De hedendaagse Belgische fotografie in the picture (2)

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Er zijn behoorlijk wat goede fotografen in dit kleine land. Slechts een klein deel ervan geniet echter een zekere bekendheid. Het grootste gedeelte is niet of alleen bij een select publiek bekend. In deze reeks laat Niko Hafkenscheid vijf minder bekende, maar uitstekende Belgische fotografen over hun werk aan het woord. Vorige keer was Lou M.C. Mulder aan de beurt, deze keer is het aan Annelies de Mey en Annemie Augustijns.

Het is zondag 21 september, autoloze zondag, en Ganshoren krijgt onverwachts een ander gezicht. De anders drukke Wereldtentoonstellingslaan ligt er uitgeteld bij en voor het eerst lijkt het gebied, paradoxaal genoeg, eens níet ontvolkt. Ik sta te kijken van het feit dat de bewoners van deze Brusselse uithoek ineens op straat te zien zijn. Op andere dagen leek de buurt zijn zielen voorgoed te hebben opgeslokt in de stenen mastodonten uit de 50'er jaren die de wegkant afranden en maakte de gemeente een levenloze en hermetische indruk. Net een kuststad in de wintermaanden.- Vandaag is het anders. Voor één keer hoeft het park van de basiliek niet alle wijkbewoners op te vangen. Nu zorgt de brede laan al voor een portie bevreemdende rust.

In een verre zijstraat van die laan, al tegen Jette aan, heb ik mijn afspraak. En op weg erheen begin ik te begrijpen waarom Annemie Augustijns (19XX) in dit desolate stadsdeel woont. In haar foto's valt namelijk meteen een voorliefde voor de beklemmende excessen van de beschaving op. Ze heeft een neus en een passie voor plekken zoals deze, die bijzonder zijn omwille van hun opzichtige, vaak lelijke uiterlijk. In het fotoboek dat ze me gaf, staan daarvan vele voorbeelden. Een foto van een merkwaardig interieur met een reeks witte plastic stoeltjes, in een halve maan voor een muur met witte plastic bloempotten, roept de pepermuntachtige sfeer op van onbeschilderde tuinkabouters en laat zien hoe lelijk teveel 'wit' kan zijn. In een foto van een reusachtig, leeg zwembad, waarbinnen de voorbereidselen voor een groots eindejaarsfeest zijn getroffen, voel je de doodse sfeer van een obligaat festijn en zijn richtingloze tristesse. Verder een hypercleane inkomhal van een hotel of bureaucomplex , een eenzame caravan zonder poten, een vreemd, monsterachtig rotsblok met een hek errond,... allemaal met eenzelfde haarscherpe lens vastgelegd en bevroren onder een wezenloze blik.

Het is een heel kleurrijke reeks die in het boekje van Annemie Augustijns staat, met een obsessionele nadruk op de uitzinnigheden in de menselijke leef- en werkomstandigheden, en met een zin voor merkwaardige materialen en vreemde ruimtelijke schikkingen. Het lijkt er soms op dat er in die stillevens gespot wordt met de dingen, dat er een vorm van bittere verbazing aan ten grondslag ligt. Maar die visie is niet vol te houden. Haar fotografie is beslist te esthetisch en te verzorgd om haar cynisch te kunnen noemen. Bij nader inzien is het toch een liefdevolle mildheid voor de bizarrerieën van haar omgeving die de grondtoon is van haar werk. Als ik het ontwerp voor een toekomstige tentoonstelling te zien krijg waarin ze samen met Annelies de Mey en Freya Maes werk zal tonen, valt alleszins het grote contrast op met de foto's van die laatste. Maes' portretten belichten ook stukjes excessieve werkelijkheid. Haar foto's zijn cynisch, roepen soms walging op. Augustijns foto's behouden een zachte toets, houden de walging buiten het beeld en tonen, een beetje braver, stillevende ruimtes. Ze betrekken je in eerste instantie in een wandeling door een esthetisch rariteitenkabinet, een bundeling of opsomming van markante visuele ervaringen.

Ik kende Annemie Augustijns niet voor ik Annelies De Mey (19XX) opbelde. Maar ze zijn partners, en ik kon haar werk meteen naar waarde schatten bij mijn kennismaking met haar levensgezellin. Ik vond dat ze erbij moest zijn voor het gesprek dat ik met haar had geregeld. Het werk van Annelies de Mey kende ik wél. En ik heb haar opgebeld omdat ik vooral nieuwsgierig was naar haar nieuwste werk, dat ze al een tijd lang binnenshuis verborgen houdt. Ik kreeg het te zien: een mooie reeks palladiumprints waarvan een sombere intensiteit uitgaat. Een door en door romantische esthetiek die mij doet denken aan sommige schilderijen van David-Caspar Friedrich en aan het joodse kerkhof in Praag.

