De eer van de natie?

Door Wouter Hillaert, op Tue Oct 16 2007 16:34:06 GMT+0000

Geen Vlaming of Nederlander die de grens oversteekt, of hij komt terug met de indruk dat het theater aan weerskanten uiteendrijft. Over het aantal Vlaamse voorstellingen in Nederland bestaan er cijfers, over de verschillen in cultuurbeleid is er gedegen onderzoek. Maar over de artistieke kant van dat aangevoelde verschil leven alleen clichés. Reden genoeg voor Simon van den Berg, recensent voor Het Parool, en zijn Vlaamse collega Wouter Hillaert van De Standaard om eens dieper op die kwestie door te gaan. Elke maand sturen ze elkaar naar een nieuwe Vlaamse of Nederlandse voorstelling, en kruisen ze daarover de pennen. Niet alleen in rekto:verso, maar ook in het Nederlandse theatervakblad Theatermaker. Allemaal ter eer en glorie van beide naties en vorstenhuizen. (Vijfde en laatste deel)

Beste Wouter,

Mijn laatste brief, en nog zo veel te doen: nostalgisch terugblikken, puntig samenvatten, overhaaste conclusies trekken en de laatste prangende vragen stellen. Maar eerst nog even reageren op je opmerkingen over acteren uit je vorige brief.

Dat er op bepaalde plekken in Nederland 'geconstrueerd, soms zelfs schreeuwerig naar naturel, naar psychologische rolinvulling wordt gezocht' zal ik niet ontkennen. Naast de lijn van transparantie in toneelspelen — die bijvoorbeeld Jan Joris Lamers voorstaat (die hij gedeeltelijk weer ontleende aan Paul Steenbergen) — is er in Nederland ook altijd een stroming van meer maniëristisch acteren — die via Ko van Dijk misschien wel tot Albert van Dalsum is terug te voeren. Julie hebben inderdaad een stevige allergie opgebouwd tegen dat laatste.

Martin Schouten suggereerde dat het misschien iets te maken heeft met de sociale herkomst van acteurs: 'Bij Nederlandse actrices hoor ik toch vaak de parelkettingen rinkelen', zei hij een keer: 'Terwijl Vlaamse spelers toch meer uit de klei getrokken kermisartiesten zijn.' Vergeet ook niet dat wij nog een heel uitgebreide podiumkunsttraditie hebben waarin de speler annex maker met zijn eigen persoonlijkheid centraal staat: het cabaret.

Zelf heb ik die allergie niet, maar de nieuwe generatie regisseurs blijkbaar wel. Tenminste, dat zou de tendens verklaren dat zo veel theatermakers — bijvoorbeeld Lotte van den Berg en Jetse Batelaan — zijn gaan werken met mimers. Die kunnen sinds Marlies Heuer en Nieuw West tenslotte ook praten, en hebben een geheel eigen soort fysieke aanwezigheid op het podium. Ook op andere plekken worden nieuwe vormen van naturel gezocht: bij de Veenfabriek en Orkater gaan bandjes theater maken, bij Hotel Modern staat beeldend kunstenaar Herman Helle op toneel. En was het toeval dat in de voorstellingen van het afgelopen seizoen technici veelvuldig  zichtbaar werden gemaakt (Zomergasten, Kreten en gefluister, Een cowboy met zijn handen hoog...)? In Vlaanderen overigens iets vergelijkbaars: tijdens het jeugdtheaterfestival Goesting in december zag ik drie voorstellingen van kunstzinnige makers met jongeren als spelers. Kortom, het is in het theater net als in de rest van de wereld: authenticiteit staat hoger aangeschreven dan vormbeheersing.

Maar toch denk ik dat jullie nog iets minder van acteren houden dan wij. Vlaamse acteurs hebben vrijwel altijd een koele distantie. Als er uitbundig gespeeld wordt, dan altijd met ironie. Vaak is dat mooi, omdat die afstand meestal aansluit bij de Vlaamse  dramaturgische benadering van tragiek: woede, lust of verdriet worden bijna nooit uitgespeeld, maar altijd gedemonstreerd. Iets wat me beviel aan Kreon was dat op een paar punten in de voorstelling de distantie werd losgelaten het heel kort schaamteloos mocht worden. Het deed me beseffen dat er een bepaald register in Vlaamse voorstellingen vrijwel nooit bespeeld wordt. Jullie missen dan ook acteurs met die spannende emotionele onberekenbaarheid, zoals Fedja van Huêt, Halina Reijn of Pierre Bokma.

Volgens mij had iets minder distantie bijvoorbeeld beter gewerkt in The Broken Circle Breakdown Featuring The Cover-ups of Alabama van Compagnie Cecilia, waar je me naartoe stuurde. Ik zag de voorstelling in parochiehuis Familia in Sint Niklaas, ingericht als ouderwetse concertzaal, met ronde tafels en een klein nipje Jack Daniels voor iedere bezoeker. Johan Heldenbergh en Mieke Dobbels spelen zanger en zangeres van een countryband met een countryleven vol lijden en ontbering. De laatste slag is de dood van hun gezamenlijke dochtertje.

