De Laatste Show van Voorkamer

Door Tom Van Imschoot, Isolde Vanhee, op Thu Nov 03 2016 13:56:02 GMT+0000

Eind juni viel de subsidiehakbijl op het kunstenaarsinitiatief Voorkamer, pijnlijk genoeg exact twintig jaar na de oprichting door Rik De Boe en Peter Morrens. In één klap werd de toekomst onthoofd die werd voorbereid, en een sterke traditie van hedendaagse kunst tonen en maken in Vlaanderen. Wat een verjaardagsfeest had moeten worden in de historische Heilige Geest-site in Lier waar Voorkamer al tien jaar tentoonstelt, werd zo onverwacht De Laatste Show, ‘licht misplaatst dansfeest’ inbegrepen. Een gesprek met de oprichters over het leven na de kater.

Eerst het goede nieuws: De Laatste Show is een orgelpunt in majeur. Een selectie van twintig kunstenaars creëerden nieuw werk, of herinterpreteerden oud werk dat ze ooit in Voorkamer maakten. Je voelt er vaak melancholische strijdbaarheid in, zoals in de beklijvende houtskooltekening van Rinus Van de Velde die vertelt over wat overblijft na een laatste performance: ‘only ashes and ruins’. Je leest er natuurlijk een teleurgestelde tot cynische reactie in op de desastreuze beslissing van de Vlaamse overheid aangaande Voorkamer zelf. Maar wat is de tekening in houtskool anders dan een nieuw werk dat weer uit die asse tevoorschijn komt, met de stille vastberadenheid van een woedende feniks?

Frederic Geurts & Hannelore Van Dijck.jpg

Alle kunstwerken tonen in die zin ook een ontroerend grote trouw aan de artistieke energie die Voorkamer zo sterk typeert en die veel artiesten in de voorbije twintig jaar telkens unieke mogelijkheden heeft geboden: een trouw aan de onmogelijkheid om op te houden. Al maakt die onderhuidse en aandoenlijke emotie er de werken niet minder hard op. Of genadeloos, niet het minst voor zichzelf. Frederic Geurts, bijvoorbeeld, bouwde op de binnenkoer van de 17de-eeuwse site een gigantische constructie van houten stellingen die hij voor de opening van De Laatste Show liet instorten. Hannelore Van Dijck, die in 2012 de hele binnenkoer met houtskool betekende, kleurde nu voor de gelegenheid de dansvloer zwart. Sisyfus is in vergelijking een sissi.

Een feest om jezelf uit te wissen? Is dat toch niet licht misplaatst? Evident, maar met de beslissing om Voorkamer niet langer te steunen, treedt de overheid zelf de artistieke traditie met de voeten waaruit de bloei van de hedendaagse kunst in Vlaanderen is voortgekomen: tegelijk lokaal en internationaal, genereus voor de autonomie van de kunstenaar vanuit een intense dialoog tussen gelijken, én altijd avontuurlijk, ook voor het publiek, doordat kunstenaars zelf de toon zetten.

In Vlaanderen wordt iets pas ‘hedendaags’ genoemd als het zijn geschiedenis is ontgroeid, zodat veel mensen denken dat het verhaal van de hedendaagse kunst er een is van witte musea, strakke galerijen en duur succes van bekende namen. Nergens kon je de jongste jaren in Vlaanderen echter meer in aanraking komen met het onorthodoxe pionieren waaruit die hedendaagse kunst werkelijk is ontstaan als in de thematentoonstellingen ‘De kunstenaar zal aanwezig zijn’ (2015) of ‘Hoge horizon. Bruegelland, vroeg 21ste eeuw’ (2014) van Voorkamer in Lier. Of wat te denken van de solotentoonstelling van Sven ‘t Jolle in 2016, waarbij Morrens en De Boe niet alleen voor het eerst diens door O.C.A.M. gedigitaliseerde schetsboeken presenteerden, maar waarin de Antwerps-Australische kunstenaar ook zelf zijn artistieke proces zichtbaar maakte bij de creatie van een nieuw sculpturaal werk. De kloof tussen wie maakt en wie kijkt, kunstenaar en publiek werd zo eindelijk eens overbrugd. En net die kunst maakt de tentoonstellingen van Voorkamer vaak laagdrempelig.

