Broodschrijven voor het plezier? Over ‘Een ludiek meninkje’ van Bart Steenhaut

Door Karel De Sadeleer, op Thu Oct 25 2012 10:21:42 GMT+0000

Wie geeft nog een cent om de recensent? Het gaat niet bijzonder goed met het recensentendom in Vlaanderen. Uitgever Harold Polis stak onlangs de vlam in de pan, met een demonstratieve recensieverbranding, zelf ook niet bepaald gespeend van enig marktstrategisch oogmerk. Maar sommige recensenten maken het ook echt wel bont – om Bart Steenhaut, chef muziek bij De Morgen, niet te noemen.

Naar aanleiding van de commotie die Harold Polis heeft opgewekt met het in brand steken van Mark Cloostermans' recensie van de roman De handel in emotionele goederen van Maarten Inghels, hebben een aantal (al dan niet) gezaghebbende stemmen uit het land des oordeels hun visie op de hele zaak uiteengezet. Sommigen, zoals Marc Reugebrink, hebben de zaak vanuit een maatschappelijk-literair perspectief geanalyseerd, en daar onmiddellijk een aantal pessimistische gevolgtrekkingen aan verbonden omtrent de aard en noodzaak van de beoordelingen die Vlaamse kranten publiceren. Anderen hebben zich laten leiden door de vorm van Polis' symbolische actie en zijn helemaal voorbijgegaan aan de inhoudelijke implicaties des uitgevers vurige impulsen.

54_DeSadeleer_De-handel-in_voorplat380.jpgBart Steenhaut liet op zaterdag 15 september, in een opinieachtige column, zijn helle rock-and-roll-licht schijnen op de bredere context van de kwestie-Polis. Met de oppervlakkige visie waarvan hij zijn lezers tracht te overtuigen, geeft de chef muziek van De Morgen zich bloot als een lichtzinnig cynicus: niet gespeend van enig populisme pleit hij voor de redundantie van zijn vak. Het belangrijkste argument daarvoor is dat een recensent volgens Steenhaut een mens is als alle andere en het kan hem (en zijn collega-recensenten) dan ook niet kwalijk worden genomen dat hij zich zo snel mogelijk van zijn taak kwijt. Er liggen immers belangrijker doelen in het verschiet, zoals daar zijn… plezier[i].

Verblind door het felle neonlicht van Disco Steenhaut duurde het even eer ik weer bij positieven kwam. Zijn stukje legt een aantal fundamentele tekortkomingen bloot van de recensies die verschijnen in wat sommige drieste lieden nog steeds kwaliteitskranten noemen. In het kort komt het erop neer dat Steenhaut propaganda voert voor het wittepensenideaal van een bloedeloze middelmatigheidsesthetica – eerst de broodschrijverij en dan de spelen.

De smaak van objectiviteit

Wat schrijft de chef muziek bijvoorbeeld? 'Een hardnekkige mythe is dat een recensie objectief hoort te zijn.' Die 'mythe' – ik zou het eerder een fabel, of gewoon een leugen noemen – wordt misschien doorverteld in de kringen die hij frequenteert, maar niemand met enig verstand in zijn hoofd gelooft daar echt in als het aankomt op popmuziek. Een recensent van popmuziek kan niet bogen op objectiviteit, laat staan op de karikatuur die Steenhaut ervan maakt.[ii]

Dat persoonlijke smaak een en ander in de weg kan staan, is echter niet onoverkomelijk: de professionele recensent cijfert zichzelf zoveel mogelijk weg en laat het te beoordelen werk centraal staan. Hij neemt a priori nog geen standpunt in om dat vervolgens bij te kleuren of op te smukken naar de luim van de dag. Nee, hij laat het werk van de artiest eerst spreken (en uitspreken), hij luistert aandachtig, legt het werk bloot, dissecteert en interpreteert het, neemt het in zich op en verteert het, om dan (steeds vanuit het perspectief van zijn eigen, soms nefaste overbodigheid) zijn bevindingen te synthetiseren. Dat het aldus gevelde oordeel linea recta op de mesthopen van de populaire canon belandt, mag hem niet beletten om met volle overtuiging zelf zinnige arbeid te leveren.[iii](Wie trouwens snelheid wil propageren, moet zich wenden tot media waarin men communiceert met hoogstens 140 tekens.)

Een weldoordacht oordeel formuleert men niet in een zin, noch in een krantenstukje van twintig regels. Wie dat wel doet, mag zichzelf geen recensent noemen. Hoogstens horen zijn uitlatingen aan de toog, of op een internetforum, waar 'ludieke meninkjes' doorgaan voor wat ze werkelijk zijn: vulgair bandwerk.

54_DeSadeleer_Band-of-Horses-Mirage-Rock-380.jpgTrouwens: meninkjes en oordelen synoniemen noemen, getuigt van weinig semantisch inzicht. De mening staat tot het oordeel zoals de hot dog staat tot het zesgangenmenu van een sterrenrestaurant, met dien verstande dat iedereen in staat is om een oppervlakkige mening te hebben en dat weinigen de tijd nemen om een intelligent en genuanceerd oordeel te vormen.

