C’est l’Doudou: een bijzondere traditie
Door op Sat Jul 25 2015 18:42:02 GMT+0000Gek hoe stedelingen anno 2015 nog zo collectief kunnen opgaan in een middeleeuws ritueel met een draak, een schrijn en een gouden koets. Elk jaar gebeurt het in Bergen, tijdens de Ducasse. Welke bizarre taferelen dat oplevert, zie je voortaan het hele jaar door in een museum dat zijn deuren opende in het kader van Mons 2015: Le Musée du Doudou. Wat kan het nog bijdragen aan het belang van deze traditie voor de Bergenaren zelf? Kan erfgoed ook de toekomst maken?
In een donkere kamer van het museum visualiseren bewegende beelden in een ronde vorm op de muur het gevecht met Sint Joris vanuit het oogpunt van de draak. Een kamer verder klinkt het wijsje van de Doudou, dat twee meisjes spontaan beginnen mee te neuriën. We zien er hoe het reliekschrijn van Sint Waltrudis afdaalt in een kerk en door de religieuze macht toevertrouwd wordt aan Elio Di Rupo. In de eed die de burgemeester daarop aflegt, belooft hij goed voor de relieken te zorgen. En wanneer die eed met vrolijk gezang verzegeld wordt door de omstanders, voelen ook de bezoekers van het museum zich uitgenodigd om mee te zingen. Nog wat verder komen ze op een muurbreed scherm voor een aanzwellende horde mannen te staan, die verbeten de kassieren oplopen achter een koets, tussen een haag van enthousiast schreeuwende Bergenaren. Ook wordt het verhaal van Sint Joris en de draak onder de loep genomen, waarbij alle aspecten van de legende aan bod komen. De nieuwste technologieën doen de symboliek achter de draak uit de doeken, waarbij vrijwel alle soorten en maten van het monster aan bod komen. Zo ontsluit het nieuwe Musée du Doudou, stukje voor stukje, de Ducasse van Bergen: een jaarlijks ritueel dat voor Bergenaren even vertrouwd blijkt te voelen als dat het exotisch overkomt op bezoekers van buiten de stad.
In 2005 werd de Ducasse van Bergen toegevoegd aan de lijst met Immaterieel Werelderfgoed van UNESCO. In de volksmond heet de Ducasse ook wel Doudou, naar het liedje dat de Bergenaren tijdens het evenement altijd enthousiast meezingen. Elk jaar wordt de Doudou een week lang gevierd met rituelen die garant moeten staan voor het geluk van de stad. Rond de draak, die ieder jaar opnieuw verslagen wordt door Sint Joris, bestaat een tot de verbeelding sprekend mysterie. Zo weet niemand waar ze zich tot de viering van de Ducasse ophoudt. De verblijfplaats van het monster is geheim.
Staartje trek voor je geluk
Of je gelovig bent of niet, iedereen respecteert de relieken even vurig.
De Ducasse heeft diepe historische wortels. Het verhaal wil dat Mons in de veertiende eeuw werd geteisterd door de pest. In wanhoop hielden de inwoners een processie met de relieken van Sint Waltrudis, de beschermheilige van de stad. Als bij mirakel verdween de ziekte. De Bergenaren besloten toen om ieder jaar een processie te houden ter ere van hun beschermster. En toen een aantal jaar later ook de relieken van Sint Joris in bezit kwamen van de stad, werd aan de processie een mysteriespel rond Sint Joris en de Draak toegevoegd. Tot op de dag van vandaag heeft deze traditie zich ieder jaar voortgezet. Enkel tijdens de Franse Revolutie en de beide wereldoorlogen zijn de vieringen verzuimd. Zo nu en dan nam het enthousiasme van de Bergenaren af, maar steeds weer bedacht men iets nieuws om de traditie nieuw leven in te blazen. Vandaag kijkt elke inwoner reikhalzend uit naar de komst van het festijn.
