De bruine Jan Decleir
Door Orlando Verde, op Tue Aug 13 2013 20:35:32 GMT+0000Recensies over intercultureel theater? Ze zeggen alles over hoe er in Vlaanderen gekeken wordt naar taal en etnische achtergrond: als een belemmering. Naar mijn gevoel zit veel volk te wachten op de bruine Jan Decleir of de allochtone Dimitri Verhulst. En dat is precies waar zo goed als iedereen de bal mis slaat: die zullen niet komen. (KifKif)
Zoals het pijnlijk zwart op wit werd gesteld door De Morgen (18/07) in zijn recensie over Michael De Cocks theater-voorstelling Hannibal: ‘een intercultureel theaterveld waarin de taal of de etnische achtergrond van de speler geen belemmering vormen bij het vertellen van een verhaal’ is vandaag een ‘droom’. De recensie legt vast, al is dat misschien niet de bedoeling, wat de huidige visie is van een groot deel van het Vlaamse theaterveld over intercultureel theater: 1) taal belemmert de vertelling van een verhaal ; 2) etnische achtergrond belemmert de vertelling van een verhaal ; 3) een intercultureel theaterveld waarin de taal of de etnische achtergrond van de speler geen belemmering vormen bij het vertellen van een verhaal, is een droom.
Zo’n visie verklaart voor mij waarom er op zo'n betuttelende manier gekeken wordt naar vele producties, waarom er met een zekere minachting over gesproken wordt, als er tout court al over gesproken wordt.
Cool theater? Liever niet!
Waarschijnlijk het meest duidelijke voorbeeld heb ik onlangs gelezen in de recensie die Knack gepubliceerd heeft over TROOST, respectloos getiteld ‘Ice, ice, baby’. Over de voorstelling van SIN collectief (in samenwerking met ’t Arsenaal en het Kielse hiphopcollectief NoMoBS) schrijft de recensente: ‘zoveel ‘coolheid’ creëert eerder een muur tussen het publiek en de performers dan een brug te slaan’. Gekker kan het niet worden: een voorstelling die ‘te cool’ is voor het publiek. Als je iets ‘cool’ maakt, moet je het dan minder ‘cool’ maken om het niveau van ‘coolheid’ van jouw publiek te bereiken?
Maar natuurlijk zit er meer achter, want met de vergelijking tussen TROOST en blanke rapper Vanilla Ice scoort het artikel een poging tot vernedering, die integendeel het gebrekkige referentiekader van de recensente blootstelt. Verder klaagt de recensente over het taalgebruik van ‘slordig gearticuleerde rapscènes’… Als de personages van TROOST, de verharde wezens die leven aan de rand van onze samenleving, perfect gearticuleerd ABN spraken, zou ze dan gelukkig zijn met hun zuiver uitgesproken, maar beperkte geloofwaardigheid?
Haar inhoudelijke feedback wordt gekenmerkt door betutteling: ‘Troost is het opmerkelijke bewijs van die integere zoektocht [om ‘dingen maken zoals cineast Spike Lee’]’, ‘Troost is een pittig pleidooi voor meer empathie tussen de zogeheten autochtonen en allochtonen’ (say what?), of de slotzin: ‘Nu nog dans, zang en spraak tot een iets coherenter geheel componeren én die 'coole' factor onder controle houden zodat die het publiek niet 'bevriest' maar net warm maakt voor en opzuigt in het verhaal.’ Nog een schouderklopje, misschien? Volgende keer beter, jongens? Zucht.
De Marokkaanse Tom Barman
De droom van ‘een intercultureel theaterveld waarin de taal of de etnische achtergrond van de speler geen belemmering vormen bij het vertellen van een verhaal’: een zeer ongelukkige zin, die jammer genoeg veel blootlegt over het Vlaamse theaterveld. En niet alleen over het theaterveld, want het is precies alsof taal en etnische achtergrond gezien worden als een belemmering voor alles. Het is precies alsof een almaar grotere groep mensen geen volwaardige burgers zijn, behalve na een totaal taalmimetisme, na het uitvegen van die belemmerende etnische achtergrond (!). Of kan je die houding nergens anders herkennen dan in het Vlaamse theaterveld?
