De arme illustrator: feit of fictie?
Door Fenneke van der Aa, op Sat May 11 2013 18:00:53 GMT+0000In de illustratieve sector gonst het al jaren – los van de crisis – van de geruchten over een algehele malaise. Een illustratie is misschien goud waard, maar levert een habbekrats op. Illustreren is bikkelen op droog brood, zonder veel waardering voor je vak. De gemiddelde illustrator wordt zwaar onderbetaald, zo wordt er gefluisterd. Wat is daar van aan? (Hier de problemen, verder de oplossingen)
Of je even een tekeningetje wil maken. ‘Gewoon een gezellig dingetje. En het mag natuurlijk niet te veel kosten. Het is immers voor de leuk.’ Zo kloppen sommige onervaren opdrachtgevers aan bij illustratoren. Ze hebben vaak geen idee dat een goede illustratie meer kost dan vijf minuten werk en een paar tientjes vergoeding. Maar ook zij die beter weten – boekenuitgevers en redacties van kranten en tijdschriften – schijnen lage prijzen te hanteren. Een paginagrote kleurenillustratie voor 40 euro? De gemiddelde illustrator heeft daar algauw een dag werk aan. Kinderboekenuitgevers zouden het ergst zijn; die laten je rustig een half jaar werken voor één klein maandloon. Daarnaast proberen opdrachtgevers zich auteursrechten toe te eigenen, of stiekem jouw illustratie opnieuw te gebruiken. Het gevolg? Menig illustrator leeft op droog brood. Althans, zo klinkt het geklaag in de wandelgangen. En waar rook is, moet vuur zijn. Tijd om het aan illustratoren zelf te vragen: in hoeverre kloppen deze roddels?
De cijfers
Driekwart van de illustratoren hanteert nog altijd hetzelfde tarief als drie jaar terug, 35% zag het inkomen dalen
In februari 2013 maakte de Vlaamse Auteursvereniging (VAV) de resultaten bekend van een inkomensonderzoek onder Vlaamse illustratoren. Wat blijkt? 83% van de illustratoren komt inderdaad niet rond van illustratiewerk en vooral jonge illustratoren hebben het financieel zwaar. Het onderzoek bestaat uit gortdroge cijfers, maar een snelle check bij jong talent Mattias De Leeuw bevestigt dit onderzoeksresultaat. De Leeuw is net twee jaar afgestudeerd aan het Antwerpse Sint-Lucas en heeft al vier kinderboeken op zijn naam. Hij won de Picturale van Ronse voor jong talent, werd vorig jaar laureaat van de jaarlijkse jonge illustratorenwedstrijd ‘Goed voor druk’ en kreeg dit jaar nominaties voor de Boekenleeuw, de Boekenpauw én won de Boekenpluim. Ofwel: het gaat uitzonderlijk goed met De Leeuw. ‘Alleen werk ik wel zo’n 49 uur per week, inclusief 12 uur in een restaurant, om rond te komen.’
Redenen voor het te lage inkomen blijken deels uit het onderzoek. Zo speelt de crisis zeker een rol. Driekwart van de illustratoren hanteert nog altijd hetzelfde tarief als drie jaar terug, 35% zag het inkomen dalen en een enkeling hanteert zelfs een lager tarief dan voorheen. Bijna een derde verdient echter meer dan eerst en 19% kon afgelopen jaren wél het tarief verhogen. De uitslagen van het onderzoek zijn dan ook gerust uiteenlopend te noemen.
‘Er zijn inderdaad enorme verschillen’, bevestigt Benjamin Leroy, voorzitter van de Vlaamse Illustratoren Club (VIC), dat deel uitmaakt van de VAV. ‘In de reclame kan je als illustrator 7000 tot 8000 euro bruto per maand verdienen. Als kinderboekenillustrator daarentegen kan je enkele maanden tot een half jaar werken voor een voorschot van 1000 euro bruto en royalty’s die nagenoeg niets opleveren.’ Opvallend is dat volgens het onderzoek veel eind-dertigers afhaken. ‘Zodra de verantwoordelijkheden komen, lijken zij een ander vast inkomen te zoeken’, legt Leroy uit. ‘Zij die fulltime werken, zijn vooral boven de 40 jaar. Daarvoor lijkt de normale gang van zaken dat illustreren een bijbaan is of een bijbaan vergt.’
