De herontdekking van de fotografie

Door Jorre Both, op Wed Nov 27 2013 14:27:14 GMT+0000

Binnen de actuele fotografie tekent zich een tendens af die terugleidt naar de kern van de fotografie, als reactie op de overdaad aan digitale informatie die we dagelijks voor de kiezen krijgen. Zo luidt de stelling van Huis Marseille in zijn overzichtstentoonstelling De herontdekking van de wereld, met werk van een groot aantal Nederlandse fotografen.

Huis Marseille, een van de twee Amsterdamse musea voor fotografie, is met een tweede grachtenpand in oppervlakte verdubbeld, en dat wordt met De herontdekking van de wereld groots gevierd. Maar liefst veertien fotografen tonen nieuw, veelal nog niet eerder gezien werk. Daarmee plaatst de expositie zich in een grootse traditie van groepstentoonstellingen in de fotografie. Invloedrijke initiatieven als The Family of Man (MoMA, 1955), New Documents (MoMA, 1967) en New Topographics (George Eastman House, 1975) wisten nieuwe fotografen, tendensen en stromingen aan de wereld te introduceren. Soms kan het bij groepstentoonstellingen echter ook verkeerd gaan: in het slechtste geval wordt een titel of thema al te kunstmatig op een samenraapsel van kunstenaars geplakt.

Gezien de enorme veelzijdigheid aan werk in De herontdekking van de wereld – van de bijna klassieke portretten van Hellen van Meene tot de fotografische vrijheid van Popel Coumou – zou een cynicus kunnen zeggen dat die losse verknoping ook in Huis Marseille aan de hand is. Gelukkig hebben de deelnemers aan de expo direct een aantal kenmerken gemeen: ze zijn Nederlands, ze behoren tot dezelfde generatie, ze zijn up-and-coming. Toch zag het museum zich genoodzaakt een naamplaatje aan het geheel te hangen, al was het maar om de kakofonie voor ons behapbaar te maken. Alleen, hóé herontdekken die fotografen voor ons de wereld? Wat doet hen in essentie samenhangen?

De gratie van donker

Aan kwaliteit geen gebrek in De herontdekking van de wereld. De beste foto uit de tentoonstelling hangt zelfs als ‘extraatje’ in de gang. Het is een werk van Awoiska van der Molen, wier eigen zaal (een prachtige rode stijlkamer) ook in de tentoonstelling zelf voor het hoogtepunt zorgt. De foto (‘#212-7’, 2009) toont ons bijna niets: pas wanneer we goed kijken, zien we dat het nachtelijke zwart een bergtop verhult. Het subtiele spel van twee tinten zwart wordt enkel doorbroken door twee kronkelende witte lijnen, die water of ijs moeten zijn. Een tegelijk eenduidiger en ondoordringbaarder beeld is hier niet te vinden.

59_Both_Awoiska van der Molen - #351-7.jpgVan der Molen is zeer bedreven in het vereenvoudigen van haar omgeving, voornamelijk door die in het donker te fotograferen. Al wat overblijft, zijn contouren – details zouden alleen maar afleiden van de compositorische kern. Het zou je bijna bang doen worden van de ondoordringbaarheid van de nocturnes, waaruit elk moment een griezel kan opdoemen. De fotografe kent die angst blijkbaar niet: zij zoekt de eenzaamheid en eeuwigheid op, weg van alle mensen en hun vluchtigheid – met een beetje fantasie kan je zeggen: weg van de beeldcultuur. Haar zorgvuldig gemaakte werk, zowel in opname- als afdrukproces, raakt daarmee aan het sublieme en het spirituele. Het visuele effect wordt eenvoudig, maar treffend geduid in de begeleidende tekst: ‘Fotografie bestaat bij de gratie van het licht, maar de landschappen op de foto’s van Awoiska van der Molen doemen juist op uit het donker.’

Wie een omgeving fotografeert, wordt al snel geconfronteerd met chaos. Het is moeilijk een volledig blikveld te reduceren tot een rustige, overzichtelijke compositie. Dat lukt een aantal fotografen in de tentoonstelling echter wonderwel. Naast Van der Molen is het meest sprekende voorbeeld Simon van Til. Zijn twee foto’s, ‘Night’ (2012) en ‘Light over Horizon (Sunset to Nautical Twilight)’ (2012), bestaan hoofdzakelijk uit de kleur blauw en zijn beide weergaven van de nacht. Met de laatste creëerde Van Til de moeder aller zeegezichten, door zijn camera op de horizon te richten en de sluiter gedurende de volledige schemering open te laten. Wat overblijft, is een spiegelgladde zee, visueel enkel van de lucht gescheiden door de donkere lijn van de horizon. Huis Marseille weet wanneer het de bezoeker van extra informatie moet voorzien: alleen bij Van Til worden de individuele werken uitgelegd. Zónder context zouden we slechts blauwe vlakken zien. Mét context zien we een briljante zoektocht naar de kern van de fotografie.

