De kracht van klei
Door Tom Rummens, op Fri Sep 19 2014 11:39:38 GMT+0000Hoe onttrekt een jongeman zich aan de klei waaruit hij voortkomt? Woest trekkend aan zijn eigen wilde haren? Of toch eerder bedachtzaam, met een zekere fascinatie en respect voor de afkomst? In zijn nieuwe roman De jongste zoon dribbelt Bart Meuleman door zijn verleden, op zoek naar wat hem vormde, als mens en als kunstenaar. Het levert een verhaal opdat soms bijna gênant persoonlijk is, maar dat er tegelijk in slaagt om zijn weg vanop een afstand te overzien. Zelfinzicht en cultuurkritiek gingen nooit eerder zo liefdevol samen op wandel, daar in de stille Kempen.
Bart Meuleman werd geboren in Turnhout. Liep er school, was de jongste zoon van een eenvoudig gezin. Opgegroeid in een nieuwbouwwijk, waarvan de oplevering al aan het begin van De jongste zoon de aanleiding is voor een formidabele metafoor die het boek omspant. Meuleman vertelt over de zandberg die overbleef na de bouw. Zijn ouders besloten hem te laten liggen; de kinderen en hun vrienden waren in de wolken met zo’n dankbaar speelterrein. Algauw zit je als lezer gevangen in de taal van Meuleman, meanderend en toch secuur. Hoe hij de berg en zijn spelmogelijkheden eerst ziet, om dan genadeloos te eindigen en het verhaal aan te vatten: ‘Dit zandvlak,’ schrijft hij, ‘een eiland voor kinderen, is gedoemd om ooit in de wereld op te gaan.’
Hoe mooi en zorgeloos die kindertijd ook lijkt te zijn geweest, op latere leeftijd lag het avontuur in Turnhout niet voor het grijpen: je moest er zelf naar op zoek. Naar muziek die je niet op de radio hoorde. Naar beeldende kunst die onmogelijk leek. Naar alles wat buiten de lijntjes kleurde. Het leven leek een eindeloos verlangen naar alles wat ongrijpbaar was, en Antwerpen was het walhalla: ‘De vrouwen zijn bijzonder mooi soms, en altijd onbenaderbaar. Ze lopen in bonte kleren over de Meir, de centrale winkelstraat, met een gemak alsof ze hier thuis zijn. Hoe kan men hier thuis zijn?’ (p. 84) Het contrast met Turnhout is niet eens het grootste probleem, wel het feit dat Turnhout voortdurend de belofte inhoudt om grootser te zijn dan het in werkelijkheid is. Ja, er is een platenwinkel. Maar de muziek die er echt toe doet, komt er niet of pas veel te laat binnen. Turnhout moet op Meuleman het effect hebben gehad van een eerste liefje dat leuk maar net niet mooi genoeg is: natuurlijk ben je gecharmeerd door haar aandacht, maar ze roept vooral het verlangen op naar meer, en beter.
Onvermoede passie
Turnhout moet op Meuleman het effect hebben gehad van een eerste liefje dat leuk maar net niet mooi genoeg is
Meuleman wil het dus maar al te graag, thuis kunnen komen in een grote stad. Maar dat klinkt veel eenvoudiger dan het is. In De jongste zoon legt hij uit dat zoiets geen kwestie is van breken met het verleden en zonder meer iets nieuws beginnen. Meuleman is doordrongen van het bewustzijn dat het verleden in hem zit. Hij zal er later nog vaak naar terugkeren: pas door uiteindelijk wel degelijk thuis te komen in de stad, begrijpt hij wat het grote dorp Turnhout hem eigenlijk allemaal al opgeleverd heeft. Of hij ze nu opdeed in Turnhout tijdens zijn jonge jaren of later, tijdens zijn studententijd: het zijn de ervaringen van toen die hem hebben gevormd.
De voorbeelden zijn talrijk. De romans van Leo Pleysier of de ontregelende gedichten van Hans Faverey (‘Dit is krankzinnig. Ik weet bij god niet waar dit over gaat. Even gulzig als geschokt lees ik een volgend gedicht. Ieder woord rukt aan de ketting van mijn verbeelding’). De platen van Nico en van talloos veel duistere bands, of de kunstzinnige hoezen van die platen. Het vroege, grensverleggende theaterwerk van Jan Decorte. En de kritieken erop, uitgesproken in het legendarische radioprogramma Happening, door Wim Van Gansbeke, de recensent waar iedereen bang voor was. Meuleman beschrijft hoe hij het programma beluistert terwijl hij in zijn bed ligt. Kampt hij met een depressie? Is het allemaal te veel, te overweldigend voor de jongen uit de provincie? ‘Het mechaniekje dat me in gang moet zetten, geraakt maar niet opgewonden.’