Haar foto's werken op een heel andere manier bevreemdend dan de foto's van Annemie Augustijns. In het boekje dat ze me gaf vang ik een wat lugubere sfeer op bij een foto van een merkwaardige binnentuin met afgetopte, trolachtige sparren. Ik voel de geladenheid van een sombere foto met twee geheimzinnige kleedhokjes. Eenzelfde 'unheimlichkeit' in vele andere foto's ook: drie met zakken overtrokken figuren in een sneeuwlandschap, een onder een reusachtig net gevangen speeltuintje,... Ze halen hun betekenis niet onmiddellijk uit de informatie die de vastgelegde plekken in zich dragen, maar uit een lichte technische verduistering, uit de manier waarop haar uitverkoren plekken door de lens en de print worden gekneed. Haar beelden lijken weg te vluchten van het realistische daglicht en zoeken de sereniteit en de eenvoud op. Ze zuigen de buitenwereld op in een persoonlijke mist. Misschien maken ze daarom ook zo'n moeizame en eenzame indruk. Alsof ze met weerzin voor de evidenties van de buitenwereld zijn gemaakt.

Met een soortgelijke weerzin voor de obligate evidenties van het kunstkritische gesprek, zit ook ik aan tafel bij mijn gastvrouwen. Het is nooit mijn favoriete uitgangspunt geweest om circulaire, kritische denkspiralen tot precieus lees-of praatvoer te verheffen, zeker niet als ze betrekking hebben op 'kunst', een fenomeen waarvan ik mij de kern koppig en ongenuanceerd blijf voorstellen als een gevoelsbom met een in wezen anarchistische, geïsoleerde en zalig aberrante pleidooischuwheid. Over de evidentie en de essentie van kunst valt namelijk echt moeilijk te praten, me dunkt. En -als we niet eindeloos en academisch verziekt willen nuanceren- de troeven en valstrikken van dat praten zijn immers ook steeds dezelfde: de theoretische analyse kan verhelderen, maar wordt al snel repetitief en saai, -de persoonlijke mening kan herkenbaar of confronterend zijn, maar behoudt een stevig incrowd-gehalte, -de nette en degelijke schriftuur kan deugd doen, maar haar gladheid komt snel onrealistisch en pedant over, -de sympathieke, empathische bijsturing kan aardig anticiperen, maar de finale afwikkeling gebeurt op een andere schaal, -de politieke inslag verrast, verbreedt en schudt wakker, maar lijkt sterk op een moraalles zonder leerlingen. Voor elk wat wils, zeker,...maar ontroerend, inspirerend of hypnotiserend kan ik zo'n afwikkeling daarentegen zelden of nooit beleven, dat merk ik ook nu weer.... In de dubbel aangebrachte hypocriete waas rond deze speciale zondag wordt ik ineens meer dan ooit getroffen door de behoefte om de fenomenen kunst en kunstkritiek uit mijn hoofd te bannen. Beide begrippen verloren hun betekenis toch al nu ze in de schaduw kwamen te staan van de wat griezelige banaliteit van deze dag. Want het is allereerst al zo'n trieste dag, een autoloze zondag. Niet omdat er geen auto's rijden, maar omdat er, voor het zeven uur wordt, een onbetrouwbare gemoedelijkheid om elke straathoek loert en omdat het contrast met wat er na komt beslist te groot is om niet verdacht te zijn. En onder deze specifieke omstandigheden - met de druk van mijn luisterrijke ondervragersrol in de rug en in de verdachte atmosfeer van een uitgestelde ramp- móet ik me bovendien sneller dan anders opgeslokt voelen door de onmiddellijke wereld en zijn verraderlijke werkelijkheid, dan door zijn afstandelijke en precieus georganiseerde kunstzinnige deelverzamelingen. Want ik maak me druk, terwijl ik hier zit, over de banaliteit van dé en míjn werkelijkheid als zodanig. Ik vraag me af of ik die werkelijkheid in feite wel beleef in mijn rol als journalistieke indringer. En of die rol eigenlijk wel iets met 'kunst' te maken kan hebben, de werkelijkheidvervanger en —detector die voor dit tijdschrift aan de orde is....

Laat het duidelijk zijn: ik hou, zoals u, veel van kunst en creativiteit, precies omdat ze die verwarrende werkelijkheid soms prachtig kan uitwissen of subtiel uitvergroten. Ik kan zelfs zeggen dat ik ze erg, erg nodig heb, ja zélfs dat ik mij wel eens op mijn gemak voel bij haar,...,maar ik geloof dat dat ook kan zonder de begeleidende en verduidelijkende woorden te zoeken voor de inhouden die erin worden opgerakeld. Want woorden hebben in se weinig te maken met die noodzaak van het streven naar esthetische redding of het welbehagen ervan, op welk maatschappelijk of artistiek niveau die ook betekenis krijgen. Oordelende woorden zijn binnenskamers misschien zinvolle richtingaanwijzers voor de dynamiek van de persoonlijke smaakhiërarchie of van de creativiteit, buitenshuis lijken ze in deze tijd al vaak onbetrouwbaar luxueuze middelen om de tijd te passeren. Ze horen thuis in het rijk van georganiseerde luxe en niet in de stroom van het 'doen'. En als men in de eerste plaats in dat 'doen' en in het proberen en beleven dat ermee samenhangt wil geloven, moet men geloven dat de 'kunst' , precies omdát ze zo nauw samenhangt met een persoonlijke nood of luxe in het 'doen', ook altijd haar persoonlijke plan zal trekken, met of zonder geld, mediamieke belangstelling of kritiek...

