Daan Stuyven

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Bridge Burner, zo heet DAANs tweede en meest recente soloplaat. En laat bruggen verbranden nou net iets zijn waar Daan Stuyven héél slecht in is. Zijn solomuziek is futuristische retro-disco, doorspekt met allerlei "foute" eighties invloeden. Met zijn groepje Volt trok hij ook al een eighties revival op gang nog voor de jaren '80 goed en wel beseften dat ze voorbij waren en hij bracht al hommages aan Johnny Cash toen "the man in black" nog grijnzend zijn laatse songs in de microfoon mompelde.

Als zanger en songschrijver van Dead Man Ray mengt Stuyven het geluid van inktzwarte new wave, punk en westernscores tot homogene en innovatieve poprock, en verzon hij een nieuwe soundtrack bij een Belgische film. Een film uit 1962 wel te verstaan, een prent die het verhaal vertelt van een man (Bobbejaan Schoepen) die teruggeflitst wordt in de tijd. Dead Man Ray flitste het hele zootje naar het jaar 1999. Daan Stuyven is een man van de paradox en de tegenstellingen, een muzikaal schizofrene duizendpoot en anachronist die er niet voor terugschrikt zichzelf en zijn publiek een hak te zetten. En terwijl het werk van Dead Man Ray steeds beklijvender wordt, lijkt Stuyvens solowerk steeds nadrukkelijker richting dansbare pop te evolueren, zo leert ons de reconstructie van 's mans muzikale traject. Benieuwd of Victory, de binnenkort te verschijnen derde soloplaat van Stuyven, die trend zal bevestigen.

De kleptomaan in Daan

Begin 1998.  In de toenmalige uitvalsbasis van ondergetekende en een stuk of wat illustere vrienden worden de hogere studies wel eens aan de kant geschoven voor "het betere lied".  Allemaal zot van muziek volgen we al een hele tijd de Antwerpse scene die zich in het kielzog van Belgisch Hoop In Bange Dagen dEUS ontwikkelt op de voet.  Heaven Hotel, een klein platenlabel ontsproten aan het brein van ex-dEUS gitarist Rudy Trouvé heeft net een nieuwe schijf op de markt gebracht.  Aangezien we ons voorgenomen hadden om alle releases van HH, eender wat, sowieso aan een deskundige luistersessie bij een schuimende vaas te onderwerpen, wordt het ongemeen sexy klinkende Berchem door mijn huisgenoot en partner in crime stante pede aangeschaft.  De riff van opener "Beegee" rolt uit de boksen.  "Aha, de heren hebben wel érg goed naar Joy Division geluisterd" is mijn eerste gedachte.  Té goed, want immer op zoek naar authenticiteit en originaliteit doet dit me onmiddellijk aan de bas-intro van Joy Divisions "Transmission" denken, en, om heel eerlijk te zijn, denk ik liever aan niks.  Maar al gauw blijkt dat Dead Man Ray helemaal geen bassist in de rangen telt, en dat het stemgeluid van zanger-gitarist Daan Stuyven een aanzienlijk groter bereik heeft dan dat van brombeer Ian Curtis. Met een uiterst wendbare stem die gaat van een diepe bas tot hoge falsetuithalen leidt Daan de troepen door het eerste nummer van Berchem. Met de computer worden brokjes eigen muziek gerecycleerd en op die manier nieuwe, coherente nummers bijeengeharkt.  Het zijn als het ware mozaïekjes van klanken en daarna toegevoegde stoorgeluidjes die vreemd genoeg juist de aandacht bij de les houden.  De cut and paste-techniek heeft ook de tekst aan flarden gereten, al zingt Daan "Beegee" als betrof het een doorlopend verhaal. "Inc.", gelardeerd met een spaghettiwesterngitaartje, stuitert als een bal in een flipperkast en mengt zo hypnotiserende electronica met een onuitgegeven Ennio Morricone-soundtrack.  In het melancholische "Perfo" wordt Umberto Tozzi's "Ti Amo" door een trompet in slaap gewiegd.  De single "Chemical" krijgt de intro van TC Matic's "Putain Putain" en de baslijn van een Clock DVA nummer mee, de achtergrondvocalen doen denken aan die van The Stranglers' "Always The Sun", maar het geheel klinkt alleen maar Dead Man Ray.  De groep gedraagt zich als een kleptomaan  op een platenbeurs, maar getroost zich de moeite creatief om te springen met de geleende geluiden, ze in een andere context te plaatsen en ze zich eigen te maken. Goedkeurend geknor stijgt op, en na een aantal draaibeurten zijn we hooked.  En wij niet alleen precies. Ook het alternatieve circuit blijkt niet ongevoelig voor de nieuwe band, en "Chemical" wordt zowaar een afrekeninghit.  De échte doorbraak komt er op Rock Werchter '98, wanneer ze op het laatste nippertje worden opgetrommeld om als openingsact aan te treden.  Hoewel de mannen die nacht net zwaar hebben gefeest, bijgevolg geen oog hebben dichtgedaan en Stuyven zich met moeite z'n eigen teksten kan herinneren, spelen ze de weide plat met hun eigenzinnige recyclagerock en de ongelooflijke podiumuitstraling van hun frontman.  Er volgen nog triomfantelijke doortochten op diverse festivals als Dour en Pukkelpop, en Dead Man Ray wordt prompt uitgeroepen tot de opvolger van nationale trots dEUS.  Hoewel het vanuit commercieel oogpunt erg interessant zou zijn om op de kar van de succesvolle Antwerpse scene te springen, doet de eigenzinnige band er nochtans alles aan om dergelijke vergelijkingen te vermijden.  De titel van hun debuut die verwijst naar de plaats waar Stuyven op dat moment woont, spreekt in dat verband boekdelen.

