Control

Door op Tue Oct 16 2007 16:34:06 GMT+0000

Onlangs nam ik samen met nog vier (!) andere gegadigden plaats in het grootste bioscoopcomplex van Gent voor de première van Control. Deze biopic is het alom geprezen debuut van de bekende Nederlandse rockfotograaf Anton Corbijn, een man wiens grofkorrelige beelden van legendes als Johnny Cash, Bono en Marianne Faithfull op menig netvlies gebrand staan.

'Watching the reel as it comes to a close

Brutally taking its time

People who change for no reason at all

It's happening all of the time

Can I go on with this train of events

Disturbing and purging my mind

Back out of my duties, when all's said and done

I know that I'll lose every time'

(uit 'Passover')

In Control vertelt Corbijn het verhaal van Ian Curtis, aanvoerder van de invloedrijke Britse band Joy Division. Met de biografie van Curtis' weduwe Deborah als leidraad schetst hij een beeld van de steeds sneller scheurende rollercoaster waarin Joy Division door het Engeland van eind jaren zeventig raast, en tracht hij de toeschouwer een blik te gunnen in de getormenteerde psyche van Curtis, zijn epilepsie en de invloed die die ziekte uitoefent op zijn omgeving, relatie en poëzie. Corbijn gaat echter een niet altijd even geslaagde evenwichtsoefening aan tussen de droge realiteit en de geromantiseerde mythe van de gekwelde eenzaat. Een mythe die hij nota bene zelf mee in de hand heeft gewerkt met zijn fotografische werk voor Joy Division.

Zich Joy Division voor de geest halen, heeft veel weg van een avondje Histories kijken op Canvas: deprimerend en zwart-wit. Geen idee of Corbijn een meerwaardezoeker is, maar in tijden van in flashy kleuren badende en grafisch oogverblindende Hollywoodproducties opteert hij voor een wel heel erg sobere aanpak. De kleurloze beelden evoceren de grauwe wereld waarin Ian Kevin Curtis als tiener opgroeit. Macclesfield is een klein voorstadje van het kil industriële Manchester, een plaats die Ian treffend omschrijft als 'Grey, miserable … I've wanted to escape it my whole life.' Curtis' escapisme vindt aanvankelijk een uitweg in puberale, neerslachtige gedichten en verhalen, en na een optreden van 'no future-punks' Sex Pistols vormt hij samen met Peter Hook en Bernard Sumner de band Warsaw, later omgedoopt tot Joy Division. Wanneer drummer Steve Morris erbij komt, begint Joy Division aan een gestage opgang langs gore kroegen en achterafzaaltjes. Hun weinig geraffineerde nummers onderscheiden zich echter gaandeweg van de rest van de postpunkbeweging door Curtis' indringende teksten over verval, wanhoop en desillusie. Mede door wonderproducer Martin Hannett klinkt hun debuutelpee Unknown Pleasures een stuk gepolijster dan het brute geluid op de bühne en krijgen ze meer en meer bijval in de muziekpers. Maar Curtis' epilepsie en buitenechtelijke relatie met de Belgische rockjournaliste Annik Honoré vergemakkelijken de zaken geenszins. Optredens moeten deels of helemaal afgelast worden omdat de frontman de druk niet meer aankan, of omdat hij door het aan- en uitfloepen van de zaallichten een epileptische aanval krijgt. Ontgoocheling, frustratie en verscheurdheid stapelen zich op. Wanneer Joy Division op het punt staat definitief door te breken, kraakt Curtis … Op 18 mei 1980, aan de vooravond van hun eerste Amerikaanse tour, verhangt hij zich thuis in Macclesfield.

De muziek van Joy Division was voor Anton Corbijn de directe aanleiding om in 1979 naar Londen te verkassen. Hij ontmoette de groepsleden een aantal keren en de daaruit resulterende portretten zijn inmiddels tot iconen van de muziekfotografie uitgegroeid. Ze behoren tot zijn beste werk. Wat echter opvalt, is het duistere en, vooral dan wat Curtis betreft, volstrekt humorloze beeld dat hij hiermee van de groep optrekt. Geen lachende gezichten of malle poses, laat staan een sprankeltje frisse kleur dat het geheel wat zou verlichten. De band met de rug naar de lens gekeerd, de desolate trappenhal van een metrostation inkijkend, Ian depri met het hoofd in de hand, allen in zwart-wit, dat spreekt voor zich. Nu kun je nog argumenteren dat die 'kleurenkeuze' Corbijns medium was. Maar dat doet niets af aan het feit dat het een ietwat vertekend beeld geeft van de persoon Ian Curtis. Uit vele anekdotes blijkt dat hij en de rest van Joy Division niet om een frats verlegen zaten. Een emmer water op de hoek van de deur ter ere van de volgende passant en andere ongein waren ook de leadzanger niet vreemd. Toch is er in Control geen spoor terug te vinden van enig gevoel voor humor bij de zanger. De winden en de boeren worden geheel aan het personage van Peter Hook overgelaten, die daarmee zijn rol van ongelikte beer en hofnar alle eer aandoet, terwijl Sam Riley zich in de huid van Ian Curtis enkel als een in zichzelf gekeerde en gekwelde poëet mag voordoen. Het resultaat is dan ook een eendimensionaal beeld dat de mythe als was Ian Curtis voorbestemd voor een vroege eigenhandige dood nog meer in de hand werkt. Toegegeven, heen en weer geslingerd worden tussen je gezin en geliefde, tussen artistiek succes en een privépuinhoop, tussen rechtstaan en vallen: er zijn dingen die er sneller voor zorgen dat je 'Tom Dooley-fluitend' door het leven flaneert.