Heldenbergh houdt tussen de liedjes door geestige en scherpe tirades tegen alle vormen van geloof (hier en daar geleend van Richard Dawkins), maar de dood van een kind blijkt te groot en te onbegrijpelijk om te vatten. In een knap verhaal vertelt hij over de hoe zijn dochter een dood vogeltje vond, dat tegen het raam was gevlogen. Het kind is ontroostbaar, totdat hij, tegen zijn principes in, haar vertelt dat het vogeltje nu een sterretje in de hemel is. Nu is zij dood, is hij als het kind, wanhopig en verpletterd.

Het is een larmoyant verhaal, onsentimenteel gespeeld, met de gesublimeerde wanhoop weggestopt in de mooi maar niet meeslepend uitgevoerde liedjes. Uiteindelijk deed het me weinig, het bleef té ingehouden en te bescheiden. Dus waar jij Zeeuwse Vrouwen te veel vond, vind ik The Broken Circle... te weinig. Hier lijkt inderdaad een duidelijk onderscheid.

Tijd om af te sluiten. Onze brieven teruglezend merk ik dat conformisme het hoofdthema is geworden. Jij verwijt het Nederlands theater conformisme aan de smaak van het grote publiek, ik het Vlaams theater conformisme aan de smaak van de eigen kring. Bij omkering is onze correspondentie dus een pleidooi voor vrijheid geworden. Laat het Nederlandse theater autonomer zijn en het Vlaamse theater daadwerkelijk onafhankelijk.

Laten we niet denken dat we in onze brieven onze vaderlanden nader tot elkaar hebben gebracht. De conclusie moet toch zijn dat we elkaar nog steeds wel verstaan (Nederlands), maar elkaar toch minder en minder verstáán (Vlaams). Dat heeft ook vaak voor onszelf gegolden. Vlaanderen en Nederland hebben geen keuze, behalve dan zich aanpassen aan de nieuwe situatie, waarin de afstand groter is geworden, waarschijnlijk voorgoed. We zijn van naaste buren elkaars dichtstbijzijnde buitenland geworden.

Ik wil eindigen met een lied. Naar een Nederlands piratenliedje, over die onbezongen eigenschap van Vlaamse toneelspelers:

Al die willen theater maken

Moeten mannen met baarden zijn

Jan, Koen, Steven, Damiaan*

Die hebben baarden, die hebben baarden

Jan, Frank, Bruno, Kris en Sam**

Die hebben baarden, zij spelen mee.

(*Decorte, van Kaam, Van Watermeulen Deschrijver

**Bijvoet, Vercruyssen, Vanden Broecke, van Trier, Bogaerts)

Het ga je goed makker. We zien elkaar!

Simon

Bye bye Simon,

Ik het allerlaatste woord, wat een druk. De finale analyse heb ik niet, laat staan de oplossing. Misschien is er straks ook helemaal geen probleem meer, als de Vlaamse verkiezingen begin juni uitlopen op een nieuwe verschuiving naar rechts en Anciaux als cultuurminister afgelost wordt door — vermoedelijk — een liberaal. Dan zetten ook wij de sluizen naar de vrije markt open en wordt het publiek ook hier voorgoed de maatstaf van het kunstenleven. In alles ging Nederland Vlaanderen altijd voor, maar binnenkort halen we jullie weer bij. En worden we eindelijk één: het grote arme rijk der Nederlanden, jochei jochei!

Nee, natuurlijk niet. Ik zie hier net de Vlaamse en de Nederlandse selecties voor onze gesplitste Theaterfestivallen binnenrollen. Vorig jaar, toen ikzelf mee in de Nederlandse jury zat, waren er vier overlappingen, dit jaar amper één: DegrotemonD van SkaGeN, een sterke monoloog van Valentijn Dhaenens met stukjes bijzondere redevoeringen van de Grieken tot nu. In de Nederlandse selectie verder een beetje politiek, een beetje kunstbespiegeling, nogal wat country en vooral veel traditionele personages en diepe gevoelens, 'hartverscheurende romantiek'. Dat zal dan wel de weerspiegeling zijn van het soort acteur dat je beschrijft, en hoe ernaar gekeken wordt. Ik heb me suf gepiekerd over een Vlaamse variant, en inderdaad: wij hebben geen eclatant emotiegeschut als Halina Reijn. De Vlaamse acteur kan barok doen als Benny Claessens, intiem vertellen als Dirk Roofthooft of Josse De Pauw, ironisch knipogen als Damiaan De Schrijver, maar zelden zul je hem los zien gaan als personage. Hij blijft onverbeterlijk zichzelf.