De drang naar eenvoud is een duidelijk te onderscheiden thema in de tentoonstelling

De drang naar eenvoud is een duidelijk te onderscheiden thema in de tentoonstelling.Het duo Scheltens & Abbenes, dat zich veel bezighoudt met reclamefotografie, gaat daar heel ver in. Zij zoeken de eenvoud in compositie, textuur en kleur. In hun serie van oogschaduwpaletten duwen ze de lens zo dicht op de objecten dat ze ondefinieerbaar worden. Zonder ankerpunten weten we niet waar te kijken, op zoek naar het kleine deel van de foto dat scherp is. Het zou bijna frustrerend worden als de pastelkleuren niet zo oogstrelend waren geweest. Hun andere getoonde werken zijn bijna monochroom, waarin het zwart van een stropdas of schaduw hard afsteekt tegen smetteloos wit. Hun kracht zit in de verraderlijk ‘makkelijke’ plaatjes, die ongetwijfeld niet makkelijk te creëren zijn.

Intens geel en blauw

Opvallend is ook de specifieke manier waarop een aantal van de fotografen met kleur omgaat: zowel Scarlett Hooft Graafland, Viviane Sassen als Elspeth Diederix concentreren zich op extreme contrasten en (haast) onnatuurlijke kleuren. Sassens ‘Giallo’ (2013) draait om het intense geel van een handschoen, en hoe dat contrasteert met de donkere huid en de blauwe broek van de jongen die hem draagt. Op een foto van Hooft Graafland, ‘Blue zebu’ (2013), zien we een felblauwe wateros, gefotografeerd in zijn natuurlijke habitat. Alleen de kleur van het dier wijkt af van de werkelijkheid, waardoor een subtiel surreële – of dat al te vaak gebruikte woord: ‘vervreemdende’ – wereld wordt geschapen. Het grote verschil tussen de twee is dat Hooft Graafland ingrijpt in de natuur door het dier zelf blauw te verven. Dat zou allemaal nogal suf kunnen zijn, ware het niet dat het op de afdrukken ontzettend goed werkt. De kleuren spatten van het beeld. Meer heb je soms niet nodig.

59_Both_HARTMANN_03.jpgBlijkbaar zijn de aanwezige fotografen in verschillende groepjes op te delen. Zo hebben we er nog een: de experimentele groep. Hun zoektocht naar andere manieren om met het medium fotografie om te gaan, gaat vaak gepaard met andere kunstuitingen. Zo gebruikt Ilona Plaum met zwarte stift gestipte achtergronden als basis voor haar foto’s. Die doen rare dingen met het menselijke oog: vormen lijken te veranderen, vlakken lijken te bewegen. Veel meer dan een visuele gimmick wordt dat echter niet. Tussen het werk van haar tijdgenoten blijft dat van Plaum nauwelijks overeind. Katja Mater gebruikt de camera dan weer enkel om haar tekeningen op papier vast te leggen, maar door die documentatie op dezelfde wijze te presenteren als de tekeningen, verworden ook zij tot autonome kunstwerken. Een serie afbeeldingen van één tekenwerk in verschillende stadia en in verschillende media werkt een tikkeltje verwarrend, waaruit blijkt dat fotografische experimenten ook leuk kunnen zijn om naar te kijken.

De tentoonstelling bevat een eenling die niet onvermeld mag blijven: Eddo Hartmann. Ook zijn werk staat buiten de beeldcultuur, maar het gaat ver om te zeggen dat het die bewust afzweert. Het onderwerp van deze serie leent zich er simpelweg niet voor. Hij keerde terug naar zijn ouderlijk huis, om het precies zo aan te treffen als hoe het gezin het in 1987 in allerijl had achtergelaten. Zijn foto’s, aangevuld met kiekjes en kindertekeningen van vroeger, vormen een indringend persoonlijk document, een sentimental journey die ook ons als beschouwers niet onberoerd laat.

