Daar zijn de projectsubsidies weer!

Door Wouter Hillaert, op Mon Jan 18 2016 13:14:14 GMT+0000

De eerste subsidies onder het nieuwe Kunstendecreet zijn een feit: 74 kunstenaars en organisaties krijgen samen 2,27 miljoen voor beurzen en projecten. Het goede nieuws is dat Minister Sven Gatz het veel properder aanpakte dan bij de vorige ronde. Het slechte nieuws blijft dat de middelen voor kleinere spelers nog altijd zo beperkt zijn dat zelfs sterkhouders als Pieter De Buysser of Inne Goris uit de boot vallen. Of ligt dat aan de nieuwe beoordelingsprocedure zelf? Over het kunstenveld hangt de stilte voor de storm…

Deze eerste kleine projectenronde was de lakmoesproef voor het grote werk van dit voorjaar: de verdeling van 90 miljoen structurele subsidies voor de komende vijf jaar. Met die generale repetitie probeerde Sven Gatz bij het veld het vertrouwen te herstellen dat hij deze zomer was kwijtgespeeld. Toen bedacht hij zonder veel uitleg slechts 40% van alle positief geadviseerde kunstenaars en organisaties met projectsubsidies, morrelde hij ook nog serieus aan hun bedragen en schoof hij tegelijk wel geld toe aan zeven negatief geadviseerde dossiers.

Het protest daarover, zelfs tot aan de lippen in het water, lijkt niet in dovenmansoren gevallen. ‘Ik heb deze keer geen enkel dossier opgevist en ben ook niet afgeweken van de adviezen van de commissies’, vertelt de minister aan rekto:verso. ‘Zo hebben we deze keer wel rekening gehouden met zo correct mogelijke bedragen. Ik zeg niet dat ik in de toekomst nooit meer zal afwijken, maar ik wilde bij de start van dit nieuwe beoordelingssysteem de commissies het signaal geven dat hun werk mij dierbaar is.’

Wie gelooft dat kunstenaars al te makkelijk verwend worden met subsidies, moet die mening bijstellen.

Vijftien commissies met experts uit ‘de pool der beoordelaars’ bogen zich afgelopen herfst over 340 aanvragen van individuele kunstenaars en organisaties, voor zowel beurzen als projecten. Elke commissie kreeg 10 tot bijna 40 dossiers voor de kiezen, om het artistieke luik te beoordelen volgens vijf categorieën: zeer goed, goed, voldoende, nipt onvoldoende en volstrekt onvoldoende. Zo werden in totaal 71 dossiers artistiek afgestempeld met ‘zeer goed’, 76 dossiers met ‘goed’ en 39 dossiers met ‘voldoende’.

Wie gelooft dat kunstenaars al te makkelijk verwend worden met subsidies, moet die mening dus bijstellen. Slechts de helft van de ingediende plannen werd artistiek interessant genoeg bevonden. In de terminologie van het vorige decreet: de helft (55%) kreeg ‘een positief artistiek advies’. Daarnaast beoordeelde en quoteerde de administratie Kunsten ook het zakelijke deel van alle projectaanvragen (beurzen worden niet apart beoordeeld op zakelijk vlak). Zij vond 60 projectdossiers ‘zeer goed’, 70 ‘goed’ en 35 ‘voldoende’. Op zakelijk vlak slaagt zo 70% van de projectsubsidie-aanvragen.

Goed is niet goed genoeg

Op basis van het beschikbare budget en de gecombineerde adviezen, inclusief voorgesteld subsidiebedrag, nam Gatz echter de eindbeslissing om middelen toe te kennen aan veel minder dossiers dan de commissies hadden verhoopt:

  • 20 kortlopende beurzen voor kunstenaars (198.000 euro)
  • 12 meerjarige beurzen voor kunstenaars (348.260 euro)
  • 11 projecten van kunstenaars (184.383 euro)
  • 31 projecten van organisaties (1.541.840 euro)

Om als kunstenaar of kleine organisatie steun te ontvangen, is de lat wel heel hoog komen te liggen.

Tussen de gelukkigen zitten nieuwkomers als musicalgezelschap Promitheus, choreografe Anneleen Keppens of de transdisciplinaire organisatie Wilde Vlechten, maar ook klinkende namen als filmmaker Herman Asselberghs of muzikant Rudy Trouvé. Bij de podiumkunsten merk je vooral vaste projectgezelschappen, zoals BOG, Lucinda Ra, Sermoen, Lodewijk Louis, Miet Warlop of mennomichieljozef.