Peter Morrens, De laatste doet het licht uit (2016)

Met een eensgezinde visie op kunst of algemene eenstemmigheid heeft dat niets te maken, met compromisloosheid des te meer. De zin voor dissensus kenmerkt zelfs het gesprek tussen De Boe en Morrens dat de motor vormt van Voorkamer. In hun keuze van een eigen werk in De Laatste Show hebben ze dat verschil ook leesbaar gemaakt, speels en subtiel. Een wand met geconcentreerde tekeningen waarin De Boe de ultieme muziek van de stilte zoekt, draagt op haar rug een zin van Morrens over het vergaan van de tijd die letterlijk uitloopt in een orgelpunt, met aan het einde van de wand een orgel dat ingewerkt zit in een witte baliekist en aan de muur ernaast een getekende speaker. Het wringt en het spreekt tegen, het rijmt in het ongerijmde, maar precies door de spanning tussen beide werken ontstaat een ruimte die ze tegelijk elk tot recht laat komen en op elkaar afstemt –   twee getekende sporen, hoe verschillend ook, van wat zijn geluid is verloren. De ruimte die daardoor ook voor anderen ontstond, wordt nu in elk geval al gemist.

In 1996 huisde Voorkamer nog in Bril nr. 14 in Lier. Waarvan droomden jullie toen?

De Boe: 'Van meet af aan wilden we een tentoonstellingsinitiatief zijn dat gerund werd door kunstenaars, maar tegelijk ook carte blanche gaf aan kunstenaars om hun eigen vocabularium, hun oeuvre en hun denken te tonen. Johan De Wit, Michaël Borremans, Michael Schepens en Johan De Wilde: dat waren onze eerste solotentoonstellingen. Al snel werd den Bril te klein en gingen we op locatie werken of de openbare ruimte opzoeken, niet vanuit een bekeringsdrang, maar gewoon om de dingen open te trekken. Voor Mapping the Vicinity in 2002 trokken we de stad in. Er werden kunstwerken gerealiseerd in hotels en restaurants, maar even goed werd er op de Zimmertoren geprojecteerd. Ook bij dergelijke groeps- en thematentoonstellingen wilden we die carte blanche voor de kunstenaars radicaal blijven doordenken. Daarom wilden we ook weg uit de galerie, waar we uiteindelijk vooral met accrochages bezig waren. In 2003 hebben we dan de Heilige Geestsite ingenomen en konden we de modernistische white cube helemaal achter ons laten.'

Morrens: 'In die tijd werkte ik als restaurateur voor het OCMW en zij hadden hier werkplaatsen. Er zaten toen tijdelijk noodklassen van het BLO in deze ruimtes, maar eens de nieuwe school af was, kwam dit vrij. Voor de allereerste tentoonstelling realiseerde Frederic Geurts – die er nu ook bij is voor De Laatste Show – een gigantische, zwevende ellipsvorm op de binnenkoer terwijl Jens Brand binnenskamers de DVD-projectie Stille Landschaft toonde. Jens wou maar één bezoeker tegelijk binnenlaten en die mocht er ook nog eens zolang vertoeven als hij of zij wou. Kunstenaars mochten en mogen bij ons hun gang gaan en een statement maken.'

Impliceerde de nieuwe plek ook een andere werking?

Morrens: 'De schaalvergroting was niet evident. Bij onze eerste groepsprojecten ging ik er fysiek bijna onder door. Nu hebben we het ganse gebeuren beter onder controle, maar het blijft een tijdsintensief en traag proces. We brengen veel tijd door met de kunstenaars die vaak specifiek voor deze plek iets maken. Sowieso kun je hier geen snelle tentoonstellingen realiseren, alleen al door de fysieke condities van deze plek. Om van de ene ruimte in de andere te komen moet je nu eens een smalle trap op en dan weer een koer oversteken.'

De Boe: 'Sommige werken die hier gemaakt zijn, zijn ook nauw geconnecteerd met de plek, terwijl anderen er meer van los komen en ook elders kunnen getoond worden. De Voorkamermultipels zijn voor ons belangrijk, en niet alleen om wat extra geld op te leveren. Het produceren en publiek maken van het werk komt daarin samen. Ook voor De Laatste Show worden nieuwe werken gemaakt, speciaal voor de tentoonstelling en dus ook voor deze plek.'