Zou iemand op dat moment ooit hebben vermoed dat Meuleman later op zoveel artistieke vlakken bewondering zou afdwingen? Hij schreef dichtbundels en maakte kinderboeken, een televisiereeks (Duts, samen met Herwig Ilegems), maar is toch vooral bekend voor zijn theater. Eerst De smerige trilogie, die hij samen met Herwig Ilegems, Mark Verstraete en Kyoko Scholiers maakte. Het was een bizarre vertoning, donker, expliciet, een ode aan de onderkant van de mens. Ik zag de voorstelling als jonge twintiger, op een moment dat ik ook nog niet zo heel lang in grotere steden thuis was, en heb er wekenlang over lopen malen: was ook dit theater? Kon dit wel, mocht dit dan ook? Natuurlijk wel, alleen was ik daar toen nog niet zo zeker van, en dus werd De smerige trilogie voor mij ongetwijfeld een van de belevenissen die mij hebben gevormd. Later viel Meuleman op als schrijver van het indrukwekkende Martens bij NTGent, over het leven van Wilfried Martens. En de laatste jaren vooral als schrijver en regisseur bij Toneelhuis, met rustiger, bedachtzamer werk – op zoek naar schoonheid nu, eerder dan naar een manier om de boosheid van zijn eerdere werk te kanaliseren.
Toch komt in De jongste zoon nog een onvermoede passie naar boven. In de architectuur die hij beschrijft, vindt Meuleman de ultieme vertolking van het spel dat hem zo interesseert in kunst: het spel tussen wat mogelijk en onmogelijk is, tussen vernieuwingsdrang en conservatisme, en ultiem ook tussen eerlijk blijven aan jezelf en plooien voor het grote succes. Het moeten zoektochten zijn die Meuleman zelf als geen ander kent. Hij vindt ze terug in de bouwwerken van architecten als Paul Neefs, Jef Schellekens en Lou Jansen, in het bijzonder in de huizen die ze voor zichzelf bouwden, bouwsels die allicht hun meest persoonlijke handtekening dragen. De hoofdstukken daarover nemen vaak de vorm aan van heuse essays. Het persoonlijke verhaal wordt daar verlaten, maar je voelt in alles wat hij schrijft het verlangen om in het hoofd van de architecten in kwestie te kruipen. Het is in die verhalen over architectuur dat Meuleman de meest fascinerende getuigenissen aflegt van hoe zijn leven doortrokken is van kunst, en de strijd tussen droom en daad.
Alles is van Aa
In de architectuur die hij beschrijft, vindt Meuleman de ultieme vertolking van het spel dat hem zo interesseert in kunst
Met De jongste zoon schreef Meuleman een _coming of age-_verhaal dat herkenbaar en tegelijk verhelderend zal zijn voor velen. In een bijzondere mengeling van autobiografie, essay en roman plaatst hij zich in het rijtje waarin we ook de beginnende David Van Reybrouck (De plaag) en Joris van Casteren (Lelystad en Het been in de IJssel) terugvinden. Het is literaire non-fictie van de meeslependste soort, literatuur die via de werkelijkheid de zielen beroert. De manier waarop Meuleman hier via zijn beschouwingen over kunst en cultuur tot waarheid en zelfinzicht komt, is tot op het bot doorleefd. Lineair verloopt het allerminst. Meuleman dribbelt, zijn tekst zit vol schijnbewegingen, hij gaat vooruit, achteruit, van Turnhout naar Antwerpen, Brussel en weer even terug om nog iets op te halen.
Door dit alles loopt de Aa. Een zijrivier van de Kleine Nete die ontspringt ten noorden van Turnhout. Het is een kleine rivier die vele, nog kleinere beken en sloten opslorpt en uiteindelijk uitmondt in … de Schelde, uiteraard. Meuleman komt er voortdurend op terug, het is de metafoor bij uitstek voor zijn wording als schrijver. Mensenlevens stromen, het zijn processen die je vormen. De oorsprong is belangrijk: het is de kracht van de klei waaruit je voortkomt, die je vormt tot wie je bent. Daarover gaat De jongste zoon. Verbluft en bedwelmd sla je dit boek dicht, en je begint te piekeren: hoe is dat eigenlijk bij mezelf gegaan?
Tom Rummens coördineert de internationale werking van HETPALEIS.
Bart Meuleman, De jongste zoon, Antwerpen/Amsterdam: Querido, 2014.