Wat is het punt van iets nieuws dat het oude alleen maar herkauwt?
Ik heb het niet over een samenleving die wat niet blank is, vies vindt, want naar mijn gevoel zit veel volk net te wachten op de bruine Jan Decleir, de allochtone Dimitri Verhulst, de zwarte Michaël Roskam of de Marokkaanse Tom Barman. En dat is precies waar zo goed als iedereen de bal mis slaat: die zullen niet komen. Dat zou ook een totaal tijdverlies zijn, trouwens. Wat is het punt van iets nieuws dat het oude alleen maar herkauwt?
Maar als je daar toch op wacht… ga je dan iets nieuws kunnen zien als het niet lijkt op wat je verwacht? Volgens mij niet. Volgens mij is er al veel nieuws aan de hand dat niet gezien wordt door wie naar de andere kant blijft kijken. Op alle vlakken. Want nieuw is per definitie anders. En dat is niet meer dan logisch: het Nederlands zal, bijvoorbeeld, nooit mijn moedertaal worden. Ik zal gebroken Nederlands spreken tot dag van mijn dood. Word ik dan mijn recht ontzegd om te spreken? Heb ik daarom minder te vertellen? Belemmert de taal mij in mijn vertelling van een verhaal? Niet op een onoverbrugbare manier, neen. De keuze om die brug wel of niet te slaan, is aan ons. Maar uiteraard heb je de keuze om naar de andere kant te kijken en mijn teksten te negeren omdat ik het Nederlands niet onder de knie heb. De ambitie om perfect Nederlandstalig te zijn heb ik in ieder geval niet. Dat zou een vloek zijn, een keuze voor een ongelukkig bestaan. Dus de ambitie om een nieuwe Verhulst te worden zal ik niet koesteren.
Vernieuwing spreekt anders
En die perfect Nederlandstalige schrijvers die hier geboren zijn, maar ‘belemmerd’ worden door hun etnische achtergrond, wat kunnen zij doen? De rijkdom van hun invloeden overboord gooien? Neen. Dat zou pas dom zijn. Wat komt, wat nu al genegeerd wordt, zal niet lijken op wat er is. En gelukkig maar, niet omdat wat er is slecht zou zijn, maar omdat er niks saaiers is dan een leven zonder vernieuwing.
De vernieuwing doet niet de minste poging om te lijken op wat er is. En veel mensen misvatten dat als gebrek aan talent.
Wie zich stoort aan een ‘slordig gearticuleerd’ accent zal daar niet van genieten, wie zich stoort aan andere kledij zal zich verzetten, wie zich stoort aan een grammaticale uitdaging zal het fout vinden. Op dezelfde manier als iedereen ooit oud is geworden en zich stoorde aan de vernieuwing in de muziek, de dans, de literatuur of de samenleving. De vernieuwing spreekt anders, handelt anders, communiceert anders en doet vooral niet de minste poging om te lijken op wat er is. En veel mensen misvatten dat als gebrek aan talent.
Het is daarom dat ik persoonlijk overal een stoel zal vrijhouden voor wie op de bruine Jan Decleir wacht. Een comfortabele stoel, een mooie stoel, een stoel met een goed uitzicht en gunstig geplaatst, akoestisch gezien, want die persoon zal lang wachten. En vooral zal die persoon wat hij al gewoon is, zien verdwijnen. Zijn soort nostalgie verteer je beter met dikke kussentjes.
Orlando Verde is geboren in Venezuela in 1977 en woont in Antwerpen sinds 2001. Mestieze melomaan. Verwend kind. Informaticus van opleiding. Schrijft en maakt films af en toe. Eigenlijk vertelt hij vooral graag verhaaltjes.
Deze tekst verscheen oorspronkelijk bij KifKif, waarmee rekto:verso graag artikels uitwisselt.