Dans in Mons

Door op Sat Jul 25 2015 19:05:07 GMT+0000

Zelden waren twee danspremières op één festivalavond zo verschillend als Speak low if you speak love van Wim Vandekeybus (1963) en Memories van Michèle Anne De Mey (1959). Zij aan zij stonden ze geprogrammeerd op het Festival au Carré in Mons. Exuberant naast ingetogen, vurige passie naast stille melancholie, rauwe intuïtie naast bedachtzame reflectie. Een koppelbespreking.

Monotone liefdespassie

In zijn nieuwe dansvoorstelling Speak low if you speak love viert Wim Vandekeybus de liefde in al haar hoekige grilligheid. Veel is er aan zijn explosieve stijl niet veranderd, sinds hij in 1987 de Belgische danswereld op zijn kop zette met zijn debuut What the Body Does Not Remember, waarin dansers de strijd aangingen met vallende stenen. Ook Speak low if you speak love kenmerkt zich door een puur fysieke dansbenadering en een brutale confrontatie met muziek. Nadat de choreograaf in Talk to the Demon alle noten had afgezworen, werkt hij dit keer opnieuw samen met muzikant en componist Mauro Pawlowski, om het pulserende ritme van de liefde naar de scène te vertalen volgens het bekende script van seks en rock-‘n-roll. Verwacht bij Vandekeybus geen intiem liefdesspel, maar een rauw strijdtoneel der seksen, geflankeerd door de oerkrachten Eros en Thanatos, seksualiteit en agressiviteit. ‘De meest interessante liefde ziet eruit als een constant gevecht.’

67_roth_vdk.jpgDe scène is gehuld in duisternis. Links wapperen haast doorzichtige doeken, rechts zie je een ietwat kitscherig natuurdecor. Drummer Jeroen Stevens komt op met een doek rond zijn hoofd en werpt steeds opnieuw een koord in het publiek. Het openingsbeeld lijkt de kiemen te dragen van wat zich bijna twee uur lang voor onze ogen zal afspelen: een langgerekte uitbarsting van een verstikkende, (zelf-)destructieve liefde waarin het gelaat van de Ander geen plaats heeft. ‘De interactie met het publiek vind ik heel belangrijk’, licht Vandekeybus het openingsbeeld toe. ‘Een toeschouwer is iets heel passiefs, je creëert heel snel een soort tv-stuk. Ik wil het publiek een rol geven, de intentie van het kijken veranderen. Vandaar de visser die zijn koord naar het publiek uitwerpt. Die eerste actie maakt het publiek bewust dat het stuk ook over hem zal gaan. Het publiek is als een oceaan waaruit je kan vissen.’

Ondertussen zwalpt een halfnaakte danser gesluierd over de lege scène. De Zuid-Afrikaanse zangeres Tutu Puoane zingt met hoge halen en fluistert hem als in een bezwerende toverformule onverstaanbare woorden toe. Als een vampierachtige heks besmet ze hem en de andere dansers met een pathologische liefdeskoorts, waartegen ze geen verweer hebben. ‘In tegenstelling tot vroegere voorstellingen zijn de figuren nu heel herkenbaar’, zegt Vandekeybus. ‘Een vampier, een heks, een Viking: het zijn prototypes die ons doen dromen en fantaseren, die symbolen zijn geworden die rond liefde hangen zonder dat ze echt bestaan moeten hebben. In mijn beginjaren wilde ik geen enkele referentie maken, ik wilde een nieuwe code en een nieuwe taal creëren, de mythologieën zelf uitvinden en heruitvinden. In deze voorstelling is alles veel duidelijker en herkenbaarder. What you see is what you get.’

Gender als verkleedpartijtje? Ik heb er zo mijn twijfels bij.

Hoewel de titel van de voorstelling iets anders doet vermoeden, is er in dit dansspektakel opmerkelijk weinig plaats voor intimiteit en tederheid. ‘Liefde en geweld zijn vaak onlosmakelijk met elkaar verbonden, maar het is net die gevaarlijke complexiteit die een relatie interessant maakt’, vindt Vandekeybus. Liefde draait in zijn stuk om macht en bezit, onverzadigbare lust en tomeloze passie, omgord met een sadomasochistisch randje. Als in een langgerekte orgiastische oerkreet van bijna twee uur stoten de lichamen uitzinnig op elkaar, volgens het klassieke schema van dominantie en onderwerping: man neemt vrouw, maar een enkele keer ook omgekeerd. ‘Gender is een thema dat in mijn stuk voortdurend wordt bevraagd’, aldus Vandekeybus. ‘De clichématige oppositie tussen mannelijkheid en vrouwelijkheid is aan het vervloeien, zeker in dans. Er zijn mannen die heel vrouwelijk kunnen dansen en andersom. Dat is een kwaliteit die je moet bespelen. Zo wist ik bijvoorbeeld onmiddellijk dat ik iedereen de ene keer als meisje, de andere keer als jongen wilde aankleden.’

