Champagne in het buitenland

Door Wouter Hillaert, op Tue Oct 16 2007 16:34:06 GMT+0000

Op het zonovergoten bordes van de schouwburg staat Jan Fabre te gniffelen met Anne Teresa De Keersmaeker, terwijl even verder Jan Goossens van de KVS begroet wordt door zakelijk directeur Roger Christmann van het Kunstenfestivaldesarts. Kristel Marcoen, hoofd externe relaties van het Toneelhuis, zoent met de nieuwe directeur Emmanuel Demarcy-Mota van het Parijse Théâtre de la Ville, die op zijn beurt Tom Lanoye een hand komt geven. Myriam De Clopper, zowat deSingel in persoon, overschouwt het geheel en ziet dat het goed is. Dat het goed is dat hier geen bom viel, of dat ons hele Vlaamse podiumkunstenveld voor jaren onthoofd zou zijn.

Niet in Brussel of Antwerpen speelde deze paardans van tenoren zich af. Wel in Avignon, tijdens de pauze van Atropa van Guy Cassiers, buiten het stemmige Opéra-Théâtre van de pausenstad, tegenwoordig dus de cultuurpausenstad van Vlaanderen. 'Vincent Baudriller schenkt de champagne uit, komen jullie?' Zakelijk leider Luk Van den bosch van het Toneelhuis zal na de voorstelling zichtbaar genieten van zoveel egards door de directeur van het Avignonfestival voor het verzamelde Vlaamse cultuurgild. Wij, de al even verzamelde pers, nippen stiekem ons pareltje van de nectar mee. Opgetogen zullen we aan het thuisfront berichten: niet minder dan zes Vlaamse makers bepalen de affiche van Europa's meest prestigieuze podiumfestival! Staande ovaties voor Jan Fabre en Sidi Larbi Cherkaoui!

'De Belgen in het buitenland' is een vast succesverhaal geworden. Jan De Cock als 'eerste levende Belgische kunstenaar' in het MoMA van New York, Jan Fabre als 'eerste levende kunstenaar met zo'n grote solotentoonstelling' in het Louvre. 2 Many DJ's dat remixt voor Kylie Minogue en The Rolling Stones, dEUS dat heel Europa uitverkocht krijgt. De Antwerpse modeontwerpers, de broertjes Dardenne in Cannes … 'We' lijken wel geniaal. Of we laten in elk geval geen gelegenheid onbenut om voor dat succesverhaal bewijzen te zoeken en te vinden.

Maar welk succes? En welk verhaal? Als je ziet hoe in Avignon ook een schabouwelijk slechte Franse productie als Ordet (nul naturel, enkel gedebiteer, niks inhoud) op de 'prestigieuze' affiche mag (en door Le Monde ook nog eens bezongen wordt als een mijlpaal in de roemrijke geschiedenis van het festival), dan wordt die renommee algauw een blinde Franse mythe waarvoor wij Vlamingen willens nillens één oog dichtknijpen. In weerwil van de staande ovaties was Fabres tekst voor zijn nieuwe danssolo een snel geschreven briefje, en Charkoui's Sutra meer een kungfu-show à la Kodo of Stoemp. En daar moet het over gaan: over het werk zelf. Waar ging de nieuwe Needcompany deze zomer in Salzburg juist over? Hoe goed zijn de verse creaties van Johan Simons, Alain Platel en Ivo Van Hove op de lopende Ruhrtriënnale? Eddy Wally kreeg in China ook de handjes op elkaar.

Waar berust dat toch op, dat we steeds meer juichen over triomfen in het roemruchte buitenland dan over de werken in kwestie? Dat we Festival d'Avignon zo graag het NBA van de Europese podiumkunsten noemen, omdat er veel Vlamingen staan? Dat we onszelf zo graag fêteren in de zonnige pausenstad, daartoe extra gesponsord door Bert Anciaux en de Stad Antwerpen omdat het om Avignon gaat? Dat 'internationaal succes' voor de bredere media zowat de enige overblijvende reden is om nog eens aandacht te geven aan kunst? Dat het criterium 'internationaal' zo zwaar weegt dat vele subsidiedossiers straks weer voluit zullen mogen poneren: 'we zijn goed, want we toeren internationaal'?

Wij Vlamingen importeren zo graag ons eigen zelfbeeld. Wij zijn klein en zij zijn groot, maar wij toch lekker beter. Het is een vreemd hoogminderwaardigheidscomplex, dat in de diepte stoelt op een oud natiedenken dat we in andere vormen vooral verfoeien. Moeten we iets compenseren? Waarschijnlijk een ongemak over aanvallen tegen de kunst uit rechtse hoek. Met man en macht zoeken we extra — schijnbaar meer objectieve — legitimiteit voor wat we doen: goede kunst proberen maken of over die goede kunst artikels schrijven. Laten we dat dan (blijven) doen, in plaats van steeds oneigenlijke argumenten te gebruiken. Die zijn enkel maar koren op de molen van de verdachte globalistische mechanismen onder elke internationale transactie: prestige en perceptie verkopen veelal beter dan het product zelf. Champagne smaakt niet beter omdat Vincent Baudriller ze schenkt.