Dansen achter een gordijn

Door op Tue Oct 16 2007 16:34:06 GMT+0000

Frustratie. Dat is de sfeer die steeds nadrukkelijker de zaal vult, naarmate de voorstelling Finally I am no one van de jonge choreograaf Tarek Halaby vordert. Kan een publiek moedwillig duperen zo ook zijn nut hebben?

Om met de deur in huis te vallen: wij hebben het niet zo begrepen op het soort 'ervaringskunst' dat om pakweg verveling te thematiseren, bewust verveling kweekt, doelloosheid illustreert met een structuur die nergens heen gaat, of maar wat amateuristisch aanmoddert wanneer het over inertie en onkunde moet gaan. Kunst is geen entertainment, maar een béétje notie van je publiek nemen, doet niemand kwaad. 'Negatieve' thema's of gevoeligheden kan je ook op een slimme manier aan de kaak te stellen. Een uitstekend voorbeeld, van de hand van de Amerikaans-Palestijnse choreograaf Tarek Halaby, was de bijster grappige stand-up performance An attempt to understand my socio-political disposition through artistic research on personal identity in relationship to the Palestinian-Israeli conflict, part one (2005). Halaby's afstudeerproject aan het Brusselse P.A.R.T.S. was niet het eerste eindwerk dat onderzoekt hoe je als nietig individu nog iets kan 'betekenen' voor een wereld waar de conflicten ons onderhand boven het hoofd groeien. Niettemin toonden zijn even pijnlijke als grappige zelfrelativering en zijn ontwapenende eerlijkheid over eigen twijfels zich bijzonder verfrissend. An attempt was een schot in de roos.

SOLO FOR MY BODY ONLY

Halaby's nieuwe project, Finally I am no one, lijkt een logisch vervolg. Het vormt niet alleen een nieuwe stap in zijn artistieke zoektocht naar hoe hij in zijn werk kan omgaan met zijn Palestijnse roots en de Palestijns-Israëlische kwestie. Het is ook de danssolo die An attempt nooit geworden is. Tijdens de voorbereiding voor dat project was Halaby namelijk in de knoei geraakt: hij kreeg met dans niet gezegd wat hij wou overbrengen. Pas na een lang gesprek met coach Jan Ritsema ('Je moet niet dansen, maar zeggen wat je mij net hebt verteld') koos hij voor de vorm van een open en uitnodigende stand-up.

Finally I am no one is veel meer gesloten. Ten eerste danst Halaby achter een fijnmazig gordijn, een installatie van scenografe Olivia Mortier. Dat doek onthult net genoeg om de contouren van zijn aanwezigheid te vatten, maar verhult te veel om je als publiek aangesproken te voelen. Nochtans slooft de performer zich behoorlijk uit. Alsof hij zijn falen om in An attempt te dansen wil goedmaken, stopt hij amper met bewegen. Net wat een publiek wil van dans: dat het beweegt, niet? Maar het gaas zit een prettige kijkervaring in de weg. Danst Halaby wel voor ons? Meer voor zichzelf, zo lijkt het. Zijn dansen is als een gevecht, gestuwd door een muziekscore die het publiek niet kan horen. Het lijkt een wanhopig volharden in beweging, om niet te hoeven stilstaan bij de vraag wat die beweging dan wel drijft. Omdat de stilte je zou overmannen en de zinloosheid je keel zou dichtknijpen, wanneer je de routine op zou geven. Die interpretatie sluit aan bij Halaby's eigen verklaring voor de reden waarom hij de politieke kwestie in het Midden-Oosten nu wél vanuit dans kon benaderen: hij vond een manier om via beweging in te haken op de reële levenscondities van de Palestijnen. Wie het nieuws een beetje volgt of de Palestijnse gebieden al bezocht, weet waar Halaby op doelt: ook in Palestina, waar de choreograaf voor research heen trok, sta je beter niet te lang stil bij hoe het dagelijkse leven zich organiseert. Het is vaak te absurd en te grof voor woorden. Blijft de vraag: waar laat dat ons, toeschouwers, bij dit project? Wat is het bestaansrecht van dans die enkel voor zichzelf danst? Of moeten wij misschien onze geconditioneerde blik bijstellen en is niet de danser, maar het scherm de protagonist?