In Nederland lijkt het iets beter te gaan. Uit de meest recente branchemonitor van de Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers (BNO) blijkt dat de gemiddelde fulltime illustrator een jaaromzet heeft van 29 900 euro. Dat is op Europees niveau goed, maar komt nog altijd neer op een beneden-modaal inkomen. Een verklaring is volgens Gert Gerrits, BNO-projectmanager illustratie, dat illustreren vooral gezien wordt als een ‘leuk beroep, dat wordt geassocieerd met kinderen’. ‘En als het leuk is wat je doet, waarom zou je dan veel moeten verdienen?’ Illustreren wordt dan kennelijk niet als volwaardig gezien, al benadrukt Gerrits dat de waardering voor het vak wel toeneemt. Maar: ‘Er wordt nog altijd zonder schroom een illustratie voor 35 tot 60 euro gevraagd, wat omgerekend misschien 15 euro per uur is.’ Ook in Nederland wordt een jaarlijkse aanpassing van het tarief nauwelijks geaccepteerd. En dat zorgt er volgens Gerrits voor dat 20% van de Nederlandse illustratoren nog altijd aanvullende inkomsten nodig heeft.
De Nederlandse Aleid Landeweerd erkent het fenomeen ‘bijbaantjes’. Ze zit inmiddels twintig jaar in het vak, maar werkte vorig jaar nog parttime in een kinderboekenhandel om rond te komen. ‘Nu is dat gelukkig even niet nodig, al zijn door de crisis de tarieven bij kranten en tijdschriften wel met 10% gedaald. Het is altijd blijven balanceren; als illustrator is de factor onzekerheid je enige constante. Maar daar ben ik allang aan gewend.’
Geschoold in de romantiek
Uit rondvraag onder illustratoren blijkt dat voor een snelle dagbladillustratie – ’s middags de opdracht en ’s avonds opgeleverd – 250 euro een gangbaar tarief is. Een illustratie voor een tijdschrift of weekendkatern kan 250 tot 700 euro opleveren. Educatieve uitgeverijen werken vaak met concrete instructies en staffels, waarbij 35 tot 40 euro per tekening gemiddeld lijkt. En voor een kinderboek wordt meestal 1 000 tot 1 500 euro voorschot gegeven met royalty’s. Hoeveel tijd een illustrator in zo’n opdracht steekt, is zeer verschillend. Elke illustrator werkt anders. De ene illustratiestijl is arbeidsintensiever dan de andere. En de ene opdracht(gever) is de andere niet. Maar voor een deel bepaalt dus ook de illustrator zelf wat hij aan een opdracht verdient.
Eerst moet je natuurlijk wel de opdracht zien te krijgen, liefst voor een goede prijs. Maar als je concullega’s minder vragen, kan een opdrachtgever ook voor hen kiezen. Die concurrentie op prijsniveau zorgt voor tarieven die ver onder de marktwaarde komen. Vooral startende illustratoren worden met de vinger gewezen: zij zouden tegen elke prijs gepubliceerd willen worden.
Als anderen verdienen aan jouw werk, is het toch logisch dat je er zelf ook aan verdient?
Een nijpender probleem is dat de meeste starters vaak geen idee hebben van gangbare tarieven in de sector. Meerdere illustratoren geven aan dat tijdens hun opleiding vooral de romantiek van het vak wordt benadrukt: vrijheid, creativiteit en vooral lekker tekenen. Publiceren is belangrijk, maar het financiële aspect of hoe je jezelf op de markt presenteert, wordt nog te weinig belicht. Volgens Sebastiaan Van Doninck, die lesgeeft op het Antwerpse Sint-Lucas, gebeurt dat zelfs bewust. ‘Ik hoor op school wel eens zeggen dat meer aandacht voor de echte praktijk demotiverend zou werken. Terwijl het juist van belang is dat jonge illustratoren weten hoe de markt functioneert. Er is veel concurrentie, kansen zijn schaars, maar als je dit van tevoren weet, in jezelf gelooft en een zakelijke aanpak hebt, dan kan je wel rondkomen. Mits je de juiste tarieven hanteert, natuurlijk.’