Het gebeuren bestaat uit een paar sleutelmomenten. De avond voor Drievuldigheidszondag (de eerste zondag na Pinksteren) worden de relieken van Sint Waltrudis in de Collegiale Kerk van Mons van boven het hoofdaltaar naar beneden gehaald, om neer te dalen tussen het gewone volk. ‘Als ze het schrijn neerlaten, krijg ik altijd tranen in mijn ogen’, verklaart een inwoner van Bergen via je koptelefoon. De hele rondgang door het museum baseert zich op het ‘richt en klik’-principe: je richt op een object dat je interesseert, drukt op een knop en als je geluk hebt, begint er iemand iets te vertellen. ‘Of je gelovig bent of niet, iedereen respecteert de relieken even vurig. Het is een moment van bezinning.’ De relieken, met de overblijfselen van het lichaam van Sint Waltrudis, worden na hun afdaling toevertrouwd aan de burgemeester. Zo belandt het schrijn in de tastbare wereld. De Bergenaren vieren dat met een vrolijke samenzang van het welbekende lied van de Doudou.
De ochtend na de neerlating wordt het schrijn op de Gouden Koets geplaatst. Buiten de feestweek staat hij tentoongesteld in de Collegiale kerk van Sint Waltrudis, waar ook het schrijn zich bevindt. Paarden trekken de koets in processie naar de Helling van de Heilige Waltrudis. Die is steil, maar omdat de legende vertelt dat er onheil over de stad zal neerdalen als de koets niet in één keer tot de top raakt, helpen alle inwoners van Mons de koets omhoog te duwen. Dat massafenomeen levert in het museum prachtige beelden op, mooi geïntegreerd in de hele vertelling rond de traditie. ‘Alle Bergenaren zijn hetzelfde en er is geen verschil. Iedereen is vurig, we zijn er allemaal voor hetzelfde doel en je voelt een trots en gedrevenheid’, vertelt één van de deelnemers van de processie. Iemand die de koets hielp duwen, zegt: ‘Op het moment dat je bij de koets aankomt, heerst er eerst verwarring en overrompeling. Daar voel je de overgang van de plechtige processie naar een meer joviale en rumoerige rit.’
Na de processie vindt op de Grote Markt het mysteriespel van Sint Joris en de draak plaats. Het spannendste moment is vlak vóór Sint Joris het monster verslaat. Het monster slaat dan drie maal met zijn staart in het publiek. ‘Aan de staart is paardenhaar vastgemaakt, dat de jonge mannen tijdens een staartslag proberen uit te trekken om aan hun verloofden te geven. Van het paardenhaar worden dan armbanden gemaakt die geluk brengen’, vertelt Manuela Valentino, de conservator van het UNESCO Erfgoed in Mons. Het uittrekken van de paardenharen gebeurt niet zomaar. In het gevecht om een pluk leggen de jonge mannen hun ziel en zaligheid, waarbij zij meteen ook hun kracht kunnen laten zien.
Sacrale samenhorigheid
De rituelen van de Doudou worden al zeven eeuwen bijna non stop uitgevoerd en dat spreekt tot de verbeelding. Slechts één persoon is officieel in dienst van de Ducasse, de rest van het evenement wordt verzorgd door duizenden vrijwilligers. Vooral dat participatieve aspect maakte indruk op de ambassadeur van Unesco, Yves Haesendonck. ‘Er zijn ook altijd veel jongeren, generaties blijven het aan elkaar doorgeven’, verklaart hij in de tentoonstelling. ‘Ook de ceremonie in de kerk vond ik erg indrukwekkend, met als hoogtepunt de beklimming van de heuvel met de koets. Iedereen werkt samen om de koets in één keer de berg op te krijgen.’