Maar wat er ook van zij en hoezeer u ook geen waar voor uw geld dreigt te krijgen, hier aan tafel wil ik dus nogal wat graag even níet het makke gevoel hebben dat ik een diepgravende stem ben, zoals dit format uiteindelijk toch vereist. Nog liever wil ik even níet de indruk krijgen dat over alles redelijk, genuanceerd en kritisch kan gepalaverd worden, zoals de sociale etikette voorschrijft. En liefst -tenslotte- wil ik nu even níet het verlangen hebben dat de kunstwereld -kunst of kunstkritiek of nog kleiner- overkoepelende betekenissen voortbrengt en dat er hier en daar sceptisch en met burgerzin moet bijgestuurd worden aan vorm of inhoud van een van beide. Nu heb ik, als ik mijn hart geloof, alleen behoefte aan de intrinsieke schoonheid van de teugelloze leegte!

Als ik vier uur later buitenstap, valt het nog mee. Het valt me nog op dat de jonge, vaak allochtone inwijkelingen niet passen bij de residentiële blokken die Ganshoren vroeger trots moesten maken. Een oude, uitgetelde en in het verleden genestelde generatie wordt nu afgelost door een nieuwe, verkwikkende en ontheemde. Het is een goede zaak. En ze lijkt een economische logica te hebben, ook al blijft het maar een gekke combinatie, die tanende, ooit witgekalkte flats met hun donkere inwoners. Maar ondertussen is het weer uitkijken waar je loopt. Het is vijf over zeven. Het geraas doet goed aan de oren.

Ik reik Annelies De Mey en Annemie Augustijns het fotoboek 'An economy of truth' van Lou M.C. Mulder, mijn eerste interviewee, aan. Beide bladeren zedoor het boekje. Ze zwijgen en kijken geconcentreerd. Af en toe wordt vagelijk een zin begonnen: 'ik zie nergens een tijdsbeeld', 'nogal anekdotisch', 'er staan overal data en plaatsnamen bij',... Het is duidelijk voelbaar dat er wordt gezocht, beleefd, geoordeeld, maar aan de tuintafel zetten lange tijd slechts stiltes en voorzichtige abstracties de toon. Er wordt geen duidelijk waarde-oordeel gegeven, er komt geen schouderophalen, gelach of besliste bewondering. Klaarblijkelijk is het voor beide fotografes moeilijk om voor de vuist een mening te formuleren over het werk van hun collega. Ik vraag me af of het aan de situatie ligt, aan de intrinsieke vreemdheid die bestaat rond een dialoog over esthetische beleving of gewoon aan het feit dat ik hen ermee overval**...** Dan geeft Annelies de Mey onze ontmoeting een richting:

ADM:...Ik geloof heel zeker dat je, als je van een plek een foto gemaakt hebt, die foto voor jou sterke herinneringen oproept aan die plek...Je weet nog wat je voor en na het nemen van een foto hebt beleefd of gedaan. Ik hoorde laatst het verhaal van iemand die vertelde dat hij, na een reis, haast geen herinneringen had aan die periode, behalve aan de hotelkamer, want die had hij gefotografeerd.... Bij het zien van Mulders foto's heb ik wat het gevoel dat hij zelf de entourage van de foto kent, maar ik als kijker mis die essentie.

AA:...Bedoel je dan dat het heel persoonlijke beelden zijn? Dingen die hij vooral voor zichzelf heeft gemaakt?

ADM: Bij sommige dingen heb ik dat gevoel, ja....Omdat het zíjn herinneringen zijn...

Zíjn momenten rónd de foto...

  • Heeft het dan zin om ze naar buiten te brengen, volgens jullie?

ADM: (ineens beslist) Dat kan, maar dan soms in een andere selectie. En zin? Daar beslist hij zelf over ...(zachter):...en een kijker kan er altijd iets anders in zien dat wat ze voor hem betekenen. Ik kijk daarnaar en ik neem er mijn individuele beelden uit, dat kan ik niet laten. Dan pak ik dit (een foto van een figuur achter een hek met het opschrift 'Arbeit macht frei'), maar ik had daar misschien die bijkomende informatie 'Dachau, september 1997' niet moeten bijhebben...En hier, deze foto van een kind, doordat hij in een boek staat waar nergens direct contact gemaakt wordt met de kijker...want het valt op dat Mulder zo afstandelijk werkt, stiekem bijna,...Wanneer is dit uitgegeven trouwens?