Voor Korneel Detailleur, die in 2010 afstudeerde aan het Gentse KASK, was het bepalen van een tarief aanvankelijk een blinde gok. ‘Ook in mijn opleiding was hier amper aandacht voor. Dus heb ik als startend illustrator rondgebeld: wat vraag jij waarvoor? Dan krijg je niet overal een helder antwoord. Inmiddels weet ik wel dat als je niks vraagt, ook niks krijgt.’ Detailleur is nu de enige van zijn klas die leeft van illustratiewerk, aangevuld met vormgevingswerk. ‘Zonder een occasionele geldprijs, een beurs of de verkoop van een origineel zou dat niet mogelijk zijn. Het eerste jaar als illustrator leefde ik praktisch op mijn spaargeld, het tweede jaar kreeg ik al wat opdrachten en deed ik er interimwerk naast. Nu verdien ik nog steeds geen riant maandloon voor mijn 50 uren illustratiewerk per week, maar ik kom voor het eerst wel net rond.’ Detailleur kan wel begrip opbrengen voor jonge illustratoren die een laag tarief afspreken om gepubliceerd te worden. ‘Maar uiteindelijk schop je jezelf en je collega’s tegen de schenen. Op de lange termijn houd je het ook niet vol. Je moet durven vragen en nee durven zeggen. Als anderen verdienen aan jouw werk, is het toch logisch dat je er zelf ook aan verdient?’
Bij de VIC komen ook vragen van pas afgestudeerden binnen. ‘Bijvoorbeeld of 15 euro voor een tekening een goed tarief is’, zegt Benjamin Leroy. ‘Nee, natuurlijk niet!’ Voor Leroy mogen illustratiestudenten meer op de uren worden gewezen. ‘Het werk moet bedacht, geschetst, gemaakt, gescand, geretoucheerd en op verzoek van opdrachtgevers aangepast worden. Als je denkt dat vijf tekeningen voor 400 euro bruto een goede afspraak is, moet je dat omrekenen naar de tijd die je daarvoor kwijt bent, inclusief overleg en correcties. Misschien heb je een snelle stijl en werk je gemiddeld zes uur aan één tekening; dat wordt dan 400 euro voor 30 uur werk. Dat mag op de academie echt meer aandacht krijgen.’
Voor eenieder tien anderen
Een belangrijke factor in de prijzenoorlog onder illustratoren is overaanbod. Er bestaan geen exacte cijfers over het aantal illustratoren op de Vlaamse of de Nederlandse arbeidsmarkt, maar zeker is dat hun aantal is toegenomen. In Nederland biedt nu ook het middelbaar beroepsonderwijs illustratieve opleidingen aan en in Vlaanderen is het sinds de jaren 1990 mogelijk om je specifiek als illustrator op te laten leiden, op zowel hogeschoolniveau als op bachelor- en masterniveau. Volgens onderzoek van beroepsvereniging SMartBe is het aantal Belgische pas afgestudeerden met ambities in de illustratiewereld de voorbije decennia dan ook sterk gestegen. In deze poel van overvloed lijkt het devies van vele illustratoren liever droog brood dan geen brood. Daarbij zorgt het besef ‘voor mij tien anderen’ voor krampachtige onderhandelingen, zeker bij tijdschriften of kranten. Door teruglopende reclame-inkomsten zijn bezuinigingen daar de orde van de dag. En die bezuinigingen raken ook het budget voor externe illustratoren.
Bij boekenuitgeverijen zijn de kansen voor illustratoren wel toegenomen: momenteel worden meer boeken uitgegeven dan tien of twintig jaar geleden. Maar dat grotere aanbod maakt de doorlooptijd in winkels korter en beperkt de kans op extra auteursrechtvergoedingen uit verkoop. Benjamin Leroy vergelijkt de strategie van overproductie van menige uitgeverij met het afschieten van een hoop pijlen, in de hoop dat er eentje raak treft. ‘Uitgeverijen hebben wel oog voor kwaliteit, maar proberen te scoren met een zo breed mogelijk aanbod. Toch maken ze weinig of geen winst. Er wordt immers te weinig geïnvesteerd in gerichte promotie. Bovendien wordt in dit overaanbod een echt groot talent makkelijk over het hoofd gezien.’ Het is dus makkelijker om een kinderboek gepubliceerd te krijgen, maar relatief moeilijker ervan te leven.
