het veld. Zij draaien op een grote motivatie, maar zonder geld moet je op zeker moment toch stoppen.’

CLOVIS XV

Zo’n gedreven organisatie is Clovis XV. Anders dan Komplot vertrekt ze niet vanuit een idee van verzet, maar vult ze eerder – zoals Zwart Wild in Gent – een leemte op in het veld. Aan de basis lag in 2014 een groep afgestudeerde klasgenoten die verder wilden samenwerken en ook exposities wilden organiseren. ‘We zijn eerder alternatief dan underground’, verdedigt Julien Saudubray. ‘We werken ongeveer even professioneel als die paar instituten en commerciële galeries waarmee we verbonden zijn. We nodigen artiesten uit die in galeries exposeren, maar soms komen die galeries zelf expo’s organiseren bij ons. We bestaan eerder parallel met hen.’ Voor Saudubray slaat ‘underground’ meer op illegale praktijken zoals in het krakersmilieu, dat zich ook veeleer toespitst op een levendige muziekpraktijk dan op beeldende kunst. Dat Clovis XV middelen te kort komt, vindt Saudubray geen beslissend punt.‘Gek genoeg sterkt dat financiële gebrek juist de energie en de motivatie van de kunstenaars. Het verplicht hen, net als curatoren, om anders om te gaan met problemen en meer uit te wisselen: je helpt elkaar met praktische problemen zoals materiaal of vervoer, of deelt ideeën. Die eerlijke inzet primeert.’

Antwerpen

De invulling van het begrip ‘underground’ blijkt af te hangen van wie het hanteert. Terwijl geen van de genoemde organisaties zich vandaag underground noemt, belanden ze voor buitenstaanders vaak wel in de categorie ‘obscuur’, als tegenpool van grote instituten of commerciële instellingen. ‘Underground is voor mij iets helemaal anders dan wat mijn familie als underground zou bestempelen’, merkt ook Frederik Vergaert van Lokaal 01 op. ‘Zelf heb ik ons nooit als underground gezien. Eerder als marginaal, maar dan in de positieve betekenis: als een soort van buitenstaander, als een alternatieve plek in de kantlijn, waar heel hard gewerkt wordt aan dingen die uiteindelijk wel van belang zouden kunnen zijn voor het grotere geheel.’

LOKAAL01 HaZaVuZu (2008) (c) Tomas Uyttendaele

Die kantlijn is nu aan het bewegen. Net als Croxhapox en Komplot verloor Lokaal 01 zijn subsidies. Op 25 november houdt het zijn Closing Party en sluit het de boeken. Vergaert vindt het vooral jammer dat daarmee veel expertise verloren zal gaan, maar toch is hij niet pessimistisch gestemd. ‘Het circuit dat nu geraakt is, zal verschuiven naar iets anders. Het is eigen aan kunstenaars om zelfredzaam te zijn en steeds nieuwe manieren te zoeken om hun werk openbaar te maken. Er zullen nieuwe initiatieven komen van jonge en misschien zelfs ook oudere of gevestigde kunstenaars, met andere doelstellingen dan een Lokaal 01. Neem Hole Of The Fox, een initiatief van een kunstenaar die zijn atelier openstelt en er kunstenaars in uitnodigt. Die open houding is interessant. Je ziet ze ook bij De Belly, het ijssalon van het kunstenaarscollectief Sorry: een kleine ruimte die aangekocht is door een van de initiatiefnemers, en dus een zelfregulerend initiatief. Tijdens de openingsuren is het ingericht met bijdragen van kunstenaars, waardoor het een soort tentoonstelling wordt. Tegelijk kan je er ook gewoon ijs kopen tegen een vrije bijdrage. De uitbaters zorgen dat ze daarmee genoeg geld ophalen voor hun ingrediënten, maar winst maken ze natuurlijk ook niet.’

Het lijkt Vergaert interessant om die verschuiving te blijven opvolgen, en alles wat er in Antwerpen gebeurt te bundelen en verder te ondersteunen via Antwerp Art. Echte underground-organisaties zullen zich daar wel niet bij aansluiten, vermoedt hij. ‘Factor 44 is nooit geïnteresseerd geweest om op de Antwerp Art-folder te staan. De Scheld’apen waren in het begin ook zo. Die hadden een heel eigen kring van publiek.’