  • 2001

AA: Waarom vraag je dat?

ADM: wel, er zijn hier foto's van 2000 en 2001. Je maakt toch zeker een andere selectie als je die foto's langer laat liggen. Misschien komt die persoonlijke entourage rond zijn foto's dan dichter bij de toeschouwer te staan. Nu heb ik het gevoel dat hij te weinig afstand heeft genomen van zijn eigen foto's...Ja, hmm (mijmerend)...Ik vind dat niet altijd een oplossing om te zeggen dat 't persoonlijk is. Want als je ermee naar buiten komt is 't (lange stilte)....Want ja, wat is 'persoonlijk'...(beslist) Het gaat niet over zijn persoon, het zegt mij niets over hem eigenlijk...(zachter) Maar we hebben hier een afgewerkt product voor ons liggen. Ik zou er helemaal anders over spreken als hier voor mij een reeks proefprints zou liggen. Nu komt wat ik zeg misschien over als kritiek, maar dan zouden we een heel ander gesprek kunnen voeren. We zouden kunnen schuiven en afwegen,...Ik wil maar zeggen... ik zie zo'n dingen natuurlijk ook vaak passeren op school. Iets vaker wel in de dagboekstijl maar vaak met de notie: 'het is persoonlijk'. En in die dagboekfotografie komen een aantal dingen ook voortdurend terug...foto's van etensresten op een bord, een lavabo zit er ook altijd bij, een kop koffie, een geflitste foto van hun lief,...En dat kan ook heel persoonlijk zijn, alleen komen bepaalde dingen voortdurend terug....maar anderzijds: het is ook een taal van vandaag natuurlijk,...Ik heb ook al mijn bord gefotografeerd, hoor, en een lavabo,..

AA: Maar heb je dan kritiek op het feit dat foto's persoonlijk zijn? Want je kunt toch heel persoonlijke foto's maken en loskomen van stereotype beelden?

ADM: (fiks) Bij sommige mensen klopt het om persoonlijk te fotograferen, bij andere mensen niet. Sommige mensen zitten zo in mekaar dat ze altijd fotografisch kijken, terwijl anderen dat doen omdat ze dat gezien hebben bij iemand anders. Maar tenslotte heb ik nog altijd geen probleem met het feit dat vele jonge mensen zo fotograferen. Het maakt ook vaak deel uit van een zoekproces...

Lou Mulder is plots voorzichtig naar de achtergrond verdwenen en het mythische 'fotografische gen' heeft onverwachts zijn intrede gedaan. Het mag niet duidelijk worden of Mulder er volgens beide fotografes over beschikt of niet. In elk geval blijkt de reductie van een smaakhiërarchische meningsverschil tot het begrip 'talent', zoals zo vaak, een helder en onbetwistbaar rustpunt voor de kunstzinnige discussie. Die plotse en veel te snel gekomen pauze maakt de wereld ineens sterk deterministisch bepaald en ik voel me wat uitgesloten. Ook al kunnen de begrippen 'talent' of 'goede smaak' nooit waterdicht gedefinieerd worden, toch blijven ze -allicht precies omdat hun vaagheid onmiddellijk een hoogstpersoonlijke invulling krijgt- hun partijdige en doorslaggevende betekenis behouden... Ik vraag mijn gesprekspartners of het enige zin heeft om verder te praten als van de essentie altijd slechts flarden worden uitgesproken en het pure 'talent' ondertussen zijn werk zonder woorden en -wellicht- voor de kunstliefhebber met 'goede smaak' voltooit. Misschien worden ze zelf tenslotte ook alleen het meest geboeid door hun hoogstpersoonlijke en onuitgesproken zoektocht naar rasechte talentvolheid? Annemie Augustijns duikt in zichzelf. Annelies De Mey geeft me hoop. Het heeft beslist zin om nuancerend te praten over foto's en over het leven, ook al lijkt dat in het licht van plotse evidenties soms niet het geval en heeft men er soms ook helemaal geen behoefte aan. Kortom: soms vinden we dat het zin heeft om over het artistieke proces te praten, soms zwijgen we er allerliefst over. Net zoals het soms regent en soms de zon schijnt. De twee hoeven mekaar niet uit te sluiten, en trouwens..., een dialoog over kunst kan overigens ook volledig losstaan van de fenomenen 'talent' en 'goede smaak'....en we weten per slot van rekening nooit hoe het er idealiter uitziet zo'n gesprek, en wellicht hangt alles af van de persoon die voor ons zit, de stemming waarin we ons bevinden, de tijd die we hebben en andere zijdelingse factoren... Ik herinner me bovendien ineens ook dat talenten ook wel eens een mindere periode kennen en goede smaken ook in fases bestaan.