Met de grote concurrentie onder uitgeverijen en met omvallende boekhandels lijkt onderhandelen over een hoger tarief als illustrator misschien wat misplaatst. Maar binnen de boekenketen zijn het de auteurs en de illustratoren die het minste verdienen. Zij verdelen onder elkaar gemiddeld 10% auteursrechtvergoeding per verkocht boek – tenzij de schrijver ook de illustrator is. Als een kinderboek voor 15 euro over de toonbank gaat, verdient de illustrator zo’n 75 cent per verkocht boek. De rest gaat op aan productie-, redactie-, promotie- en distributiekosten en de vergoeding voor de boekhandel. Als een illustrator daar verandering in wil brengen, moet de hele keten op zijn kop. En dat lijkt praktisch onhaalbaar. Om toch meer uit de verkoop van zijn boeken te halen, verkoopt Mattias De Leeuw daarom zelf zijn boeken bij boekpresentaties. ‘Ik kan mijn boeken met korting inkopen en omzeil met directe verkoop een deel van de kosten. Per verkocht boek houd ik dan 7 euro over. Tja, het voelt ongemakkelijk, maar ik probeer het toch.’
Als een kinderboek voor 15 euro over de toonbank gaat, verdient de illustrator zo’n 75 cent per verkocht boek
Bij kinderboekenuitgeverij Clavis reageert uitgever Philippe Werck niet verbaasd op klachten van illustratoren over hun inkomen. ‘Wij versturen jaarlijks de auteursrechtenafrekeningen. Dan zie je dat sommige illustratoren misschien 2,50 euro extra verdienen naast hun voorschot, of misschien 100 euro. Ja, dan hoop je dat ze nog andere inkomsten hebben.’ Volgens de uitgever is er ook nauwelijks ruimte voor onderhandeling. ‘Wanneer een boek net uit de kosten komt, kom je niet verder. Als illustrator krijg je een voorschot op basis van de verkoopprijs en de eerste oplage. Wij moeten die eerste oplage volledig verkopen om dat terug te verdienen.’ En in deze specifieke markt lukt dat volgens de kinderboekenuitgever niet. ‘We hebben te maken met kleine, leeftijdsgebonden doelgroepen en media die liever aandacht besteden aan thrillers. Als een prentenboek daarnaast maximaal zes maanden in boekhandels ligt, is de opbrengst relatief klein. En dat vertaalt zich door naar de illustrator.’ Werck benadrukt dat illustratoren zelfstandige ondernemers zijn, met alle risico’s van dien. ‘Je moet opgewassen zijn tegen het zelfstandige bestaan en goede keuzes kunnen maken. Je hoeft geen kinderboek te maken. Doe je dat wel en wil je redelijk verdienen? Dan is het zaak dat jouw boek goed verkoopt. Of je moet minder tijd in de illustraties steken.’
Listige praktijken
Clavis kwam twee jaar terug nog uitgebreid in het nieuws met klachten over wanbetalingen van auteurs en illustratoren. Dankzij onder meer herstructurering en de inzet van extra middelen zijn die problemen volgens uitgever Werck inmiddels opgelost. Het bedrijf haalt nu bijna de helft van zijn omzet uit export – de verkoop van Belgische titels op buitenlandse markten – en houdt zich naar eigen zeggen aan de modelcontracten opgesteld door de VAV. Toch blijven geruchten over wanpraktijken door uitgevers, en dan niet in het bijzonder bij Clavis, circuleren.
Probleem is vooral dat het bij roddels blijft. ‘Het aantal klachten over allerlei kwalijke praktijken bij uitgevers neemt de jongste tijd opvallend toe’, aldus covoorzitter Patrick De Rynck van de VAV. Het gaat dan bijvoorbeeld om te late betalingen, herdrukken die niet worden gemeld, te weinig royalty’s, vertalingen zonder dat de auteur er weet van heeft, verplicht worden om zonder contract te werken, enzovoort.’ Maar zelden worden die gevallen officieel gemeld. ‘Het probleem is, en dat is begrijpelijk, dat velen – uit vrees voor hun huidige opdrachtgevers – niet met hun klacht naar buiten willen of durven komen, waardoor je als belangenbehartiger machteloos staat’, zegt De Rynck. De VAV broedt nu op een strategie om die onwil en angst weg te werken en zo harde feiten te verzamelen. ‘Dat is in 2011 gelukt in het geval van kinderboekenuitgeverij Clavis, na meerdere klachten over wanbetalingen. Het kán dus perfect.’