Ik twijfel er sterk aan dat de chef echt overtuigd is van zijn adagium dat 'weinig recensenten er schik in hebben om negatieve stukjes te schrijven'. Hij ondergraaft zijn stelling zelf met wat hij schrijft over Selah Sue en The Black Box Revelation. In twee zinnen breekt hij beide 'acts' – zijn het dan circusnummertjes? – af: 'Dat is bijvoorbeeld de reden waarom ik mezelf niet gauw over iets van, pakweg, Selah Sue of The Black Box Revelation zal buigen, twee acts waarvoor ik ondanks verwoede pogingen niet de minste affiniteit kan opwekken. De eerste zingt alsof ze de medeklinkers nog moet ontdekken, en de tweede pogen tevergeefs om hun beperking tot een sterkte om te buigen.' Als banale toepassing van de praeteritio is het hoogstens vlotjes uitgevoerd, maar intellectueel eerlijk is het niet.

Daarnaast kan Steenhaut alleen maar toegeven dat zijn taalvaardigheid niet sterk genoeg ontwikkeld is om negatieve kritiek te formuleren op een aanvaardbaar niveau: in een stukje over het nieuwe album van Band of Horses, bijvoorbeeld (DM, 21/09/2012) bezondigt hij zich aan te veel taalfouten die hem, alvast in mijn ogen, discrediteren. Wie de taal niet zorgvuldig hanteert, is als denker (of recensent) verdacht, of toch minstens onbetrouwbaar.

Liever niets zeggen

De productielijn van Broodschrijverij Steenhaut levert fabricaat af van belabberde kwaliteit, oppervlakkig gekrassel in een populistische kantlijn, haastig broddelwerk van iemand die om den brode eerst graait in de doos van de haken en daarna, in dezelfde achteloze beweging, blind grijpt in de doos ernaast, die met de ogen. Is het meninkje klaar, dan kan de broodschrijver zich bezighouden met datgene waar het echt om draait: plezier. Wat aan het plezier voorafgaat, is immers bijkomstig – de recensent is een hedonist, net als alle andere mensen van vlees en bloed dat blijkbaar zijn. 'Hoe ging de job vandaag, Bart?' 'Weer een saaie dag, maar dat geeft niet, ik heb mijn meninkje snel klaar en dan maken we PLEZIER!' (Gejoel op de achtergrond – iemand telefoneert in de rondte, iemand snelt om vlees en bloedworst, iemand zet het bier koud, iemand haalt wat oude meninkjes uit de papiermand om er de barbecue mee aan te steken – straks is er plezier…)

Op een lullige manier definieert de chef hiermee wel de voornaamste tekortkoming van het populistische recensentenrijk: in zijn expliciete besef van bijkomstigheid bevestigt hij zijn culturele en maatschappelijke overbodigheid. Oppervlakkig bestendigt hij de culturele middelmaat, neerbuigend verwerpt hij alternatieve tendensen, slap (en zelfs angstig) volgt hij het economische dictaat van verkoopcijfers: wat onbekend is, moet men wantrouwen. Wat toch bloeit in de dorre grond van de Vlaamse radio (zum kotzen bemest door andere media die publiciteitsdronken achterop de waggelende kar van die radio zijn gesprongen), zal men met nietszeggende commentaren extra besproeien. Wat in weerwil van alle nuance de kop opsteekt, heeft vooral baat bij zoveel nietszeggendheid.

54_DeSadeleer_clockopera380.jpgIn een recensie van iets latere datum (DM, vrijdag 28/09) maakt Steenhaut het nog bonter. Door zijn slordige formuleringen en rommelige denktrant wekt hij in de eerste plaats (nogmaals) de indruk dat het hem aan enig historisch perspectief ontbreekt.[iv]In de tweede plaats, en dit is veel belangrijker, devalueert hij zijn eigen positie als recensent met het oordeel dat hij uiteindelijk velt over de plaat Ways to Forget van Clock Opera: 'Een plaat voor de eindejaarslijstjes kortom. Daar moest je ze niet eens voor gehoord hebben.' Steenhaut zegt hier letterlijk dat het al dan niet luisteren naar een plaat bitter weinig uitmaakt voor het oordeel dat hij neerschrijft. Zijn mening staat dus helemaal los van het artistieke object. Niet de plaat zelf is van belang, wel de mening van de recensent in kwestie. Wat de krantenlezer krijgt, is dan ook geen recensie, maar een lege tekst, een non-tekst, en derhalve ook een non-oordeel, een onoordeelkundig stukje consumentenadvies. (Daarmee schaart Steenhaut zich onrechtstreeks bij Cloostermans, die zich in zijn recensie van Marnix Peeters' debuut expliciet tot de koper wendt: 'Bladert u in de boekhandel naar bladzijde 18.'[v])