Om de verwarring wat terug te drijven vraag ik hen wat de rol van hun relatie is ten opzichte van hun gezamenlijke passie, en omgekeerd. Er volgt een hele lange, serieuze stilte.:

ADM: (nadenkend) We zijn in ieder geval voor een groot deel van onze tijd samen bezig met fotograferen, we gaan op reis met als doel om te fotograferen, we lopen rond met de gedachte aan fotograferen en kijken samen naar de dingen rondom ons alsof we fotograferen...,we zien van mekaar het begin van een beeld, de beelden die de selectie niet halen,...je bent altijd de eerste kijker, de eerste buitenwereld die kijkt en oordeelt,...op die manier neemt dat een centrale plaats in...het motiveert om mekaars nabijheid te voelen, het roept ook twijfels op,...

AA: Ik denk dat we mekaar vaker over de streep trekken om een beeld niet weg te selecteren dan omgekeerd...

ADM: Ja, eigenlijk wel. Het gebeurt wel geregeld dat jij me terug vertrouwen geeft in een beeld dat ik heb weggeselecteerd. Bij wijze van spreken worden we iets minder selectief.... We hadden daarvoor nu niet in identiek dezelfde branche moeten zitten, maar het is, denk ik, wel onmisbaar om iemand in je nauwste nabijheid te hebben die zich iets aantrekt van wat je doet en zoekt,...het moet sowieso in evenwicht zijn,...en er moet interesse zijn...

AA: Ik heb gemerkt dat ik door mijn kennismaking met Annelies terug een autonome richting gevonden heb**.** Voor mijn postgraduaat in Breda heb ik gedurende tien jaar weinig richting gevonden in de fotografie. Ik was heel erg op zoek in die tijd en in twijfel. Ik stelde me de vraag wat ik nu eigenlijk moest doen binnen het medium fotografie. Ik ben ook met muziek bezig geweest, ik speelde accordeon en ik heb ook video gestudeerd, een paar filmpjes gemaakt,... maar door Annelies heb ik uiteindelijk mijn drijfveer in de fotografie teruggevonden.

  • Twijfelde je aan het medium fotografie en heb je de andere media er tegen afgewogen? Of heb je eerder getwijfeld aan de kwaliteit van wat je toen deed?

AA:...aan het medium heb ik nooit getwijfeld, ...(aarzelend) het is altijd mijn doel om de dingen die ik doe zo goed mogelijk te doen en te kunnen doen...en dan vallen de verschillende media soms moeilijk te combineren... (beslister)...en nu wil ik vooral tijd in de fotografie steken...

  • Ik herinner me een documentaire over Frank Horvat die ik een drietal jaren geleden zag. Zoals je weet heeft hij lange tijd als modefotograaf gewerkt en heeft hij in 2000 een boek uitgebracht met een verzameling van 365 foto's, één voor elke dag van het jaar. In het filmpje verklaarde hij, naast het feit dat hij door zijn werk een grondige hekel was gaan krijgen aan alle fotografie die naar professionalisme zweemt, dat hij zijn vrouw beloofd had om voor hij er definitief de brui aan zou geven nog 1 jaar elke dag een foto te nemen. Dan zou hij er effectief mee ophouden, omdat hij dan minder afwezig zou zijn als hij met anderen over straat liep. Kan jullie dat ook overkomen?

ADM: Ik denk dat hij nadien nog heeft gefotografeerd, al ben ik er niet zeker van....Nee, ik denk dat ik voor de rest van mijn leven met fotografie zal bezig blijven,...er zijn wel momenten dat je minder fotografeert, dat wel,...en dat vind ik wel belangrijk,...en af en toe eens in quarantaine gaan, ja (lacht), dat heb je soms wel nodig,...maar ik denk dat ik altijd zal fotograferen. Dat zeg ik nu althans, en dat heb ik niet altijd kunnen zeggen, maar nu weet ik wel dat ik het nodig heb...

AA: (naar Annelies) Bij u was die passie er van in het begin al, he. Bij mij is dat pas later gekomen...ik ben een slechte autodidact, ik had een structuur rondom mij nodig om uiteindelijk een resultaat te bereiken, daarom heb ik het na mijn studies ook moeilijk gehad,...nu gaat het beter en ben ik wat op gang gekomen,...en ik tracht me nu in te werken in een structuur van tentoonstellingen en..., tja, om te kunnen overleven met hetgeen ik doe,...en ik denk dat daarin ook de noodzaak ligt om iets naar de buitenwereld te brengen.