Zo zal ook geen enkel Vlaams jurylid criteria hanteren als 'zegging', dat in het Nederlandse jurygesprek wel over tafel schijnt te zijn gegaan. Ook zou kReon niet verkozen zijn omwille van een gebrek aan enscenering, hoorde ik waaien. Dat decor weer. Die behoefte aan kunde, techniek, vorm. Theater lijkt in Nederland vooral iets extra: iets voor na de kantooruren ter ontspanning, iets met eigen wetten en technieken, iets waar spelers zich voor omkleden en transformeren. Meer een uitstap dan een verlengstuk. Something special, iets dat erbuiten staat, waar aparte kwaliteiten voor nodig zijn. Straks zal ik je onderhouden over mijn nog prille aanvoelen dat zo'n ontwikkeling tegen de logische gang van zaken ingaat.

Maar eerst de Vlaamse selectie. Die lijkt meer op inhoud gekozen, en wil ook iets samenhangends vertellen over veld en werkelijkheid. Over waar jeugdtheater heen zou moeten, over de noodzaak van speelsheid en het simpele woord, over ons ondergangsgevoel. Het meest opvallend is echter het rijke Nederlandse aandeel in de Vlaamse selectie, groter dan ooit: Nieuw West, Willemijn Zevenhuijzen, 't Barre Land, Alexandra Broeder. 'Het was afgelopen seizoen ook een stuk interessanter in Nederland', vond één gerespecteerd Vlaams jurylid. Steek dat gerust als een pluim op jullie hoed, al zal jij beter kunnen beoordelen wat dan net het Vlaamse 'interessante' is aan die keuze uit Nederland, en waarom die voorstellingen niet in de Nederlandse selectie zitten. Zelf zag ik van de geselecteerde Nederlandse producties enkel Eet smakelijk van Ilay de Boer: een acteur die niet acteert, maar zijn publiek onthaalt aan een Joodse dis en tijdens de maaltijd zijn gewrongenheid opdient tussen de verre roots waarmee hij is opgegroeid, en waar Israël vandaag voor staat in zijn Europese ogen. Bescheiden, doodeerlijk, op de grens met niks. Typisch Vlaams, zou ik bijna zeggen. Behalve dat bescheidene misschien. Het klopt — dat draag ik uit jouw visie mee — dat autonomie in Vlaanderen soms meer nood heeft aan een reflectie over de ontvangende blik van een publiek. Mededeelzaamheid, zoals Ilay de Boer die beheerst, is de ware kunst.

Er valt mij nog iets anders op aan Eet smakelijk, en ik zag het laatst terugkeren in Under the Influence van Ontroerend Goed. Over authenticiteit. Als de theatergeschiedenis in de Nederlanden samen te vatten valt als een gestage evolutie naar meer naturel en geloofwaardig contact, lijkt nu een nieuwe fase aangebroken. In de jaren zestig ontdekte men het lichaam van de reciterende acteur, in de jaren zeventig trad die de wereld buiten het theater in, in de jaren tachtig werden non-acteurs en het principe 'real time real action' van de performance geleend en in de jaren negentig braken ook de tekstcollectieven in het zog van Discordia door hun rol, op zoek naar persoonlijkheid. Onze jaren nul worden ooit die van de afbraak van het podium zelf, van de acteur als mens tussen en met de mensen. Of zo lijkt het toch. Ontroerend Goed onthaalt je gewoon op een party, in een appartement pompend onder de beats. Vijftien dansende lijven, en jijzelf die er op een stoeltje mee tussen zit. Ilay de Boer dient je eten op, welhaast dé sleutelhandeling van deze algehele tendens naar contact, nabijheid, interactiviteit, locatieontvangst, solo- en zintuiglijk theater. Acteurs worden stewards van evenementen.

Ik zie daar veel kansen in voor de vrijheid die je aanduidt als grote uitdaging, maar ook gevaren. Bij Ilay de Boer voel je nog een artistiek-inhoudelijke inzet, bij Ontroerend Goed nog amper. Under the Influence had ook gewoon een party kunnen zijn, om het wat naïef te zeggen. Dan wordt de theatercontext alleen een kader, een reden om ticketprijzen te vragen. Dan wordt het charmante belevenis- en locatiegegeven algauw een verontschuldiging voor een gebrek aan dramaturgie, verhaal. Of is dat onderhand een oubollige gedachte? En hoort het gewoon bij de ontwikkeling van deze tijd dat theater over pakweg twintig jaar louter nog reële of virtuele belevenis zal blijken? Zonder fictie, weg van 'van x voor y' naar 'samen z'? Het zal me benieuwen. Ik probeer tot dan zo veel mogelijk te genieten van die keren dat we nog in het veilige duister mogen zitten en dat kijken mag, zonder dat aankomen hoeft.

De slotsom? Misschien wel — zo toont deze gedeelde tendens — dat Vlaanderen en Nederland toch nog meer gemeen hebben dan er verschillen zijn. Omdat we dat moeten vinden, vind ik. Omdat het zo'n weinig verkwikkende gedachte is dat we elkaars meest nabije buitenlanden moeten worden. Ach. Onze verkiezingen zullen het uitwijzen...

Ik omhels u, dank u, zie u,

Wouter

PS. Dat piratenliedje van je, hmmm.