In Nederland, waar beroepsorganisatie BNO ook opkomt voor de belangen van illustratoren, blijkt de beroepsgroep mondiger. BNO-juriste Anouk Siegelaar krijgt bijvoorbeeld regelmatig meldingen over uitgevers die plots met nieuwe voorwaarden komen. ‘Vaak proberen zij dan alle rechten van illustraties voor zichzelf te houden, om ze te hergebruiken in extra oplagen of in andersoortige media en uitgaven, als merchandise of in vertalingen. Als illustrator heb je dus geen profijt meer van het hergebruik van jouw illustratie, terwijl de eenmalige vergoeding dezelfde blijft. Dan kun je gerust spreken van een uitholling van het tarief.’
Bij meerdere klachten grijpt BNO namens de beroepsgroep in bij de specifieke opdrachtgever. Dat heeft al de nodige vruchten afgeworpen, die ook effect hebben in Vlaanderen. Zo heeft educatief uitgever Malmberg, mede door toedoen van BNO, vorig jaar haar inkoopvoorwaarden aangepast. Nu krijgt enkel Malmberg, en niet het hele moederconcern Sanoma, de rechten over aangekochte illustraties. Sanoma zelf, dat zowel in Nederland als in België meerdere tijdschriftentitels uitgeeft, werd in 2010 mede door BNO op het matje geroepen toen het zijn inkoopwaarden aanpaste, in de hoop alle auteursrechten van zijn leveranciers over te nemen. En momenteel is Siegelaar betrokken bij de onderhandelingen voor een modelcontract voor kinderboeken. ‘Aanvankelijk wilde het Nederlands Uitgevers Verbond alleen met de auteursvereniging onderhandelen, terwijl juist bij kinderboeken illustratoren een gelijkwaardige rol spelen. Toen hebben we aan de bel getrokken. Na het nodige getouwtrek hebben we in januari met z’n allen rond de tafel gezeten en is er ook echt geluisterd naar onze inbreng. Hopelijk is het modelcontract dit jaar nog gereed.’
Verdeeldheid heerst
Zoals al uit het VAV-onderzoek bleek, vormen illustratoren geen homogene groep. Inkomens, werkstijlen en het soort opdrachten zijn te uiteenlopend om tot de conclusie te komen dat ‘de illustrator’ wordt onderbetaald. Dat zal menig illustrator ook ontkennen. Hoeveel iemand verdient, is immers ook afhankelijk van de zakelijke benadering van de illustrator zelf. Maar de harde cijfers liegen er niet om: het merendeel geeft aan niet rond te komen als illustrator alleen. Bijbanen of nevenverdiensten zijn de standaard. En uitzicht op een zorgeloze toekomst is er vaak niet. Zeker niet als de sowieso al kleine markt voor opdrachten de afgelopen paar jaar wordt overspoeld met vers talent, dat is aangeleerd te focussen op publicatie en niet op prijs. Vrij pijnlijk is het ook als gelijkaardige opdrachten nu minder opleveren dan tien jaar terug, zoals in de kinderboekensector. Of als prijzen door de crisis niet omhoog kunnen. Daarnaast gooien opdrachtgevers ook zelf een blokje op het vuur: dat steeds meer bedrijven bereid zijn tot louche praktijken – hoewel in Vlaanderen officieel nauwelijks gemeld – duidt immers ook op hun economische zorgen.
In die zin passen de perikelen van illustratoren waarschijnlijk in een veel breder verhaal: hoe de neoliberale arbeidsmarkt – en bij uitstek voor freelance creatieve beroepen – steeds meer draait om continue flexibilisering, de vervaging van werk- en vrije tijd, dalende prijzen door individuele concurrentie, zwakke onderhandelingsposities, onderlinge verdeeldheid … Alleen mag het intussen duidelijk zijn dat illustratoren in dat verhaal een extra kwetsbare positie innemen. Gezien de wisselende verhalen is ‘algehele malaise’ misschien wat sterk uitgedrukt, maar aanleiding tot bezorgdheid in de illustratiesector blijkt zeker op zijn plaats. Alleen, wat doe je eraan?
Lees deel 2 van dit dubbelluik: ‘De welgestelde illustrator: haalbaar of hopeloos?’, rond mogelijke oplossingen voor de kwesties die hier zijn geschetst.
Fenneke van der Aa volgt de masteropleiding Kunstwetenschappen aan de UGent en is freelance journalist. Ze schreef dit dubbelartikel in het kader van een onderzoekstage bij rekto:verso.