Dat gaasdoek heeft een dubbele functie. Niet alleen laat het de 'afwezige aanwezigheid' van Halaby doorschemeren, het dient ook als projectiescherm. Soms bieden simultane zwart-witbeelden van een bewakingscamera een alternatief perspectief op wat Halaby achter het scherm doet. Op andere momenten worden eerder opgenomen footage-beelden geprojecteerd. Ze tonen een handvol personen die steeds terugkeren, voor steeds dezelfde handelingen: een lummelende persoon op een matras, een bewaker die een douche gaat nemen en een eenzame loser die Youtube-gewijs meekweelt met The Beatles ('Hey Jude') of Nina Simone ('Don't Let Me Be Misunderstood'). Deze banale, repetitieve handelingen brengen niet veel soelaas: ze zijn allemaal erg vlak en eentonig. We horen het publiek rond ons zuchten en kreunen. Onwillekeurig denken we terug aan de scène uit An attempt, waarin Halaby het publiek overdreven vriendelijk en dus niet erg overtuigend 'gijzelt'. Hier voelt de 'gijzeling' een stuk doeltreffender. Als Halaby het publiek aan den lijve wil doen voelen hoe Palestijnen in de Palestijnse gebieden leven — als sardienen op elkaar geplet, omringd door een sterke fysieke én mentale muur — dan slaagt hij daar glansrijk in. Door zo flagrant het publiek te negeren, toont hij zich duidelijk niet bang om zich kwetsbaar op te stellen. Het publiek irriteren lijkt zijn enige mogelijke strategie om de boodschap over te brengen. Dan klinkt de leegte niet hol, maar reikt de voorstelling sleutels aan om inwaarts te keren en je vragen te stellen bij je eigen verveling, frustraties en ongemak. Onverhoeds blijkt dan dat jijzelf, toeschouwer, de protagonist bent.

KIJK, EEN PALESTIJN!

Halaby is in elk geval geen artistieke sul zonder erkenning voor het publiek. Integendeel, zoals zijn vorig werk bewees. Nu blijkt die erkenning uit de parallelle tentoonstelling bij de performance: Actually, I am someone. Dat fotoproject, gerealiseerd in samenwerking met de Brusselse fotografe Aurélia Berthe, toont een reeks frontale zwart-witportretten van inwoners uit de Palestijnse gebieden. Allen dragen ze de Haffa-sjaal, de zogenaamde 'Arafat-sjaal'. Die mag symbool staan voor hoe het Westen 'Palestijnen' taxeert: ondanks een breed pro-Palestijns sentiment, heerst hier toch nog vooral onwetendheid en achterdocht. De Palestijnse gebieden zijn op onze geglobaliseerde vakantieplaneet een zeldzame zwarte vlek op de kaart: gebied waar je zogezegd 'niet heen kan', met die steenwerpende 'herrieschoppers' van op tv. Hoe ontmijn je die blik? In de tentoonstelling lukt dat Halaby wonderwel. De zwart-witkwaliteit en de serialiteit van de verschillende portretten schuiven de sjaal naar de achtergrond, ten voordele van de individuele identiteit van de reeks lachende, dromerige, ontwijkende of ernstige gezichten. De foto's zijn een tikkeltje naïef, maar ook eerlijk. Sterk is vooral hun erg persoonlijke appel: daar ben jij, ik zie dat jij mij ziet, laten we nu maar op gelijke voet een gesprek aanknopen! Vreemd hoe makkelijk foto's zo'n open appel kunnen opwekken, terwijl theatrale producties met performers 'van vlees en bloed' daar maar zelden in slagen. Misschien omdat beelden ruimte laten voor je eigen dialogue intérieure in de ontmoeting met het getoonde, voor een bevraging van je eigen standpunt? Terwijl de fysieke aanwezigheid van de live performer veel dwingender is en de dialoog steeds buiten de toeschouwer om stelt? Anders dan in een vrije, gedeelde tentoonstellingsruimte gaapt tussen het publiek in de zaal en de performers op het podium ook steeds een onoverbrugbare fysieke kloof. Er is geen sprake van een gedeelde basis om een gesprek gaande te houden: bemiddeling gebeurt achteraf. Nooit is de dialoog echt open en evenwaardig. Het publiek heeft altijd het laatste woord, en dus de overhand.

Misschien kwam ook Halaby tot dat inzicht op zijn wereldwijde tournee met An attempt. Wat namelijk opviel aan die speelreeks, was dat de zelftwijfel gaandeweg verdrongen werd door een militantere toon. Anno 2008 liet Halaby optekenen: 'Ik ben blij dat ik de solo tot op vandaag kan blijven spelen en op die manier het onderwerp van de Palestijnse zaak kan aankaarten. Dat ik die stem heb, die anderen niet altijd hebben, en die stem kan gebruiken'. Vond de weifelende student een levensmissie? Of heeft hij zich hier vergaloppeerd? Verwarde hij de in wezen reflexieve ruimte van de kunst met het actieveld van de politiek? Ons gaf de latere An attempt in elk geval het beklemmende gevoel geen ruimte meer te laten voor een meerduidige interpretatie. Wou Halaby méér effect sorteren? Misschien heeft de onmacht daartoe hem aan het denken gezet...