Overdaad schaadt

Een goed jaar later volgt een nieuwe Heaven-Hotel-luistersessie, en alweer is het  mijn toenmalige huisgenoot die in de buidel mag tasten voor Stuyvens soloplaat "Profools".  Ditmaal trekt Daan een ander blik open, en dien ik opnieuw overtuigd te worden van zijn kunnen.  Het geheel klinkt een stuk minder duister dan Berchem, en de muzikant is ditmaal letterlijk een duivel-doet-al.  Onbewust levert Stuyven een staalkaart af van wat zijn muzikale verleden inhoudt, en wat de toekomst voor de luisteraar nog zoal in petto heeft.  Op zijn eersteling heeft Daan zijn oude home recordings van onder het stof gehaald, wat opgesmukt, en ze de wijde wereld ingestuurd onder de naam Profools, een allusie op het hippe protools systeem waarmee veel muzikanten dan komen aanzetten.  De plaat bestrijkt de periode 1993-1999, en laat Daans muzikale evolutie en fascinatie voor zowel eighties pop, beats, country en humor aan het woord.  Er wordt ook veelvuldig gebruik gemaakt van de Sherman filterbank, een uitvinding van Daans vriend Herman Gillis, waarmee klanken vervormd en mismeesterd kunnen worden — ondertussen rekenen ook U2, Chemical Brothers en Madonna de filterbank tot hun vast instrumentarium. Het resulteert in een aantal uitmuntende songs.  Zo is er het in pure en lieflijke schoonheid badende "50%", een akoestisch pleidooi voor Vlaamse luiheid, voor minder nietsontziende ambitie, en meer ruimte om toch nog beter te kunnen.  Eenmaal het plafond bereikt kan je immers enkel nog bergaf.  Wijze woorden u gepresenteerd in een vintage Westernsfeer.  De zwaar beukende nineties blues van "Smokesucker" wordt gevolgd door de surf riff van "Busstop", en vrolijk swingend nummertje over een bushalte.  Het prachtig meeslepend melancholische "Simple" is Daans ode aan eenvoud en, in combinatie met "50%", aan gemakzucht.  "Don't start up a conversation with a mule/ Don't write a book you haven't read yet/ Don't shoot faster than anyone's shadow", met andere woorden: verspil je kostbare tijd niet aan utopieën, maar hou het vooral simpel.  Een staccato akoestische gitaar leidt het nummer in, een heen en weer rollende bastoon straalt een aanzwellende dreiging uit, en Daan doet z'n spoken word als het ware op je antwoordapparaat.  Het nummer eindigt bijna religieus, met een koor waarin enkel Stuyvens stem in verschillende toonhoogten te horen is.  " Water & E" is daarna een wat waterachtig drum & bass-nummerje, terwijl "Convertible Chaos" resoluut de kaart trekt van de dance.  De plaat bevat wat teveel ideeën voor één schijf: Stuyven springt immers van de hak op de tak, duikelt van het ene genre in het andere, zonder daarbij een afgetekend doel voor ogen te hebben of een duidelijke link tussen de verschillende songs te leggen.  De plaat presenteert zich als een compilatie, een soort "Best Of" van de voorbije zes jaar, alsof Stuyven van de aandacht voor Dead Man Ray wil profiteren en snel-snel eigen werk op ons wil loslaten.  Maar anders dan bij de meeste verzamelaars biedt Profools geen chronologisch overzicht, waardoor in het geheel geen duidelijke lijn of coherentie te onderscheiden valt, behalve dan Daans vermogen om zich in tien verschillende muzikale gedaanten te vermommen. Voor de Daan-leek is Profools het centrum van Stuyvens muzikale universum en speeltuin, het knooppunt van waaruit verschillende wegen vertrekken, zowel heen als terug.