Gender als verkleedpartijtje? Ik heb er zo mijn twijfels bij. Of zou een potsierlijk twerkende jongeman in vrouwenkleren werkelijk de heersende genderconstellatie kunnen openbreken? Parodie en mimicry zijn uiteraard belangrijke middelen om normatieve culturele codes te problematiseren en te destabiliseren. Maar in een stuk dat vooral de man als brute agressor ensceneert, werkt zo’n karikaturale maskerade misschien niet zozeer normdoorbrekend, maar ex negativo juist clichébevestigend. De reactie van het publiek was in elk geval veelzeggend: geen verstoorde blikken, wel een vrijblijvend gelach.

67_roth_speak low_0.jpgDe hitsigheid van de dansers wordt aangezwengeld door de opzwepende muzikale setting. Met pompend slagwerk, dreigende gitaarklanken en een orgel hebben Mauro Pawlowski, Elko Blijweert en Jeroen Stevens een muzikale tour de force neergezet die voluit gaat voor dissonantie en noise. De energieke, soms agressieve sound doet de set stijf staan van de masculiniteit, terwijl de klassiek geschoolde stem van zangeres Puoane zowel kracht als fragiliteit uitademt. Tegelijk probeert Vandekeybus de grens tussen dansers en muzikanten te doen vervagen. Terwijl de dansers aan de slag gaan met drumstokken en tapdans, gaan de muzikanten deel uitmaken van de dramatische setting. ‘Ik hou niet van die propere vormgeving waarin een muzikant slechts een muzikant blijft. Het zijn de verschuivingen die een stuk interessant maken.’

Ondanks de fenomenale dansprestaties en de geweldige livemuziek kan Speak low if you speak love niet blijven boeien. Daarvoor mist het stuk nuance, diepgang en reliëf. ‘Mensen vragen me vaak: wat is je boodschap? Totaal niks eigenlijk. Ik hou er niet van exact te weten waar ik met mijn stuk naartoe wil. In die zin ben ik misschien wel een soort continue rebel tegen het begrijpen of het overduidelijke. Ik draai de dingen graag ondersteboven.’ Zo’n intuïtief creatieproces is natuurlijk legitiem, maar in deze voorstelling misschien niet steeds valabel. Speak low if you speak love voelt als een arbitrair dansconcert dat nog uren aan hetzelfde tempo kan doorrazen, maar er net zo goed helemaal anders had kunnen uitzien. Regelmatig waan je je als toeschouwer in een repetitieruimte waar dansers vrijblijvend hun kunstjes uitproberen. Wat in de explosie van prikkels en impulsen ontbreekt, is een dwingende samenhang die verbanden creëert en stuurt wat er gebeurt. Want een steeds aanhoudend hoogtepunt wordt op den duur toch ook maar monotoon.

(Hannelore Roth)

Dans de déjà-vu

Af en toe een moshpit, voor de rest geen benul van dans. Trage, introspectieve kunst: eerder een last dan een zegen. Niet meteen de beste achtergrond om naar Memories van Michèle Anne De Mey te trekken. Maar de première op Mons 2015 bleef hangen. Zelfs bij iemand die boven zijn zetel een Black Flag-hoes hangen heeft. Hier de vijf meest memorabele momenten van Memories en wat De Mey erover vertelt.

67_roth_demy_Julien Lambert.gifOp papier leek Speak low if you speak love eigenlijk interessanter. Muziek van Mauro Pawlowski en de rest door ene Wim Vandekeybus, een man met een blijkbaar hevig en gevarieerd oeuvre. Wie die voorstelling zag, gebruikte achteraf dan ook woorden als ‘razend tempo’, ‘animale energie’, ‘onverzadigbare lust’ en ‘dwangmatige passie’. Gender, dominantie, zelfs rite en de doorgeflipte Franse filosoof Antonin ‘Theater van de Wreedheid’ Artaud zou je erbij kunnen halen. En er was iets met een viking en vaginaal bloed. Maar nee, ik zat in een zaal met een restaurant dat negen euro voor een te klein slaatje met geitenkaas vroeg. Te kijken naar een zetel, een stoel, een opgezette vos en een tafel. Te wachten op een intieme voorstelling over het geheugen en de herinnering, met de heel verrassende titel Memories. Zoiets gaat niet bepaald vooruit.