Niet in elke ruimte is de kwaliteit zo hoog. Juul Kraijers schijnbaar inhoudsloze portretten van een hoofd met een dier (slang, uil, lieveheersbeestje) zijn erg strak, maar lijken pseudopoëtisch te verwijzen naar iets wat ons nooit helemaal duidelijk wordt. De begeleidende tekst noemt het ‘een zekere tijdloosheid’; ik noem het cheesy. En als je goed oplet, vind je in de ‘lichthof’ van Huis Marseille ook nog een onduidelijk werk van Tanya Long, dat zonder een camera tot stand is gekomen door objecten direct op het fotopapier te projecteren. Dat is een interessante manier om met fotografie te experimenteren, maar van het resultaat – een patroon van ondefinieerbare vormen – worden we niet veel wijzer.

Iedereen kan fotograferen

Toch moge het duidelijk zijn: het is een genot om door de veertien tentoonstellingszalen te dwalen. De herontdekking van de wereld presenteert zichzelf als een stand van zaken binnen de hedendaagse fotografie, en achteraf kan je enkel concluderen dat de kwaliteit ervan hoog ligt. Bijna zonder uitzondering zijn deze jonge Nederlandse fotografen op dit moment op de top van hun kunnen. Met gerespecteerde namen als Viviane Sassen, Elspeth Diederix en Hellen van Meene, die momenteel ook een tentoonstelling deelt met Ata Kandó in Bergen, spelen we moeiteloos mee op het internationale veld. Dat niveau veertien fotografen lang vasthouden, is evenwel te veel gevraagd – vooral als je de allergrootsten, zoals Rineke Dijkstra, Erwin Olaf en Inez van Lamsweerde, achterwege laat.

Het is een genot om door de veertien tentoonstellingszalen te dwalen

De gepresenteerde fotografen in De herontdekking van de wereld delen meer dan hun nationaliteit. Elk op hun manier reageren ze op de dominante hedendaagse beeldcultuur.Huis Marseille stelt daarover een relevante vraag: hoe gaan ‘echte’ fotografen om met een wereld waarin iedereen onbeperkt foto’s kan maken en delen dankzij digitalisering? Volgens de tentoonstellingsmakers zou het medium slechts nog een drager van informatie zijn, en tot op zekere hoogte hebben ze daar gelijk in. Foto’s zijn voor velen niets anders dan de ideale manier om aan anderen te laten zien wat zij waarnemen. De esthetiek ervan wordt echter wel degelijk in stand gehouden: niet alleen kan iedereen een foto maken, iedereen kan ook wel eens – al dan niet toevallig – een móóie foto maken. Wat maakt de ene foto dan wel en de andere niet ‘artistiek’? Meer dan ooit heeft de generatie professionele, artistieke fotografen die in deze beeldcultuur is opgegroeid, concurrentie van amateurs.

59_Both_Hellen van Meene, Four Elements.jpgVeel van de deelnemers aan de tentoonstelling trekken zich terug in hun eigen fotografische wereldjes, om hun werkelijkheid in kaart te brengen door zich te concentreren op de specifieke aspecten van het medium, het wezen van de fotografie: ‘kijken, licht, kleur, reflectie en experiment’. De beeldcultuur, die zo bepalend is in ons dagelijkse leven, speelt daar nauwelijks een rol:we zien geen reclame-uitingen, geen internetbeelden, enkel ‘pure’ fotografie. Ook de aan de beeldcultuur inherente snelheid van kijken gaat er niet op. Het werk biedt geen makkelijk behapbare plaatjes, maar dwingt tot concentratie en contemplatie. Door middel van de fotografie doen de makers iets eigens met de plek die ze vastleggen. Vaak is die plek zelfs zorgvuldig bewerkstelligd of geënsceneerd. Het experiment is belangrijker dan de werkelijkheid. Dat is wat hen onderscheidt van de amateurfotograaf.

Terug naar de titel van de tentoonstelling: wat er te herontdekken valt aan een wereld die al zo uitgebreid in beeld wordt gebracht, zit vooral in het technische en het persoonlijke. Om de lading volledig te dekken, en om de verwachtingen bescheiden te houden, had Huis Marseille de tentoonstelling beter De herontdekking van de fotografie kunnen noemen.

Jorre Both is kunsthistoricus en freelance fotografierecensent.

De herontdekking van de wereld is tot 8 december te zien in Huis Marseille, museum voor fotografie, Keizersgracht 401, Amsterdam.