Daan kleurt je dag

Ondertussen raken we meer en meer geïntrigeerd door de man wiens solo-werk wel een wandeling doorheen de OOR-popencyclopedie lijkt.  Zijn muzikale verleden wordt uitgespit, en wat blijkt?  Coole Stuyven heeft nog met zijn electropop-groepje Volt in VTM's Super 50 gestaan!  Met schaamrood op de wangen moeten we nu toegeven dat we naar een "Supertip" hebben zitten luisteren, een zware last om dragen voor een twintigjarige.  Maar waren wij ook geen fan van New Order, niet toevallig de groep die uit de as van Joy Division herrees?  En zit Depeche Mode's Violator niet in de platenkast?   Volt trekt volledig de kaart van de eighties, en brengen met het ironisch getitelde Modern Times een van de eerste retro-jaren-tachtigplaten uit.  Er wordt schaamteloos uit het oeuvre van zowat alle iconen van de tachtigerpop gepikt, maar jammer genoeg wordt er bitter weinig nieuws mee aangevangen. Ondanks regelmatige airplay van hun single "Niki Lauda's Girl" en "Train to Innerzone" is deze band niet echt een lang leven beschoren.  "De jaren tachtig lagen nog niet ver genoeg achter ons.  Ik was toen al bezig met die nostalgische muziek, maar het was nog niet hip of retro om dat te doen.  Tegenwoordig zie je eighties muziek juist overal opduiken.", beweert Daan, al kan men zich evenzeer de vraag stellen of Volt anno 1993 eigenlijk niet te laat was met haar geluid...

Nog steeds is ons schaamtegevoel niet weg te denken wanneer we te weten komen dat Stuyven nog een VTM-optreden op zijn strafblad heeft.  Maar dit keer betreft het een duidelijke trap in de kont van de Mike en Guido's in ons Belgenland.  Na een sabbatperiode van bijna vier jaar komt Daan op de proppen met een nieuwe, dit keer Nederlandstalige popgroep: Supermarx.  In volle Renaultcrisis brengt hij het sarcastische "Geen Franse Wagens Meer" op de markt, een smartlap van jewelste die het bewijs levert van Daans gevoel voor humor en ironie, een nummer in de stijl van Hollandse cabaretiers als Jaap Visser en Freek De Jonghe.  "Geen Franse Wagens meer/ ik denk dat ik rij/ maar nee, ik hallucineer/ ze zijn van plastiek/ en nooit van leer/ de Fransen willen ze zelf allang niet meer".  Blijkbaar raakt het nummer het hart van de mastodont van de Vlaamse muziek, Jos Van Oosterwijck, en Supermarx wordt gevraagd voor zowel "Tien Om Te Zien" als "Koen en the Gang".  Het levert hilarische taferelen op, waarbij een kaalgeschoren Stuyven een appel eet tijdens het lippen, en toetsenist Wouter Van Belle met een gummi varkenskop ten tonele verschijnt.  Rock 'n Roll, je m'en foutisme waar wij zogenaamde alterno's wel pap van lustten!  Supermarx wordt in de ban geslagen, en net als ze bij Jan Hautekiet in diens programma mogen aantreden, laat Studio Brussel-nethoofd Jan Schoukens een brief rondgaan met daarin de vraag aan alle programmamakers om het Supermarx-nummer niet meer te draaien, gevolgd door: "Lees: IK VERBIED HET JULLIE!".  Exit Supermarx, ware het niet dat subversieve Daan nog iets te zeggen had over Vlaamsgezindheid, separatisme en Luc Van den Brande.  Gepresenteerd als een Kinderen voor Kinderen-nummer is "De Koning van Vlaanderen" alweer een hilarisch nummer waarin Vlaams minister Van den Brande openlijk te kakken wordt gezet: "Ik hou van alle mannen, behalve dan van één/ die moesten ze verbannen, van hem krijg ik het speen" luidt de openingszin, gezongen met een Franse tongval.  Het resultaat laat zich raden: al na één dag wordt de single uit de ether gebannen. Geen Supermarx meer.