Het licht gaat uit. Drie dansers – De Mey zelf, haar assistent Gregory Grosjean en Gabriella Iacono – lijken iets te zoeken op het podium of in de lucht. Ze kunnen het maar niet vinden. Nogal repetitief en saai, zeker omdat de schokkerige bewegingen een half strijkkwartet No. 4 in G mineur K516 van Mozart in beslag nemen. Het moment waarop de dansers voor het eerst samenkomen en aan een soort rechtstaande twister op amper 2 m² beginnen, zien ze elkaars gezicht nooit. Tof detail, maar de verwachtingen zijn allesbehalve overtroffen. Maar dan…

_… komt Mozart tot zijn einde. Het licht gaat uit. Plots zie je De Mey in een zetel zitten. Absolute stilte. Ze begint haar monoloog. De vrouw probeert zich neurotisch aan haar omgeving vast te klampen en die te vatten. Op haar breekbaarst. Geen wonder dat de tekst steunt op stilte en herhaling – of is dat amnesie? Haar ademhalingen tussen de woorden, je moet en zal ze horen, ook al betekent dat enkele kwade blikken naar de hoestende man achter je. Die stilte snijdt harder dan een doorsnee Sex Pistols-gitaar. Het licht wordt stilletjes aan gedimd, De Meys tempo neemt af. Haar woorden zijn nu nog maar zo dun als ether. Met een zevende (?) ‘je me recule dans mon fauteuil’ geeft ze zich over aan de complete duisternis. _

**De Mey: ‘**Na het overweldigende succes van Kiss and Cry kwam ik op een punt waar het moeilijk was om iets nieuws te bedenken. Er was veel druk. Maar dit thema leek simpel en interessant. Inzoomen op het geheugen en op de verschillende etappes van geheugenverlies. Ik wilde terugblikken, ook op mijn eigen repertoire. Ik wilde mezelf voorstellen als een gebroken herinnering. Mijn ideeën rond dit thema komen uit verschillende hoeken. Onder meer via het verhaal van Trisha Brown, een ondertussen gestorven postmodernistische choreografe die ik kende en bewonderde. Zij vocht ook tegen een vorm van dementie. Haar transformatie zette me aan het denken. Ook in mijn omgeving zijn er mensen met geheugenverlies of Alzheimer. En in mijn familie was er een ongeluk. Iemand waarmee ik heel close ben, moet daardoor haar leven elke dag opnieuw en opnieuw reconstrueren. Ze weet zelfs niet meer dat ze dat ongeluk gehad heeft. Dat speelde allemaal mee, maar het is absoluut niet zo dat Memories autobiografisch is. Ik wil eerder vragen stellen. Hoe werkt zo’n transformatie en reconstructie via onbewuste mentale en fysieke flarden? En belangrijker, hoe beeld je dat uit? Hoe dans je een déjà-vu?’

Als Iacono de grond raakt, zal ze zeker breken. Maar Grosjean versnelt zijn pas en kan haar nog net grijpen

Een oranje lantaarn verschijnt en belicht voorzichtig delen van het podium. De stoel, de tafel, de opgezette vos, alles staat er nog. Maar de zetel is leeg. Op de grond maakt een figuur op handen en voeten unheimliche bewegingen. Elke spier van haar lichaam spant zich in slow-motion. Het enige geluid: haar klauwende gehijg en een langgerekte sleep van voet op hout.

**De Mey: ‘**We dachten eerst aan grotere decors. Verlaten huizen en zo. We gingen ook onmiddellijk voor gedanste tableaus. Na enkele improvisatierondes met attributen, soms abstract, soms theatraal, begonnen we aan de composities. Daarna hebben we alle onnodige ballast overboord gegooid, zowel bewegingen als decor. Voor dat laatste hebben we ook helemaal geen geld. (lacht) En soms volstaan een paar simpele voorwerpen, drie dansers, hun lichaam een lichtje en wat rook. Bovendien verdwijnen sommige voorwerpen. De ondertitel van deze productie is niet voor niets Lost in Oblivion. Mensen zijn pas echt verloren in de leegte. Alleen de vos blijft, wat die ook moge betekenen.’