Voor alle toegekende bedragen volgde de minister – vrij uniek – het voorstel van de commissies, die (slechts) in 13 gevallen (17%) het aangevraagde bedrag naar onderen bijstelden – Joëlle Tuerlinckx en Tuur Van Balen zagen het wel gehalveerd. Koplopers – met elk 180.000 euro – zijn het Vlaamse showcase-festival Big in Belgium (vzw Feel Estate) en het project Infinity van de VUB, maar in beide gevallen gaat het om driejarige projecten. Die meerjarige optie is een fijne nieuwigheid in het vernieuwde decreet, maar ze verzwaart wel de factuur, ten koste van het aantal dossiers dat geld vangt.

69_hillaert_P_measuring1_0113.jpg

Dat brengt ons bij een eerste vaststelling: om als kunstenaar of kleine organisatie steun te ontvangen, is de lat wel heel hoog komen te liggen. Van 340 ingediende plannen (waarvan 186 met een positief artistiek advies) krijgen er slechts 74 subsidies, of 22%. Dat percentage ligt nauwelijks hoger dan bij de gewraakte ronde van afgelopen zomer, toen maar 50 op 280 ingediende dossiers (18%) goed nieuws kregen. In 2014 was die gemiddelde slaagkans nog 42% voor projecten van organisaties, 39% voor kunstenaarsbeurzen en 35% voor projecten van kunstenaars (aldus het jaarverslag van Kunsten en Erfgoed). Van één op drie kansen naar één op vijf: dat is een wereld van verschil.

‘Voldoende’ is dus helemaal niet voldoende, en zelfs ‘goed’ is niet goed genoeg om finaal subsidies te krijgen voor projecten. Alleen projecten met een ‘zeer goede’ artistieke beoordeling tilde Gatz boven de lat. Zakelijk volstond de quotering ‘goed’, behalve dan voor podiumkunsten-aanvragen.

Hét toegangsticket tot projectsubsidies en beurzen heet nu ‘zakelijk zeer goed’.

Over die uitzonderingskeuze voor podiumkunsten is veel rumoer in de getroffen sector, maar over die keuze zegt de minister: ‘Omdat we voor de diversiteit van het landschap meer ruimte willen maken voor architectuur en vormgeving, audiovisuele en beeldende kunst, muziek en transdisciplinaire kunsten, hebben we voor die disciplines de lat verlaagd tot ‘zeer goed / goed’, in plaats van ‘zeer goed / zeer goed’. Zo konden we het relatieve overwicht van podiumkunsten iets temperen. Dat is de enige bijsturing die ik me gepermitteerd heb.’

Podium vreet de boter?

Op zich is dat een legitieme beslissing, zeker als je ziet dat de podiumkunsten (PK) aan de ingang van de beoordelingsmachine goed zijn voor één derde van het totaal aangevraagde bedrag, maar aan de uitgang bijna de helft van de middelen oogsten (zelfs na Gatz’ bijsturing). Ook de audiovisuele en beeldende kunsten (ABK) claimen aan de ingang één derde van de middelen, maar vangen na de beoordeling slechts een kwart. Telt Vlaanderen dan minder goede beeldende kunstenaars dan goede podiumkunstenaars? ‘Nee, bij theater en dans is er duidelijk meer ervaring om sterke dossiers te schrijven’, zo verklaart Gatz het verschil.

Maar zijn objectieve bijsturing in het nadeel van de podiumkunsten-aanvragers maakt wel een paar opgemerkte slachtoffers. Lies Pauwels, Inne Goris, Benjamin Vandewalle, Andros Zins-Browne en Rosa Omarsdottir: allemaal scoren ze ‘zeer goed’ voor hun artistieke plannen, terwijl hun ‘goed’ zakelijk plan – zo beoordeeld door één medewerker en teamverantwoordelijke van de administratie Kunsten en Erfgoed – niet volstaat voor subsidies. Ook de ‘zeer goede’ artistieke plannen van theatermaker Pieter De Buysser, muziektheater-collectief Mambocito Mio, choreograaf Albert Quesada of social-profit managementkantoor Bookman worden genekt door een ‘zakelijk voldoende’.

percentage disciplines.png

Wrang moet dat voelen, zeker omdat de geest van het draaiboek voor de beoordeling stelt dat het artistieke primeert op het zakelijke. In deze gevallen geldt eigenlijk het omgekeerde: het is het zakelijke advies (in alle gevallen dus positief) dat bepaalt of er wel of geen subsidies zijn voor uitmuntende plannen. Het zakelijke weegt dus wel degelijk door, en zelfs meer dan ooit. Hét toegangsticket tot projectsubsidies en beurzen heet nu ‘zakelijk zeer goed’.