Kunst of kunde?

Nu helemaal in de ban van zo'n uniek artiest worden ook de details uitgespit.  Zo blijkt Daans werk steevast in een prachtig hoesje aan de man gebracht.  Ook die fabriceert de man zelf.  Net als z'n vader is Daan en getalenteerd tekenaar, een gave die het ooit nog aanwendde voor een job als graficus voor allerlei bedrijven en evenementen.  Zo sieren zijn logos zowel de bankkaarten van CERA als de affiches voor de sufgehypte dansorgie "I Love Techno".  Als moderne Uomo Universale is hij van verschillende markten thuis, en binnen zijn muzikale oeuvre luidt hij meer dan één klok.  Het is duidelijk dat Stuyvens werk een bepaalde schizofrenie vertoont die hem verplicht om er twee verschillende projecten op na te houden.  Enerzijds de duistere rockzijde die hij toespitst op Dead Man Ray, anderzijds het muzikaal lichtvoetiger popwerk dat hij botviert in zijn soloplaten.  Dat laatste durft nogal eens gepaard gaan met wat men gemeenzaam kitsch noemt, al heeft Stuyven daar zelf een andere kijk op:  "Er zijn veel dingen die men tegenwoordig kitsch noemt, die ik helemaal geen kitsch vind.  Het woord "kitsch" is een dooddoener, het doet de kwaliteit van veel dingen teniet door te zeggen dat het kitsch is.  Indien dat woord niet zou bestaan, denk ik dat we een betere smaak zouden hebben."  Wat natuurlijk een handige manier is om critici de mond te snoeren, en meteen te stellen dat iets als "foute" smaak niet bestaat.  Want wat ook erg opvalt wanneer je je een tijdje met de figuur Daan bezighoudt, is hoe clever de man wel is.  Soms verdenk ik hem ervan om op een heel intellectuele manier met muziek bezig te zijn, daar waar je wil dat zoiets toch eerder met het hart en de buik wordt geboetseerd.  Zijn verleden als graficus en reclamejongen speelt in dat geval dan ook niet in zijn voordeel.  Je gaat dan toch nadenken over hoe en wat je potentiële publiek lust, waarmee je zeker gaat scoren en wat absoluut uit den boze is?  En is de diversiteit van Profools vanuit die optiek niet een gewiekste zet: voor elk wat wils, zodat iedere consument tevreden terug naar huis keert?  In Dead Man Ray is Daan als onderdeel van een groter geheel — en zeker met lui als non-conformist Rudy Trouvé in de rangen — echter verplicht de koek te verdelen, en het democratisch aspect van het bandgebeuren te respecteren.  Want ben je commercieel bezig als je in tijden van K3, Britney Spears en lauwe R&B een donker en filmische plaat als Dead Man Ray's Trap uitbrengt, een werkstuk waarin de gejaagde intro van opener "Woods" je meteen bij de keel grijpt? "We've been in these woods/ since I don't know when/ Now my axe is blunt/ Though there's nothing cut/ If you want me to/ I will show you/ Where to go to/ In these woods of mine" zingt Stuyven dreigend.  Een uitnodiging in de donkere kamers van de tekstschrijver.  Toetsenist en kersvers vast groepslid Wouter Van Belle fungeert met zijn spaarzame orgelspel als tegengewicht voor de drie gitaristen.  De snaarinstrumenten klitten wondermooi behoedzaam in elkaar, de overstuurde drums zwepen "Woods" meedogenloos op.  Met een akoestisch "Toothpaste" en het luchtige countrydeuntje "Jahwe" klaart de onweershemel weer wat uit, maar niet voor lang.  "Brenner" is een majestueuze song uit de soundtrack voor At The Drop Of A Hat, gedrenkt in troebele vocalen en samples uit de film, "Tunnels" evoceert het claustrofobische gevoel van nachtelijke autostrades, opgefokte chauffeurs en voorbijschietende straatverlichting, abrupt eindigend tegen een balustrade.  In de slepende afsluiter "Preset" druipt de melancholie uit de boksen, compleet met de echoënde vocalen van Daan en de blieps uit Van Belles instrument.  Gitaarakkoorden worden vervangen door nagalmende klanken die slechts door middel van één enkele snaar worden voortgebracht.  Na een allerlaatste stuiptrekking sterft "Preset" in de slotseconden een stille dood.  Geen hapklare brok voor de ether, en hoewel de plaat in gespecialiseerde magazines lovende recensies krijgt, is de mix van luchtige en topzware nummers, hier en daar doorspekt met instrumentale kruimels uit hun soundtracks, geen onverdeeld succes voor Dead Man Ray.  Hun albums vragen dan ook een grote inspanning van het publiek om werkelijk in muziek en woord te geraken, maar die arbeid wordt ruimschoots beloond wanneer de mozaïekjes zich — eens onder de hersenpan genesteld — in al hun gedetailleerde schoonheid onthullen.  Als Daan klinkt Stuyven radicaler, minder genuanceerd, hanteert hij een brutere vorm van songschrijven, en spreekt hij bijgevolg ook een groter publiek aan, wat uiteraard nog geen garantie biedt op een boeiende luisterparcours.