Hoe hebben jullie je eigen rol van kunstenaar-curator gedefinieerd?

Michael Ballou, Birds.jpg

Morrens: 'Door met elkaar in gesprek te gaan, maar zeker ook door ontmoetingen met andere kunstenaars. De ontmoeting in New York met Michael Ballou was een belangrijk moment. We hadden toen zelf een tentoonstelling in New York en kwamen toevallig in een garage terecht. We trokken een lade open en zagen zijn werk. We hebben daar en dan besloten om hem in België tentoon te stellen. Hij is tegelijk kunstenaar en curator. Hij maakte aanvankelijk vooral Super 8-films en vroeg mensen om daar geluid bij te maken, gewoon live in zijn garage. Er stond een orgel en een drum in zijn garage, en er hingen props uit zijn films aan de muur, die als een soort personages fungeerden. Iedereen kon gedurende een avond participeren. Er kwamen kunstenaars over de vloer, maar even goed mensen die een reisverslag hadden gemaakt en daar graag wat feedback en ondersteuning bij wilden. “Making exhibitions without the burden of making them”. Zo drukte hij het ooit eens uit in zijn project ‘The Fictive Archive’, waarbij alleen uitnodigingskaarten gemaakt waren zonder de expo’s echt uit te voeren. Hij is hier geweest in 2000 en dan nog eens in 2003.'

De Boe: 'Hij had een systeem om tentoonstellingen te maken waarbij je de publieke ruimte opzoekt en ook openstaat voor voorstellen van kunstenaars en niet-kunstenaars. In de galerij hebben we toen zijn films tegelijk naar binnen toe naar de straat toe geprojecteerd. Voor dat opzoeken van de publieke ruimte was Wim Cuyvers trouwens ook zeer belangrijk. In 2003 hebben we in het Felix Happark in Etterbeek zijn eerste publiek huis / maison publique gebouwd dat dag en nacht open was. Je had er een prachtig uitzicht over het park. Je mocht het huis binnen en je kon het zelfs vanbinnen afsluiten. Omdat de stad vreesde voor overlast, drugshandel en andere scabreuze activiteiten is het afgebroken.'

Hoe verschillen jullie van andere tentoonstellingsinitiatieven? Hoe selecteren jullie bijvoorbeeld?

Morrens: 'We hebben nooit echt een strikt criterium gehanteerd, in de zin van: het moet jong en hedendaags zijn. We selecteren compleet subjectief: wat we goed vinden, tonen we. We cureren wel, maar niet in een kunsttheoretische zin. Ik denk dat curatoren iets meer hun verhaal proberen te stofferen en daar mag dan al eens een werk tussen zitten dat hen persoonlijk minder zegt. Wij kiezen radicaal persoonlijk, maar we moeten het wel eens zijn. We moeten er allebei achter staan, of het gaat niet door.'

De Boe: 'We vertrekken vaak vanuit thema’s die ook in ons eigen werk spelen, maar geven deze thema’s meteen ook uit handen aan de kunstenaars die we uitnodigen. We leggen wel iets op tafel, maar ontwikkelen daar geen theoretisch discours rond. We willen vanuit affiniteiten tussen kunstwerken vertrekken. We betrekken allebei graag de geschiedenis bij het verhaal dat we brengen. We hebben overwegend hedendaagse kunst getoond, maar recent waren er nog de Brueghel-tentoonstelling en de tentoonstelling De kunstenaar zal aanwezig zijn met hoofdzakelijk overleden kunstenaars. We hebben altijd naar het onbekende gezocht, eerder dan het jonge. Wat niet wil zeggen dat jonge kunstenaars niet welkom waren. Integendeel. We geven allebei les en er werden dus ook regelmatig projecten met studenten ingericht.'

Peter Morrens & Rik De Boe (©André Smits / artist in the world).jpg

Waarin verschillen jullie van elkaar?