ADM: Het is ook een manier om het vol te houden, af en toe eens naar buiten komen. Ik heb nu al een paar jaar niets meer tentoongesteld en dan word je een beetje vergeten. Ik vind het wel spijtig dat het zo draait, dat je je niet een tijd kan terugtrekken en dan b.v. voor een tentoonstelling rond een bepaald thema spontaan terug wordt opgepikt door de buitenwereld. Vroeger dacht ik dat ik heel veel tijd had om naar buiten te treden met mijn ambitieuze ik. Nu merk ik dat het aangenamer leven is als ik van tijd tot tijd op mijn werk reacties krijg van de buitenwereld. Ja, om het aangenamer te maken vooral, toch niet zozeer om het vol te houden,...want zelfs al stapel ik tien of twintig jaar thuis foto's op die niemand ziet, nog altijd zal ik voortdoen**.**

  • Hoe zou je 'ambitie' beschrijven?

ADM: Mijn ambitie is dat er mensen zijn die mijn beelden kunnen zien en daar hun eigen mening over hebben. Dan zou ik ook wel graag eens een mooi boek uitgeven, ja...maar vooral toch wil ik het gevoel hebben dat mijn foto's bestáán, dat in bepaalde groepen van mensen mijn foto's bestaan en dat ze niet thuis blijven liggen...

Het zien van werk van andere fotografen kan mij daarom ook energie geven,...het ontmoedigt mij nooit maar het motiveert,...

AA: Je zegt wel vaker dat je meer geïnspireerd wordt door schilderijen dan door foto's.

ADM: Ja zeker, het toont iets anders, he. (verontschuldigend) Want fotografie, ja, ik ken dat ook wel wat. (aarzelend) Ik ken de technieken, ik ken de manieren van kijken vaak ook,...maar fotografie zal me niet zo gauw meer verwonderen. Tenzij, ja, bij een eerstejaarsstudent misschien**,..**.dan heb ik soms de indruk dat ík harder heb moeten werken om het medium onder de knie te krijgen,...ik denk dan ook terug aan de beginjaren,...sommige mensen hebben die 'gave' en zien de essentiële dingen meteen...

Het kwam in het begin van ons gesprek voor: '...als je een foto van iets hebt gemaakt, roept die foto herinneringen op...' Ik heb het soms moeilijk met het verband dat vaak wordt gelegd tussen enerzijds fotografische beelden en anderzijds de binnenwereld van herinneringen. Herinneringen associeer ik niet in de eerste plaats met foto's. Ik zou ze zelf in de eerste plaats niet beschouwen als de beste herinneringsbewaarders. Uit mijn eigen ervaring weet ik immers dat ze ofwél de herinnering grondig en definitief vertekenen en autonoom maken, doordat ze gaan gehoorzamen aan de pregnantie van artistieke wetten i.p.v. aan de gratuite vaagheid van de alledaagse werkelijkheid , ofwél de herinnering banaliseren of neutraliseren door ze op een ongelukkige en vaak onesthetische manier uit het leven te rukken. Ik beleef en herinner me bovendien vooral sterk geuren, smaken, een akoestiek en bewegingen, los van foto's die ze oproepen. Die sensaties hebben voor mij haast een primaire functie. Ze spelen in mijn geheugen een spel dat ik nauwelijks regisseer, maar dat ik tegelijk biologisch en bewust met mij meedraag. Ik beleef ze op een niet-visuele manier en kan ze in mijn verbeelding ten gepasten tijde associatief ten opzichte van de waarheid verschuiven. Beelden of, bij uitbreiding, foto's kunnen beslist een trigger zijn om herinneringen op te roepen, ze kunnen ze zelfs ook autonoom oproepen, maar ze lijken me zeker niet op een soortgelijke manier primair noodzakelijk. Ik heb die sensaties veel directer bij geluiden, geuren, morele situaties en (niet-fotografische maar vrij gereconstrueerde) geheugenflitsen.

Foto's vullen de herinnering evenwel soms aan met één belangrijk detail. Foto's kunnen heel even de sterfelijkheid van een situatie, een plek of een persoon accentueren en, met wat geluk, een esthetische autonomie bereiken. Ze creëren voor mij, als het meezit, een soort 'sterfelijkheidspunt' waarbij het fotografische beeld even loskomt van de fotograaf als 'maker'. De fotograaf wordt dan een handige en , als hij de esthetische autonomie van het beeld wil respecteren, kunstzinnige plaatsvervanger voor ons eigen oog. Maar mijn binnenwereld, opgevat als het confuse geheel van herinneringen, emoties en gedachten, kàn juist daarom ook niet fotografisch vastgelegd zijn. Die wil overkoepelend, hoogstpersoonlijk en narratief opgevat worden, als een lang voortdurende tramrit. Herinneringen kunnen voor mij geen visuele speldenprikjes zijn die ik af en toe moet raadplegen, het zijn essenties, die aan het heden een geladenheid verlenen. Herinneringen zijn bestanddelen van een attitude. Ze kunnen niet vluchtig zijn, maar het zijn bouwstenen. Ze mogen niet tot stilstand komen en ik heb vaak de indruk dat foto's die luiheid in zich dragen. Ik mis misschien het fenomeen 'duur' erin.