Het duet komt er enkele scènes nadat Grosjean letterlijk in rook is opgegaan. Iacono was alleen op de grond achtergebleven. Van achter de coulissen wandelt hij nu traag op haar af. Ze veert plots recht, alsof ze een soort indringer opgemerkt heeft. Waarop ze begint te vallen. Maar als je bedenkt dat het over herinnering gaat, kan je het ook omdraaien. Alsof iemand de rewind- en pauzeknop van de tv misbruikt. Als Iacono de grond raakt, zal ze zeker breken. Maar Grosjean versnelt zijn pas en kan haar nog net grijpen in een combo van liefde en gevangennemen. Maar dat kan ook liggen aan haar dubbele bewegingen. Vlagen van herkenning versus twijfelende ontsnappingspogingen. De twee dansen tegen elkaar. Hij houdt haar vast met zijn aanwezigheid. Want ze raken elkaar nooit aan.

**De Mey: ‘**Juist. Daar gaan eigenlijk alle duetten over: je hebt één fragiele persoon en een andere die wil helpen. Ook al dreigt de eerste op elk moment in duizend stukjes uiteen te spatten, blijft haar partner doorheen de jaren bij haar. Ondanks alles. Dat Gabriella nu aan Gregory toe lijkt te geven om hem dan weer af te stoten of te vallen, is dan ook geen schizofrenie, maar zij die hem en zichzelf keer op keer verliest. Samen verloren in de leegte. Dat was het idee. De solo’s en duetten worden afgewisseld met twee keer drie scènes van beweging. Gefragmenteerde en schokkerige ik-wil-iets-zeggen-maar-ben-het-vergeten-momentjes, zeg maar. En elke dans of beweging vormt een andere herinnering. Als een kapot gevallen spiegel waarvan je de stukjes terug in elkaar moet puzzelen.’

67_roth_demey_julienlambert.gifEen tijdje later zit De Mey terug alleen aan haar tafel. Ze buigt zich erover en lijkt met haar vingers herinneringen uit haar hoofd te willen plukken. Ze spreidt ze voor zich uit op het hout en laat haar vingers erdoor dansen. Maar dan neemt de intensiteit waarmee ze pulkt toe. Tot ze zich plots helemaal op de tafel gooit. Alsof ze zich met haar flarden wil insmeren.

**De Mey: ‘**Die dansende vingers, ook wel nanodanse genoemd, zaten in Kiss and Cry. Dat is één momentje waarin ik terugblik op mijn eigen repertoire. Er zijn nog heel wat andere momenten, maar die ga je niet herkennen als je nog nooit iets van mij gezien hebt. Maar over de Mozart en de ‘Sposa son disprezzata’ van Geminiano Giacomelli in de versie van Cecilia Bartoli kan ik je wel iets vertellen. Die laatste muziek vormde de achtergrond van een van mijn solo’s in 1995. Cecilia Bartoli’s stem, dat is resonantie op zich. Daarom zat ze ook in Kiss and Cry. De Mozart is een ander verhaal. Dat is een teruggevonden herinnering waarnaar ik al meerdere jaren verwoed op zoek was. Ik had in mijn hoofd een melodietje zitten. Dat had ik op cassette. Maar ik was het kwijtgeraakt en heb sowieso geen cassettespeler meer. Ik wist dat het van Mozart was, maar ik dacht aan een sonate. Ik zat fout. Na lang, stapsgewijs zoeken, bleek het om het strijkkwartet No. 4 in G mineur K516 te gaan. Allemaal puzzelstukjes.’

Even later gaat het licht terug aan. Applaus. Terecht. De kracht schuilde in de stilte, in de herinneringenstorm die ergens in de verte raasde. Na de voorstelling zoek ik naar het enige popnummer: ‘Memories’ van Robert Wyatt. ‘I know I cannot leave this place full of memories. I've got to choose between tomorrow and yesterday.’ Een bluesy seventiesnummer. Niet echt om op te feesten. Eerder om nog een nachtwandeling bij te maken en in lantaarnpalen te staren. Maar soms is achteruitkijken en stilstaan bij de leegte best wel oké. Hoe gefragmenteerd het beeld ook is of hoe traag het ook voorbijgaat. Trouwens, punk, had dat niet iets te maken met minimalisme te midden van exces?

(Sebastian Roth)

Hannelore Roth bereidt aan de KU Leuven een doctoraat voor in de Duitse literatuur. Sebastian Roth is twee minuten ouder dan zijn zus en schrijft onder meer over muziek voor Knack Focus. Ze schreven deze bespreking tijdens een residentie van rekto:verso in Mons, 6-9 juli 2015 (met steun van Théâtre Le Manège Mons en Wallonië-Brussel Toerisme - info@belgie-toerisme.be)

Lees hier de rest van ons relaas over Mons 2015, Culturele Hoofdstad van Europa!