Waarom de Bergenaren in een geseculariseerde wereld als de onze nog altijd zó toegewijd blijven aan dit ritueel? Volgens Manuela Valentino heeft dat niet veel meer met geloof te maken. ‘Na de Eerste Wereldoorlog hebben we het geloof in katholieke heiligen min of meer laten vallen. Er gaat van deze traditie wel een sacraliteit uit, maar die is van een andere soort. De meeste toeschouwers zijn niet gelovig, maar als de reliekschrijn van Sint Waltrudis naar beneden wordt gehaald, raakt ze dat wel. Dat heeft meer te maken met hun gevoel van verbondenheid met hun stad. Sint Waltrudis is per slot van rekening hun beschermster. De traditie was in eerste instantie katholiek geïnspireerd, maar vandaag brengt zij mensen met allerlei achtergronden samen en verbindt ze hen met het erfgoed van de stad die ze delen.’
Eén van de voornaamste redenen voor UNESCO om de Doudou tot werelderfgoed te verklaren, is dat het ritueel nog steeds van generatie op generatie wordt doorgegeven. Voor de organisatie is die overdracht een volwaardig aspect van het evenement. Zo worden er in de dagen rond de officiële rituelen allerhande activiteiten georganiseerd, waarbij voornamelijk kinderen van jongs af aan warm gemaakt worden voor de jaarlijkse traditie. Een voorbeeld van zo’n activiteit is de Kleine Lumeçon, precies hetzelfde gevecht tussen Sint Joris en de draak, maar dan voor spelers van ongeveer twaalf jaar. Er wordt gevochten tegen de oude draak van het officiële gevecht, die lichter en kleiner is dan de huidige. De toeschouwers van dit gevecht zijn zo’n drieduizend jongeren, waarbij de oudsten zich ontfermen over de jongsten. Die zorg om de jongere generaties zie je ook in het museum. Met een hoop digitale spelletjes en interactieve programma’s, zoals het aanraken van de ledematen van een draak om te zien op welk dier ze geïnspireerd zijn, worden kinderen uitgedaagd actief deel te nemen aan de tentoonstelling. ‘Educatie’ wordt hier een plezierige ervaring vol technologische prikkels.
In de jaren 1960 leek het er even op dat deze bijzondere traditie verloren zou gaan. Er kwamen steeds minder bezoekers en niemand was meer warm te maken om mee te doen aan de mysteriespelen. Het enige dat het gevecht met de draak nog kon losmaken was agressie, wat ervoor zorgde dat de Bergenaren elkaar regelmatig de hersens in sloegen tijdens de festiviteiten. De sfeer van samenhorigheid leek verdwenen. Daarom nam vanaf de jaren 1970 George Raepers de organisatie van de Doudou op zich, en blies haar nieuw leven in. Hij vernieuwde de scenografie van het gevecht en stelde nieuwe regels in, waarmee hij het publiek de kans ontnam om op de vuist te gaan. Die metamorfose straalde af op de processie, die vanaf dat moment ook aan belangstelling won. Er zat weer een stijgende lijn in de deelname van de Bergenaren, wat uiteindelijk leidde tot de UNESCO-onderscheiding.
Goed en kwaad als rode draad
Sinds april is dit museum het meest bezochte hier in Mons. Na twee maanden hadden we al 25.000 bezoekers.
Dat de traditie belangrijk is voor de Bergenaren is wel duidelijk. Maar wat kan de oprichting van het Musée Doudou hier nog aan bijdragen? Manuela Valentino zegt daarover: ‘Het idee van het museum is gekomen in 2005, toen de Doudou UNESCO Immaterieel Werelderfgoed werd. De traditie had toen wel de erkenning gekregen die ze verdiende, maar we konden de Doudou maar één keer per jaar zien. Het idee was om een vast ankerpunt te creëren, zodat het altijd aanwezig zou zijn in de stad. Dankzij Mons 2015 kwam er genoeg geld om dit idee te realiseren. Met het museum willen we niet alleen de Bergenaren aanspreken, maar ook de dagtoeristen die de Doudou waarschijnlijk nooit zullen bijwonen. Het werkt heel goed. Sinds april is dit museum het meest bezochte hier in Mons. Na twee maanden hadden we al 25.000 bezoekers. Ook Fransen, Nederlandstaligen en Duitsers vinden het interessant. Het is natuurlijk ook een gek verhaal, of je uit Mons komt of niet’.