VOORBIJ DE BEELDEN, HET ZELF-VERLIES

Alleszins valt nu beter te begrijpen waarom Halaby met Finally I am no one kiest om het publiek in zijn kijken te irriteren. De Palestijnse kwestie kan gelden als een extreem voorbeeld van hoe een groep gekneed wordt onder de vooroordelen, belangen en manipulaties van anderen. Niet alleen moeten Palestijnen hun land en hun nationale identiteit voortdurend verantwoorden, ook krijgen ze internationaal een hoogst bedenkelijke rol toebedeeld in een politiek en mediatiek verhaal dat ze niet controleren. Hun isolement wordt dus mee bepaald door een westerse blik die op zich weinig verschilt van de dominante kijk van de theaterkijker op de kwetsbare performer. Ook die geeft zijn eigen verhaal en identiteit uit handen. Kortom: wat Halaby in Finally I am no one probeert, is onze isolerende blik op de Palestijnen te verruimen, in een artistieke context die aanzet tot een soortgelijke vorm van kijken. Een hele uitdaging! Zijn strategie om het dominante kijken te ondermijnen lijkt erin te liggen dat kijken in extremis uit te dagen en te vermoeien, een beetje zoals een kind een lolly voorhouden zonder het die te geven. Aan de dansliefhebber geeft hij 'dans' zonder die op een presenteerblaadje aan te reiken. Onze beeldenhonger voedt hij met Youtube- en andere footage, maar die valt saai uit wanneer je ze niet snel kan weg zappen. Zo verschuift de aandacht weg van wat wordt getoond, naar hoe het wordt getoond. De schimmige bewakingsbeelden spiegelen dan de dominantie van ons kijken en het scherm zet het isolement van zowel Palestijnen als de performer extra in de verf. Nu pas ontplooit de dubbele titel van het project zich in zijn volle reikwijdte. Actually, I am someone, want: iedereen zoekt zichzelf persoonlijk te manifesteren. Alleen besta je pas bij gratie van een ander die je in dat bestaan erkent. Zeker in een situatie waar geen open dialoog mogelijk is, zoals in theater of in een 'gemediatiseerde' bemiddeling, ben je maar hoe anderen (in deze voorstelling: wij, westers publiek) je zien. Dan toch liever niemand zijn en je onttrekken aan die blik die je eigen identiteit 'steelt' en van 'jezelf' een 'ander' maakt? Net in die existentiële paradox liggen de vertwijfeling en de wanhoop die deze voorstelling tekenen, maar ook de frustratie van de toeschouwer.

Vanuit dat besef kan je twee dingen doen. Je kan huilebalken omdat je niet in je verlangen wordt voldaan. Of je kan ootmoedig toegeven dat dat verlangen problematisch wordt wanneer het ten koste van anderen gaat. Omdat de paradox waar Halaby aan raakt erg universeel is (iederéén wordt gedreven door een verlangen zich te manifesteren en voelt zich soms miskend, iederéén stoot op barrières en zoekt die te overstijgen, iederéén bouwt muren om zich te beschermen en achter te verbergen), creëert de voorstelling alsnog een opening om je verveling te overstijgen en je aan het denken te zetten. Hoe martelend de overdonderende aanwezigheid van de afwezigheid in Finally I am no one ook is, eens je je erover heen zet, kan afwezigheid een bijster mooi cadeau blijken. Het biedt een kans om op de 'reset'- knop te duwen: om inwaarts te keren en afstand te nemen van de beelden, routines en verhalen die we onszelf voorhouden omdat ze ons een comfortabel gevoel geven. Finally I am no one voelt misschien nog niet helemaal af (vooral aan de dosering kan nog gesleuteld worden), maar bevat daarmee de kern voor een belangwekkende ervaring en interessante inzichten. Het duidt hoe wij de media een onverdiende status verlenen, die door hun werkelijke, fysieke afstand onze menselijkheid op het spel zet. Het daagt ons uit na te denken over wat ons humaan maakt, in plaats van wat ons comfortabel doet voelen.

Voor verdere speeldata: volg de kalender op www.wpzimmer.be