Maar lang niet altijd hebben die zakelijke adviezen dezelfde kwaliteit, horen we bij meerdere commissieleden. Evenmin wordt altijd duidelijk gemotiveerd waarom het ‘goed’ werd en niet ‘zeer goed’. Zo vermeldt het zakelijk advies voor Zeven vzw van Inne Goris geen enkel negatief punt dat het verschil zou kunnen maken tussen ‘goed’ en ‘zeer goed’. Voor de theatermaker zelf betekent dat wel een verschil tussen 121.000 euro voor drie jaar, en lege handen.

Het Grote Beoordelingsspel

Bij vele commissies valt dan ook een groot misbaar te horen over deze beslissing, hoe proper en objectiveerbaar ze ook is, én hoe sterk ze ook tegemoet aan de vragen van het veld zelf: geen negatief beoordeelde dossiers bevoordelen, niet beknibbelen op geadviseerde bedragen voor goedgekeurde plannen met kwaliteit, én de keuzes helder communiceren. Waar ligt dan het conflict? In een groot verschil in perspectief.

69_hillaert_meetlat.jpg

Commissies kijken naar de hele beoordeling vanuit de individuele dossiers die ze hebben gelezen, gewikt en gewogen, bediscussieerd en uiteindelijk ook gequoteerd. Zo heeft de commissie ‘Beeldende Kunst-projecten’ 9 individuele kunstenaars positief beoordeeld, waarvan slechts 3 subsidies krijgen. Exit: Bert Danckaert, Lieven De Boeck, Emilio Lopez Menchero, Maryam Najd, Jean-Marie Bytebier, Philip Metten.Van 6 positief beoordeelde organisaties haalt slechts één de eindmeet. Exit: Posture Editions, Ithaka, Hectoliter, WARP (Coup de Ville) en Sydney Biennale. Gelijkaardige lijstjes vallen te maken voor andere commissies. Vooral het feit dat zij binnen hun schuif ‘zeer goed’ plots bijzondere projecten zien uitvallen om louter zakelijke redenen, zit vele beoordelaars hoog.

Terwijl de beoordeling al in het nieuwe systeem zit, hangt het budget nog in het vorige.

De minister daarentegen kijkt naar de hele kwestie vanuit het beschikbare budget. Dat bedraagt voor 2016 precies 5,92 miljoen (tegenover 90 miljoen voor de werkingsmiddelen). Dat is over de drie projectrondes van dit jaar verdeeld volgens een sleutel 40%-30%-30%. Voor deze eerste projectenronde was er dus 2,37 miljoen voorzien, terwijl het aangevraagde totaalbedrag afklokte op 15,36 miljoen.

Reken maar na: slechts 15% van het gewenste bedrag was reëel beschikbaar. Dat de verfijnde vijfdelige quotering (in plaats van de verfoeide ‘ranking’ van weleer) zou moeten dienen om een streep te trekken ver boven ‘voldoende’, was te verwachten en te voorzien. Zijn we dan nu getuige van de onervarenheid van de nieuwe commissies in het Grote Beoordelingsspel? Of van een kwaadwillig misbruik van vertrouwen door de minister, die de gerijpte positieve adviezen van zijn commissies koud onder de guillotine legt?

Gapend gat

Het probleem valt niet toe te wijzen aan personen, wel aan de structuren waarin zij moeten werken. Enerzijds heerst hier een instrument dat het zakelijke op gelijke voet is gaan behandelen als het artistieke. Anderzijds is er het feit dat 5,92 miljoen gewoon veel te weinig is voor alle aanwezige kwaliteit onder instromers, individuele kunstenaars en kleinere kunstenorganisaties in Vlaanderen. In 2013 en 2014 stak er nog 10 miljoen in de verzamelde ‘projectenpot’, maar die werd door vorig cultuurminister Joke Schauvliege mee aangesproken om in 2014 tweejarige structurele werkingen mee te subsidiëren.