Volgens Manuela Valentino spreekt de Doudou de mensen aan vanwege twee aspecten in de rituelen. Enerzijds is er het gevecht tussen goed en kwaad: Sint Joris verslaat de draak. Zo overwint de orde ieder jaar de chaos, wat volgens Valentino een catharsisch effect op de Bergenaren heeft. Dat verklaart ook hun gedrevenheid in het duwen van de Gouden Koets. Als dat in één keer lukt, is de stad een jaar lang vrij van onheil – volgens de overlevering zou de koets overigens twee keer gestokt zijn: in 1914 en in 1940. Anderzijds wijst Valentino op de behoefte aan superhelden in een samenleving. ‘De behoefte aan een superheld die neerdaalt op aarde en alle problemen oplost, is er al sinds de Oudheid. Dat gaat van de Griekse Goden, over Sint Joris, tot Batman. Die mythologie is universeel, voor elke samenleving en elk continent’.
Zo eindigt het parcours door het Musée du Doudou bij de beeltenissen van een paar eigentijdse superhelden, zoals Batman en Spiderman. Deze laatste linkt voelt echter een beetje als een wat amechtige poging om de traditie van de Doudou te legitimeren in het televisietijdperk. Zeker omdat het personage van Sint Joris op de videobeelden van de Doudou maar weinig autonome heroïek laat zien. Hij wordt rondgeleid op een paard en schiet een pistool af, maar blijkt voor de rest een gestuurd personage tussen alle andere figuren in het geritualiseerde gevecht. Tussen Sint Joris en Batman vallen makkelijk meer verschillen dan gelijkenissen op te sommen. De Doudou – en bij uitbreiding het museum zelf – heeft Batman niet nodig om je van zijn waarde te overtuigen.
Het belang van het Musée du Doudou voor het immateriële erfgoed van Bergen ligt ook in zijn inbedding binnen het bredere museumbeleid van Mons. Xavier Roland, directeur van het museum BAM voor hedendaagse kunst en ook hoofd van de vijf nieuwe musea die Mons dit voorjaar opende, vertelt dat ze samen in het teken staan van ‘de metamorfose’, het centrale thema van de culturele hoofdstad. ‘We kunnen de toekomst niet in handen nemen als we ons verleden niet omarmen.’ Volgens Roland moeten de Bergenaren weer trots worden op hun stad. ‘Die trots is er in heel Wallonië niet echt’, zegt hij. Via de musea wil Mons zijn inwoners weer geïnteresseerd maken in de geschiedenis van de stad. Zo opende de stad in april ook een museum over het oorlogsverleden van Mons (het Mons Memorial Museum), en zelfs het vernieuwde Belfort maakt deel uit van het samenwerkingsverband.
‘Alle musea zijn erop gericht de bezoekers terug de stad in te sturen’, aldus Roland. ‘De stad staat centraal in de museologische reflectie van Mons: alle projecten die we opzetten, gaan over een verhaal dat zich in de stad afspeelt. Daardoor krijgt de bezoeker, in welk museum van de vijf hij ook is, altijd zin om wat hij in het museum leert, te gaan zien in de echte stad.’ De draken die je in verschillende soorten en maten tegenkomt als je door Mons wandelt, zijn daar voorbeelden van. Ook de gouden koets komt terug in het stedelijk leven, bijvoorbeeld door het bier dat ernaar vernoemd is: Car d’Or.
Erfgoed: spiegel of magneet?