Bestaat de underground in de beeldende kunst dan eigenlijk nog wel? Wie in aanmerking komt, wijst het begrip af als te gedateerd of omdat bepaalde associaties niet overeenkomen met hun eigen positionering. Zelfs Factor 44 is er in 2006 mee opgehouden en heeft de laatste tien jaar als ‘F44 (sic)’ een iets andere vorm aangenomen. Heeft de underground dan geen grond meer? Opvallend is in elk geval dat visibiliteit een belangrijke factor is geworden. Geen enkele van de genoemde organisaties wil nog ‘under’ zijn. Een horizontale relatie met de rest van het veld is belangrijk. Verzet is er nog wel, maar eerder constructief. ‘Fuck the society’ of ‘fuck the art world’ hoor je niet meer. Off spaces, artist run spaces en kleinere gesubsidieerde organisaties vereenzelvigen zich dan wel niet met de grote instituten en de commerciële galeries, maar ze varen wel min of meer dezelfde koers: ze bemiddelen vooral tussen de veilige academische wereld en de harde concurrentie van de grote spelers. Daartussen vormen ze een trechter én een buffer. Allemaal bieden ze tijd en een nieuwe veilige ruimte waar geëxperimenteerd mag worden, zonder dat het resultaat allesbepalend is voor de verdere carrière van de kunstenaars.

Epiloog: Gunther

En toen leerde ik Gunther kennen. Gunther is nu een sculptuur: een zeshoekig houten palet met fietssnelbinders rond een paar grote classeurs, foto’s, kokers met affiches en een wijzend handje van stof. De sculptuur is het volledige archief van Gunther, het multifunctionele atelier van Vaast Colson en Dennis Tyfus, dat van 2010 tot 2012 een plek was voor expo’s, concerten, performances, boek- en platenpresentaties. Ooit was die houten zeshoek hun podium. Gunther was gevestigd in een van de zeshoekige ruimtes in het onpopulaire shopping-centertje uit de jaren 1970, in de schaduw van de Oudaan. Het huurcontract financierden Vaast Colson en Dennis Tyfus uit eigen zak. Onzichtbaar kon je ze niet noemen, in hun haast volledig glazen lokaal. Zelf noemden ze het een ‘transparant beleid’.

‘We hebben ons bewust gehoed voor elke vorm van institutionalisering’, vertelt Colson. ‘Je wordt dan een vaste waarde in een veld dat jou kent en erkent, en dat zorgt voor een ander type bezoeker en verandert het klimaat. Wij hadden daar geen zin in. Ook een vzw-structuur om drank te mogen verkopen en in orde te zijn met Sabam en de verzekering maakt het alsmaar duurder. Voor ons was dat onmogelijk, omdat we beslist hadden om alles zelf te betalen. We wilden ons niet in een situatie werken waarin we ons al zouden moeten legitimeren nog voor we begonnen waren. Onze legitimatie moest voortkomen uit wat we deden. Concreet vertaalde zich dat in een huurcontract voor een werkplek. Bij controle konden wij zeggen dat het ons atelier was en dus privé. Andere mensen uitnodigen werd zo een extensie van onze praktijk.’

de lokale duivenbond of petanque-club is in zekere zin ook underground: ook zij hebben een lokaal karakter én een specialisme.

Het publiek heeft mee bijgedragen tot wat Gunther uiteindelijk geworden is, zelfs al daagden op evenementen vaak dezelfde gezichten op. Dat brengt ons bij een laatste cruciale factor: het netwerk. ‘Underground wordt veelal geassocieerd met niche, met exclusiviteit in de marge rond een heel specifieke “smaak”. Maar het is juist een netwerk dat zich wereldwijd uitstrekt: micro en maxi tegelijk.’ Colson verwijst naar Tyfus’ brede netwerk van muzikanten van over de hele wereld, die in elk land wel een paar plekken kennen waar je dan kan optreden. ‘Zo stond op een gegeven moment Kim Gordon van Sonic Youth in ons publiek!’ Hij concludeert: ‘Underground bestaat, daar ben ik zeker van. Maar de lokale duivenbond of petanque-club is in zekere zin ook underground: ook zij hebben een lokaal karakter én een specialisme.’

Dat Colson over Gunther kan spreken in termen van underground, is wellicht vooral omdat het al afgesloten is. Over projecten waar hij nu mee bezig is – zoals Stadslimiet, ook met Dennis Tyfus – zou hij dat nooit doen. ‘Dat is afstand nemen van iets waar je nog middenin zit, een afstand die je op zo’n moment best niet neemt.’ Zou daarom niemand zijn organisatie ‘underground’ willen noemen? Een onderstroom valt pas op als je een aantal stappen achteruit zet om het grotere plaatje te zien. Een stap in de tijd kan daarbij soelaas bieden.

_Dit artikel is een voorpublicatie uit het komende Underground-nummer van rekto:verso (publicatie begin dec). Op 25 november 'viert' Lokaal 01 in Antwerpen zijn einde met een Anniversary and Closing Party, en met de publicatie 'Connect'. _

Eva Decaesstecker studeerde Kunstwetenschappen, werkt mee met Bâtard Festival en schrijft onder meer voor Kaaitheater en CC Strombeek.