69_hillaert_Meetlat 2.jpg

Dat gapende gat schrijnt nu des te pijnlijker. En niet alleen omdat ‘het aantal aanvragen en het totale gevraagde bedrag voor deze ronde aanzienlijk hoger liggen dan in 2015’, maar vooral omdat het nieuwe Kunstendecreet daar ook extra toe uitnodigt. Op papier wil dit decreet ‘het project’ immers opwaarderen tot een even volwaardige vorm van kunstcreatie als een jaarwerking, met bijvoorbeeld die nieuwe optie van meerjarige projecten.

In de geest van dit decreet zijn projectsubsidies dus niet langer een opstapje naar het (financiële) ideaal een eigen vaste structuur met x aantal vaste medewerkers en een kopieerapparaat, maar een even legitieme keuze voor een meer tijdelijke praktijk. Alleen blijft de financiële vertaling van dat idee totaal achter. Terwijl de beoordeling al in het nieuwe systeem zit, hangt het budget nog in het vorige.

3,2 miljoen voor alle dossiers met een dubbel positief advies: dat is ongeveer de helft van wat de Vlaamse Gemeenschap nu besteedt aan het Koninklijk Ballet van Vlaanderen.

Daar heeft Gatz goed nieuws over: ‘Ik heb het al aangekondigd bij de besprekingen na de vorige ronde: de 2 miljoen die collega Schauvliege op het einde van de vorige legislatuur heeft besteed aan de tweejarige werkingsmiddelen, zal in 2017 terugvloeien naar de projectenpot. Dan heb je daar 7,9 miljoen in plaats van 5,9 miljoen. Dat is een substantiële verhoging, of toch minstens procentueel. Intussen kunnen we ook een evaluatie doen. We willen het systeem zoals we het nu leren kennen, zuiver laten doorlopen over een heel jaar, om het dan zo nodig bij te sturen.’

Eén jaar Wesley

Volstaat die belofte voor die meer dan 100 kunstenaars die voor hun artistieke plannen een ‘zeer goed’, een ‘goed’ of een ‘voldoende’ kregen, maar geen geld? Hun lijst is lang: Kate MacIntosh, Compagnie Kaiet, Het Banket, Q-02, Kaat de Windt, Lieven De Boeck, GLIMPS, Oogst magazine, Katrien Valckenaers, het Big Bang Festival van Zonzo Compagnie, Nuff Said, Antwerpse Kathedraalconcerten, Nadine, het verjaardagboek van P.A.R.T.S., Stijn Cole, Guy Van Belle, Tamara Van San, Joke Raes, Smoke & Dust, Nunc, Sering, Le Concert d’Anvers & The Ministery of Operatic Affairs, El Fish, Max Last, …

69_hillaert_measuring_innovation.jpg

Het geld dat ze nodig hebben, is helemaal niet zo exuberant. Om alle niet gehonoreerde ‘zeer goede’ artistieke plannen met minstens een zakelijke ‘voldoende’ toch verwezenlijkt te zien, volstaat 650.000 euro. Alle ‘goede’ artistieke plannen met minstens een zakelijke voldoende, kosten een extra 1,75 miljoen. En alle artistieke ‘voldoendes’ nog eens een kleine 800.000 euro.

Samen is dat 3,2 miljoen voor alle dossiers met een dubbel positief advies. Dat is ongeveer de helft van wat de Vlaamse Gemeenschap nu besteedt aan het Koninklijk Ballet van Vlaanderen, om maar één voorbeeld te noemen. Of het exacte jaarloon van een voetballer als Wesley Sneijder bij zijn Turkse club Galatasaray. Voor meer dan 100 artistieke projecten en kunstenaarsbeurzen.

Wat deze lakmoesproef in elk geval leert, is dat er misschien weer moet worden nagedacht over slechts twee keuzes voor het zakelijke advies: ‘erdoor’ of ‘gebuisd’. En dat meer overleg over die zakelijke beoordeling tussen commissies en administratie zeer wenselijk is – al was het maar om de commissies van minder hoog uit de lucht te doen vallen bij het finale verdict.

Voor de structurele ronde zullen wellicht andere spelregels gelden, gewoon al door de veel grotere belangen die in het spel zijn. Maar misschien openbaart zich daar ook nog duidelijker de diepere problematiek onder deze nieuwe beoordelingssystematiek, voorbij de loutere kwestie van het beschikbare budget?