Beats vs. Songs

2002 is dan uiteindelijk het jaar waarin de Daan-adept in mij zwaar op de proef wordt gesteld.  Zowel onder z'n eigen naam als met Dead Man Ray brengt Stuyven een full album uit waarbij zijn muzikale tweeslachtigheid nog meer in de verf wordt gezet.  Zowel Daans Bridge Burner als Dead Man Rays Cago laten een erg volwassen geluid horen dat echter mijlenver van elkaar verwijderd ligt.  Het is alsof Stuyven zijn volgelingen voor een keuze wil plaatsen: ofwel kies je voor de rond electronica en futuristische discoklanken opgebouwde instant hits van zijn solo-project, of je dompelt je onder in de minder toegankelijke maar bloedmooie wereld van Dead Man Ray.  Van enige link tussen beiden is er geen sprake meer, en de diversiteit die Stuyven op Profools tentoonspreidde, heeft plaatsgemaakt voor een duidelijk afgelijnd opzet, een homogene sound die zich concentreert op de dansspieren.

Daar waar Rudy Trouvé bij Dead Man Ray als belangrijkste tegenpool-katalysator van Stuyvens creativiteit fungeert, wordt die rol bij DAAN ingevuld door electronica-wizzard Dago Sondervan.  Die drijft het geluid verder en verder de richting van ongenadige beats en frivole luchtigheid, zoals in het inmiddels overbekende "Swedish Designer Drugs", een wat banaal excuus om eens lekker loos te gaan op alles wat met Scandinavië, Zweeds design en drugs te maken heeft.  Zowel Dogma '95 als Nilfisk stofzuigers en Volvo worden door de mangel gehaald.  "I was probably drunk by the probably best beer around" voegt hij er wel aan toe.  Tegelijkertijd steekt hij de draak met zichzelf als vormgever tegenover het cleane Zweeds design uit de jaren zestig en zeventig.  Toch is niet alles scherts op deze plaat.  Stuyven houdt ervan zijn vaak persoonlijke teksten in een context van de voor weinig vol aanziene pop te plaatsen.  Maar die muziek klinkt vaak zo vrolijk dat het de aandacht van de lyrics wegtrekt, waardoor er dikwijls weinig anders dan weliswaar aanstekelijke dansbeats overblijven.  En dat is te weinig voor een man wiens capaciteiten een beter rapport vereisen, iet wat hij later dat jaar met Dead Man Ray bewijst.