Kan het koesteren van lokaal immaterieel erfgoed een stad helpen metamorfoseren richting de toekomst, zoals de organisatoren van Mons 2015 veronderstellen? In elk geval spelen zelfkennis en zelfbewustzijn daar een belangrijke rol in. In zijn boek Mensen beschrijft cultureel antropoloog Rik Pinxten een winters ritueel van Hopi-indianen in het zuidwesten van de VS: ‘De Hopi leven al een paar duizend jaar in zeer moeilijke omstandigheden. Gloeiend heet in de zomer, -20 graden Celsius in de winter. Toch leven de Hopi van landbouw: ze verbouwen maïs op akkertjes van enkele vierkante meter, die ze onderhouden van generatie op generatie. Op de Amerikaanse scholen, waar de Hopi al ongeveer een eeuw naartoe gaan, wordt dit allemaal niet onderwezen. De Hopi behoren op dit moment tot de meest geschoolde volkeren ter wereld: ze hebben dus de schoolse leervorm onder de knie. Echter, de enige momenten waarop de Hopi “Hopi” worden, is tijdens de gemeenschapsrituelen. Ze leren wat het is om Hopi te zijn, en maken mee wat de traditie inhoudt’.
Zo belangrijk kan de traditie van de Ducasse van Bergen ook voor de Bergenaren zijn. Door mee te lopen in de processie, door de koets de helling op te duwen en door de paardenharen uit de drakenstaart te trekken voelt de Bergenaar zich Bergenaar. Het idee van het Musée du Doudou was deze confrontatie met de eigen identiteit niet te beperken tot één moment per jaar, maar een continu karakter te geven. Zo zou het een extra dimensie willen geven aan de traditie. Alleen kun je je afvragen of dat ook in de praktijk zo werkt. Natuurlijk voelt een Bergenaar zich meer Bergenaar als hij meespeelt in het gevecht met Sint Joris en de Draak dan in zijn dagelijkse leven, maar zou een inwoner van Mons ook écht de behoefte voelen om regelmatig het Musée du Doudou te bezoeken om zich met zijn eigen identiteit te confronteren? In zekere zin heft het museum de schaarse uitzonderlijkheid van die traditiebeleving op, waardoor het effect aan waarde kan verliezen. Het museum verankert het belang van het feest in de stad, maar meer dan eenmalige bezoeken van de Bergenaren zelf lijkt een al te hoge verwachting.
Ja, opgewaardeerd erfgoed kan in de metamorfose van Mons zeker een sleutelrol spelen.
Het belang van het Musée du Doudou zit ‘m meer in wat het leert aan buitenstanders dan wat het kadert voor insiders. Via de tot de verbeelding sprekende traditie van de Doudou kunnen mensen die niet uit Bergen komen, nieuwsgierig worden gemaakt naar meer, of een beter beeld krijgen van de fundamenten van de stad. Dus ja, opgewaardeerd erfgoed kan in de metamorfose van Mons zeker een sleutelrol spelen. Alleen zal het in dit geval wellicht meer verschil maken als toeristische en economische stimulans dan als katalysator voor een meer toekomstgericht zelfbeeld van Mons. Het echte potentieel van dit knap uitgebouwde museum is dat het dagjesmensen en buitenlandse toeristen kan aantrekken, zonder hen teleur te stellen. Het zet Mons verder op de kaart, en die aandacht is verdiend.
Rozemarijn Van Kalmthout studeert kunstwetenschappen aan de Universiteit van Gent. Ze schreef dit artikel als onderdeel van een residentie van rekto:verso in Mons, 6-9 juli 2015 (met steun van Théâtre Le Manège Mons en Wallonië-Brussel Toerisme - info@belgie-toerisme.be)
Vanaf 18 oktober 2015 loopt in Mac’s Grand Hornu: De man, de draak en de dood: de glorie van Sint-Joris door curatoren Laurent Busine en Manfred Sellinck.
Lees hier de rest van ons relaas over Mons 2015, Culturele Hoofdstad van Europa!