En toch. Soms wordt er dus een stukje vergankelijkheid door een foto uitvergroot en kan ik aan het mijmeren slaan. Want door een persoonlijke projectie in een foto kan er toch een zekere 'duur' in huizen. Ik zal me de regendruppels op Sudeks raam altijd blijven herinneren, omdat het licht waarin ze gevangen zijn, het onweerslicht van de sombere herfstnamiddagen uit mijn jeugd is. En bij Goldins overzichtstentoonstelling had ik ooit een overkoepelend gevoel, omdat het leven dat door haar foto's wordt uitvergroot op dat moment voor mij een herkenbare mogelijkheid was. Bij een interieur van Sieff heb ik het ooit gehad, omdat de chique sfeer mij deed dromen van nooit gemaakte reizen. En bij een studio-portret van mijn grootmoeder ontdek ik telkens weer een kusbaar 18-jarig meisje, waarvan ik per toeval alleen de zestigjarige vorm heb gezien... Iedere keer gaat het om een bijna toevallige associatie. Een flits die, als hij naast andere flitsen wordt geplaatst, uiteindelijk een web van herinneringen oproept, maar die voor de fotografische 'kunstdaad' een paradoxale situatie creëert. Die vluchtigheid is een sterke troef van de fotografie, maar het is tegelijk beslist ook haar zwakte. Het zal door haar tegenstrijdige aard dus wellicht niet zo gauw duidelijk worden of mijn bundelend geloof in de narratieve, esthetische én biologische kracht van een fotografisch beeld nog moet groeien, of dat het fotografische medium altijd alleen maar op haar eigen vluchtige wijze de essentie van mijn binnenwereld zal aanraken. Om mijn zorgen niet groter te maken, vraag ik aan Annelies de Mey en Annemie Augustijns wat hun werk aan 'duurzame' inhouden bevat. Misschien kan hun antwoord mij eindelijk van mijn dwanggedachten afhelpen:

AA: Aan de hand van de ruimtes die ik fotografeer tracht ik iets te zeggen over de mens.

  • De mens zonder mens...

AA: Ik wil me vooral concentreren op de manier waarop hij zijn ruimte inricht,...tonen hoe de mens zijn ruimtes omvormt en zijn plaats in de wereld inneemt,... Ik wil alleszins niet dat mijn foto's overkomen als kritiek. Ik voel eigenlijk verwondering ten aanzien van de dingen die ik fotografeer....ik wil zeker niet spotten. Ik voel zeker ook liefde voor de manier waarop de mens zijn wereld inricht.

ADM: Maar het is toch niet altijd honderd procent liefde voor die plekken. Je komt die tegen en je wordt ertoe aangezogen omdat je er een gefotografeerd beeld in ziet.

AA: Toch wel, liefde voor de manier waarop ze bestaan....niet dat ik er zelf zou willen verblijven, maar...

ADM: Je vindt het zelf vaak ook wel lelijk. Het zijn niet altijd plekken die je 'schoon' vindt? Je vindt het fotografisch boeiend. Bijvoorbeeld: die atletiekbaan in een verkavelingswijk vind je niet mooi. Je vindt die vreemd. Maar je bent blij dat dat soort dingen bestaat, zodat je dat kan fotograferen (gelach)

AA: (lachend) Ja, inderdaad, ik ben de mensen bijna dankbaar dat ze dat ontwerpen,...

ADM: Maar je zou er verder niets mee te maken willen hebben. En zo zijn je beelden misschien wel iets kritischer dan je zelf denkt. Dat kan je niet vermijden als je al die foto's naast mekaar zet.

AA: hmm, tja.

ADM: Je werk zit op de balans van kritiek en mildheid.

AA: Ik hou echt van de gekte die mensen kenmerkt. En van de intrinsieke esthetische eigenschappen van sommige plaatsen.

  • Is dat soort verwondering voor jou ook essentieel?

ADM**:** Ik kijk naar dingen en ik zie en voel andere dingen dan wat die plek oorspronkelijk is....en ik tracht dat te tonen door daar een foto van te nemen. Door te fotograferen, te kadreren, probeer ik over te brengen wat ik op een bepaalde plek beleefd en gevoeld heb**.**

Op een of andere manier probeer ik een geladenheid te creëren. Wat ik op een bepaalde plek voel probeer ik te veranderen of te versterken,...vooral te versterken, denk ik.

  • Totdat het een zekere autonomie krijgt?

ADM: (mijmerend) Ja,...ik loop rond en zie de dingen tweedimensionaal en in zwart-wit...ik zie het resultaat al min of meer voor me... het komt een beetje los van me maar nooit helemaal...

AA: Voel jij ook niet een vervreemding bij de dingen die je uit de realiteit pikt?

ADM: Hmm, ja. Soms wel. ...Het is sowieso anders dan de realiteit,...totáál anders. En ik denk dat je aan veel dingen die ik fotografeer normaal gezien gewoon voorbijloopt...