Met noise-producer Steve Albini, de man die verantwoordelijk is voor de ongepolijste klank van de Pixies' Surfer Rosa en Nirvanas In Utero, levert Dead Man Ray met Cago tot nog toe ironisch genoeg hun meest cleane en stilste plaat af.  Leden sommige nummers op Berchem en Trap weleens aan een spannend zuurstoftekort, dan opteren Stuyven en co. nu meer voor ruimte en licht.  Het voor hen zo typische cut-and-pastewerk wordt achterwege gelaten, en dat komt net zoals bij Bridge Burner de eenheid tussen de nummers alleen maar ten goede.  Dead Man Ray staat nu echter voor kwaliteit en gedegen songs waarin klank en woord evenwaardig zijn en mekaar ondersteunen.  Met zijn egale productie klinkt Cago als het product van een volgroeide band, en Stuyvens teksten zijn door die nieuwe aanpak een stuk eenduidiger geworden, al is de toon wederom net echt optimistisch. .  Zoals in "Things That Will Happen Again", over een man die tevergeefs aan zijn fouten probeert te ontsnappen, maar steeds weer in dezelfde verlokkelijke val trapt.  "Excuse me, my friend/ For things that will happen again/ I was wrong from start till the end/ But I know it will happen again" luidt zijn ietwat goedkope en laffe excuus.  Van fluistertoon tot bijna schreeuwen ontpopt de song zich tot een dynamische wals, zij het dan eentje met serieuze stekels.  De  claustrofobie waarin Berchem en Trap zich soms wentelden behoort nu tot de voltooid verleden tijd.  Vreemde eend in de bijt is ditmaal "Blue Volkwagen 10.10 AM", waarvoor de hulp van ene Ken Nordine wordt ingeroepen.  Nordine is een icoon in de Amerikaanse reclamewereld, de man die met diepe doorrookte stem tandpasta aanprijst, en tegelijk weirde platen maakt.  Dead Man Ray heeft een minimalistische soundscape klaar, maar vindt niet direct een gepaste tekst voor het nummer.  Daan speelt enkele losstaande woorden aan Nordine door, die daarop begint te fantaseren, waardoor er een merkwaardige interactie ontstaat tussen Stuyven en de Amerikaanse reclamestem, een ogenschijnlijk vraag-en antwoordspel tussen de twee, gepresenteerd als een telefoongesprek: "Drive — Where shall we go/ Look — What's there to see/ Kiss — This/ Slam - Wham" enzovoort.  Het rollenspel wordt afgewisseld met een monoloog van Nordine in ware William-Burroughsstijl.  De hypnotiserende muziek slingert zich als een wurgslang rond Nordines woorden.

En nu?

Het moet voor de muzikant een opluchting zijn dat hij verschillende muzikale identiteiten de vrije loop kan laten in diverse projecten, maar als fan en potentiële koper van Daans werk voel je je soms bij de neus genomen.  Er is geen welomlijnd kader waarin je Daan kunt plaatsen, en dat levert naast mooie verrassingen ook frustrerende ontgoochelingen op.  Hoewel het er sterk op begint te lijken dat zowel DAAN als Dead Man Ray een vast karakter en sound beginnen te krijgen, liet Stuyven zich onlangs ontvallen dat Dead Man Ray voor een eventuele opvolger van Cago zal teruggrijpen naar knip- en plakwerk, en ook DAAN's nieuwe single "Victory", een teaser voor het binnenkort te verschijnen gelijknamige album, laat een nieuw geluid horen.  Of toch een ànder geluid: "Victory" lijkt zo weggelopen uit een tachtiger new wave-compilatie.  Nu kan een artiest zich weleens veroorloven om retro bezig te zijn, zolang je je maar niet vastklampt aan de idee dat je daarmee steeds een nieuwe geluid kunt creëren. Werkte dit procédé nog voor een stuk bij Bridge Burner, dan klinkt de nieuwe single veeleer als een heropgeviste eighties-single. Misschien hoopt Stuyven stilletjes dat we de new wave ondertussen vergeten zijn? Door zijn schitterende werk met Dead Man Ray en de occasionele parels in zijn wisselvallige solo-oeuvre, is Daan Stuyven tegen wil en dank misschien een artiest in wiens creativiteit ik een immens vertrouwen heb, een artiest waarvan ik eigenlijk niks anders dan het definitieve meesterwerk verwacht.  Zo te horen zal ik nog even moeten wachten tot de Rudy nog eens op het appel verschijnt…  Prove me wrong, Daan!

Discografie

Met Volt:
Modern Times (1993)

Als DAAN:

Profools (1999)
Verboden Te Zuchten (soundtrack) (2000)
Bridge Burner (2002)

Met Dead Man Ray:           
Berchem (1998)
Trap (2000)
Marginal-EP (2001)
Cago (2002)