De impact van Corbijns foto's op de populaire verbeelding is algemeen bekend. Met zijn sterke beelden creëerde hij mee het imago van verscheidene grote groepen (zoals Nirvana, U2, ...). Zijn settings zijn vaak zo bepalend voor de hele teneur die uit z'n foto's spreekt, dat die als een Vapona-strip aan die persoon gaat kleven. Dat levert interessante, zelfs ronduit prachtige plaatjes op, maar ze blijven in scène gezet, geregisseerd door hij die registreert. En daarbij worden al eens een of meerdere aspecten van een persoonlijkheid onder de mat geveegd ten dienste van het eindresultaat. Met de biopic kan de Nederlander een genuanceerder beeld optrekken van de persoon Ian Curtis dan wat hij voorheen op papier had geprint, maar hij kiest jammer genoeg voor een uitvergroting van diens zwartgallige zielenroerselen. Bovendien is zo'n dramatische levenswandel commercieel gezien natuurlijk interessanter …

Wat rest na het bekijken van Control is een uitermate deprimerend en ongemakkelijk gevoel, alsof je net een getormenteerde Britse lad op de bank z'n verhaal hebt laten doen.

Toch is Corbijns werk meer dan het bekijken waard, niet in het minst dankzij de uitmuntende prestaties van acteur Sam Riley (Ian) en diens tegenspeelster Samantha Morton, die Curtis' echtgenote Deborah speelt. Niet alleen de fysieke gelijkenis tussen hem en de Joy Division-zanger is treffend, met sprekend gemak slaagt Riley erin diens neerslachtige natuur, twijfels en schuldgevoel op een geloofwaardige manier op het publiek over te brengen. Dat Corbijn alleen daarvoor oog lijkt te hebben, doet niks af aan Riley's prestatie. Ook Samantha Morton speelt met verve de liefhebbende echtgenote die koste wat het kost haar huwelijk probeert te redden, tot ook zij het begeeft onder de besluiteloosheid en de ontrouw van haar man. Control is gebaseerd op Debbies biografie Touching From A Distance. Daardoor blijft ook bij het personage van Morton de vraag hoe objectief en genuanceerd Curtis' echtgenote wordt geportretteerd. Of ze was een ronduit naïeve, te vroeg getrouwde sloor, of haar vergevingsgezindheid, liefde en trouw kenden geen grenzen. Dat laatste had ze wellicht voor ogen, maar helaas blijft vooral het beeld van haar als kneusje hangen.

Haaks op de neerwaartse spiraal waarin Ian Curtis zich bevond, stonden natuurlijk de opgang en muzikale evolutie van Joy Division zelf. En zowel door de regisseur als de acteurs wordt die heel mooi weergegeven. De toeschouwer hoeft zelfs zijn ogen niet te sluiten om het ware Joy Division aan het werk te zien. En hoewel hij van plan was om originele concertopnames te gebruiken, wilde Corbijn toch dat de acteurs hun instrument beheersten om de authenticiteit van de beelden zo sterk mogelijk naar voren te brengen. De 'nepmuzikanten' gingen echter zo in hun rol op dat ze Corbijn smeekten om de nummers zélf te brengen. Een zware gok voor de hele crew, maar de performance die ze neerzetten is op briljante wijze akelig perfect. Nu zijn Joy Division-songs verre van composities die een doorgedreven conservatoriumstudie vereisen, maar het lef waarmee Riley en co zich van hun taak kwijten verdient alle lof en respect. Het verschil tussen het ijle en hol geproducete studiogeluid en de ruige gedrevenheid on stage wordt door Corbijn mooi weergegeven wanneer hij een wat suffe studio-opname van 'She's Lost Control' laat overvloeien in een verpletterende liveperformance. Daarmee illustreert hij op sublieme wijze de oncontroleerbare gedrevenheid waarmee Ian Curtis en zijn band hun publiek met verstomming sloegen. Het geeft aan dat dat geen pose was, maar een neurotische uiting van zijn innerlijke zelf, de dwang om zich helemaal over te geven aan zijn toehoorders. 'Do you know how much I give? And how it affects me? I've no control anymore…'

In essentie is Control misschien een banale love story, een klassiek thema van een man die gedwongen wordt te kiezen tussen zijn kunst, zijn vrouw en een minnares. Maar Curtis' complexe persoonlijkheid, relaties, ziekte en teksten zijn zo sterk met elkaar verweven dat de film als verhaal een biopic als pakweg Walk The Line (over Johnny Cash) ver overstijgt. Dit is niet het zoveelste 'from zero to hero-verhaal', en een happy end moet je al helemaal niet verwachten. In de wereld van film en televisie is het een ongeschreven wet dat je de Grote Gevoelens moet uitvergroten om de kijker aan zijn stoel te kluisteren, maar dat geeft je nog geen vrijgeleide om daarbij de nuances uit het oog te verliezen. Control wordt gelukkig overeind gehouden door ronduit schitterende acteerprestaties van de hoofdrolspelers, en de briljante muziek die anno 2007 nog steeds staat als een huis. Bands als The Killers, Interpol en Editors zijn meer dan schatplichtig aan wat Curtis de wereld gaf, maar gelukkig staan ze met meer plezier in het leven dan wat Anton Corbijn ons voorhoudt.