  • Ik heb het gevoel dat er bij jou meer aan de realiteit gesleuteld is dan bij Annemie. Soms lijk ik op een muur van grijswaren te botsen, die ik moet slopen voor ik betekenis vind. De plekken op je foto's zijn niet, zoals bij Annemie, zó markant dat ze zichzelf al verduidelijken. Soms weet ik niet goed waarnaar ik moet kijken. En ik moet zelf ook meer ondernemen om betekenis te geven aan je foto's...Ik krijg daardoor wellicht ook het gevoel dat je werk minder eenheid bevat, dat het eigenlijk om onafhankelijke beelden gaat. Je verplicht me om er een paar uit te nemen voor mezelf en het daarmee te doen. Mij overtuigt je recentste werk het meest.

ADM: Ja, ik besef nu dat het haast niet kan om een boek of tentoonstelling te maken waar iedereen die een gevoeligheid heeft voor mijn werkwijze uit elk getoond beeld iets meepikt. Iedereen kiest er het zijne uit, en dat is al heel veel, vind ik,...maar het is toch mijn ambitie om daar dichter bij te komen.

AA: Waarom steek je eigenlijk je oude werk in je nieuwe presentatieboekjes? Hebben die hun leven al niet gehad? Ze werden al eens tentoongesteld.

ADM: (een beetje druk) Die boekjes zijn niet klaar om gedrukt te worden, he. Ik zou nu natuurlijk anders selecteren voor een boek...

AA: (tegen Annelies) Ik vind toch dat jouw foto's subtieler zijn dan de mijne. Minder evident. Ze tonen zo subtiel de 'sporen' van de mens... Je wordt ook gelokt door de fijnzinnige schoonheid van een plek...

ADM: Het gaat nochtans zeker niet over schoonheid. Ik tracht dingen te laten wringen,...een schoonheid in het licht en in de kadrage met elementen uit een landschap, met een plek,...Het gaat over spanning, gewrongenheid tussen dingen...

P.S.: OP DE UITGESCHREVEN TEKST KREEG IK VAN ANNELIES DE MEY EN ANNEMIE AUGUSTIJNS EEN ONTGOOCHELDE REACTIE. ZE GAVEN AAN DAT ZE DE COMBINATIE VAN HUN WOORDEN EN MIJN TEKST IRRELEVANT VONDEN, OP EEN SLECHTE MANIER VERRAST WERDEN DOOR DE BETEKENIS VAN HUN EIGEN WOORDEN EN ZICHZELF DOOR MIJ OP EEN 'NEGATIEVE' MANIER GEPRESENTEERD VOELDEN.

IK MEEN DAT ZE ONGELIJK HEBBEN. MIJN INTERVIEW IS UIT EEN TERECHTE APPRECIATIE VOOR HUN WERK ONTSTAAN EN IK VIND, MET VELE ANDEREN, DAT HUN WOORDEN NIÉT ONINTERESSANT EN IRRELEVANT ZIJN. IK VIND NIET DAT ZE 'STUNTELIGE' PRATERS ZIJN OF ONINTERESSANTE MENSEN. IK VIND, INTEGENDEEL, DAT HUN WOORDEN OORSPRONKELIJKE, MENSELIJKE REACTIES ZIJN EN DAT ZE EEN VORM VAN DOCUMENTAIRE EERLIJKHEID AAN HET STUK GEVEN. ALDUS DRAGEN ZE M.I. BIJ TOT DE BETWISTE COMBINATIE MET MIJN TEKST.

OVERIGENS GELOOF IK OOK DAT DE GOEDE, ONAFHANKELIJKE VERSTAANDER GEEN NEGATIEVE LINKS ZAL LEGGEN TUSSEN WAT BEIDE FOTOGRAFES ZEGGEN EN MIJN PERSOONLIJKE, VAN NEGATIEVE ASSOCIATIES VOORZIENE BEMERKINGEN. DIE TWEE DINGEN ZIJN IN ESSENTIE GESCHEIDEN, OOK AL VERSCHIJNEN ZE GEBUNDELD. IK ZAT DUS —VOOR ALLE DUIDELIJKHEID- NIET MET 'WEERZIN' ROND HUN TAFEL MAAR IK VOELDE ZE BIJ DE 'EVIDENTIES VAN HET KUNSTKRITISCHE GESPREK', WAAROVER IK HET ONMIDDELLIJK DAARNA HEB.

IK GAF UITEINDELIJK ONRESPECTVOL GÉEN GEHOOR AAN HUN WENS OM HUN WOORDEN UIT DE TEKST TE SCHRAPPEN. IK VIND DAT ZE GELEZEN MOGEN WORDEN EN IK ZAL HEN EN — NATUURLIJK — HUN WERK VERDEDIGEN TEGEN BOZE TONGEN.

Niko Hafkenscheid