De Boe: 'Wat mij ertoe bracht om Voorkamer op te richten en wat me nog altijd drijft, is de nieuwsgierigheid naar hoe andere kunstenaars werken, ook als inspiratie voor mijn eigen denken en handelen. Ik denk dat ik – anders dan Peter – daarbij minder vertrek vanuit de context van deze plek en vooral nieuwsgierig ben naar het werk zelf.'

Morrens: 'De manier waarop wij wringen, is zichtbaar in de tentoonstelling, en dat wringen bepaalt ook onze geschiedenis. Die dialoog vormt de motor. Bij mij is het tonen het allereerste doel. Ik wil vooral laten zien waar ik enthousiast over ben, en dat delen. Dat is mijn belangrijkst drive, naast het spreken onder kunstenaars over wat ons fascineert, in het werk, maar ook in de wereld. Ik wil daarbij nooit vertrekken vanuit een soort weten, wat ook vertrouwen geeft aan de kunstenaar om zelf te spreken en te doen. Dat denk ik toch.'

Is dat jullie manier om Voorkamer te onderscheiden van grotere instituten, waar de visie van het museum misschien dwingender is?

Morrens: 'Het gaat inderdaad om de emancipatie van de kunstenaar ten opzichte van de gevestigde instituten, om het streven naar autonomie, het terug opeisen van de kunst voor de kunstenaars. Dat zit in het gesprek aangaan over kleine en formele beslissingen inzake de opstelling, maar ook in de openheid voor deviante denkpistes waar de kunstenaars zelf mee aankomen. Door samen de oplossing te zoeken voor een concreet, logistiek probleem, krijg je een scherpere tentoonstelling en openen zich wegen voor de toekomst.'

De Boe: 'De stemmen van de kunstenaars die hier ooit hebben tentoongesteld, klinken mee in de projecten en tentoonstellingen die we na hen hebben ondernomen. We hebben doorheen onze geschiedenis de herinnering  meegenomen aan kunstenaars die ons pad bepaald hebben. Die kunstenaars hebben hier niet louter tentoongesteld. Ze hebben mee het huis gebouwd. We hebben samen dat traject afgelegd en daardoor zijn tal van kunstenaars ook opnieuw opgedoken doorheen de jaren.'

En wat nu? De overheid zegt jullie ermee op te houden. Zijn jullie dat ook van plan?

Op de langere termijn was het sowieso ons plan om Voorkamer geleidelijk aan door te geven aan andere kunstenaars. Nu stopt het abrupt en dat doet pijn.

Morrens: 'We beraden ons nog over een alternatief programma in 2017. Op de langere termijn was het sowieso ons plan om Voorkamer geleidelijk aan door te geven aan andere kunstenaars, die er al dan niet een andere invulling zouden aan geven. Nu stopt het abrupt en dat doet pijn, in de eerste plaats omdat je twee mensen moet ontslaan. Er waren trouwens al gesprekken met het OCMW om een gemengde invulling aan te geven aan de site. Zo komt er alvast een sociale winkel, waar je voor 1 euro kleren en zo meer kunt kopen. Dat had ook Voorkamer een ander elan kunnen geven. Wij waren net volwassen aan het worden als organisatie en worden nu doodgeknepen.'

De Boe: 'Ik begin in Ninove, waar ik woon, met een nieuw initiatief, dat ook bewust kleinschalig is. Ik toon een weekend lang één kunstenaar, ook vanuit het verlangen om terug te focussen op de kunstenaar en zijn werk, waar in Voorkamer door de grotere schaal, de organisatie soms te veel op het voorplan kwam. Voor mij is het vooral lastig om te verteren dat de beslissing nauwelijks gemotiveerd is. Dat zou je met grotere, meer slagkrachtige organisaties niet moeten proberen. Men gaat er wellicht van uit dat er altijd wel kleine en frisse initiatieven zullen ontstaan, maar als deze niet de kans krijgen om door te groeien, krijg je een schraal landschap waar enkel grote spelers overleven en altijd maar andere kleintjes zich tijdelijk drijvende weten te houden.'

Tom Van Imschoot en Isolde Vanhee zijn allebei redacteur van rekto:verso en docent aan LUCA School of Arts.

De Laatste Show loopt nog tot 13 november in Voorkamer in Lier. Voor meer informatie: www.voorkamer.be