De democratische barbaar

Wat drijft zo iemand als Bart Steenhaut om oordelen uit te schrijven, als hij op geen enkele manier intellectueel in staat lijkt tot een lucide, kritische analyse van artistieke verwezenlijkingen in het culturele landschap dat hij zelf mee beheert? Met zijn pleidooi voor ludieke meninkjes schaart hij zich achter de massa, als een paard dat achter de kar gespannen staat, de hoeven tastend in de modder en het zicht belemmerd door het rotte houtwerk van de lege kar. De boer is niet langer in zicht, het paard hinnikt, zinledig. (Had ik een specifiek paard in gedachten? Boxer in Animal Farm, misschien – dat zal Steenhaut wel kennen, gezien zijn al te evidente verwijzing naar extremistische analogieën.)

Uit de schaduwen van Steenhauts kille spotlicht treedt een andere visie naar voren, opgetekend door een onverdachte collega van de chef muziek. In De Morgen van 29 september 2012 schrijft namelijk niemand minder dan Yves Desmet, voormalig hoofdredacteur van de krant en huidig chef culinaire varia, het volgende over Carl Devos: 'De professor is op televisie dus geen professor, maar een journalist. Maar omdat hij toch de titel 'professor' draagt, krijgt zijn verhaal volgens de media een grotere geloofwaardigheid.' We moeten slechts enkele woorden vervangen in dat citaat om tot een beangstigende definitie te komen van de positie die Steenhaut binnen de krant bekleedt: de chef muziek is in de krant geen chef muziek, maar een dilettant. Maar omdat hij toch de titel 'chef muziek' draagt, krijgt zijn verhaal volgens de media een grotere geloofwaardigheid.

De juistheid van die bewering wordt gestaafd met de analyse die Desmet maakt van het functioneren van politicoloog Devos, die opzienbarend analoog is aan de praktijk van recensent Steenhaut: 'De Italiaanse auteur Alessandro Barrico (Baricco, bedoelt Desmet) schreef daar het mooie essay De Barbaren over. Vroeger, stelt hij, was een expert iemand die verticaal in de diepte werkte. (…) Vanuit die diepe mijnschacht van kennis deelde hij aan dan (sic) brokjes informatie met het publiek aan de oppervlakte. In het internettijdperk is de expert horizontaal geworden. Niet de kennis zelf telt nog – die kan iedereen immers onmiddellijk googelen – maar wel het vermogen van de expert om het net en de actualiteit af te surfen, en voor zijn volgers gids te spelen, hen van de ene hotspot naar de andere brandhaard te brengen. Als een platte kei over het wateroppervlakte (sic) dansen, van de ene steekvlam naar de volgende primeur. Die kunst beheerst Devos als geen andere: in iedere V__illa Politica bewijst hij echt over alles een – zij het soms wat oppervlakkige – mening te hebben.' Ook in dat citaat helpt het slechts enkele woorden te vervangen in de laatste zin om de gelijkenis met het geval-Steenhaut te zien: zet 'Steenhaut' in de plaats van Devos en 'recensie' in de plaats van Villa Politica. (De implicatie van de plattekeienmetafoor is trouwens dat de kei vroeg of laat in het water valt, om er op de bedding te blijven liggen. Dan is het gedaan met dansen.)

54_DeSadeleer_DeBarbaren380.jpgMet andere woorden, wat Desmet Devos verwijt, is zijn gebrek aan paradigmatische verfijning, veroorzaakt door een oppervlakkige hybris. Naar analogie van het geval van de professor, heeft expertise ook bij Steenhaut plaats geruimd voor een hoogmoedig populisme. Het 'democratische' ideaal van de toegankelijkheid heeft de weg vrij gemaakt voor een barbaarse nivellering naar onderen.

Dat het anders kan, bewijst bijvoorbeeld Pitchfork.com: ook al doet menigeen meewarig over de opvallende ernst waarmee recensenten op de website van dat online muziekmagazine hun oordelen formuleren, toch kan men er niet om heen dat Pitchfork hedendaagse popmuzikanten en hun artistieke verwezenlijkingen met meer egards behandelt dan de Vlaamse krantenrecensent in zijn stukjes. (Het internet kan ook De Mor__gen en andere gedrukte media ruimte bieden om op een veel meer eerbiedige manier om te gaan met de artiesten die ze aan bod laten komen op hun pagina's.)

Stemmingmakerij

De chef muziek veroorlooft zich de vrijheid om zijn paradigmatische tekortkomingen uit te smeren over het hele veld van de cultuurkritiek. Zo levert de ludieke benadering van het recensieparadigma hoogstens een (voor de recensent bevrijdende) meningendiarree op. Toegankelijke nonsens is in de plaats gekomen van elementaire kritiek. Het streven van een krant om zoveel mogelijk lezers aan te spreken, is daar niet vreemd aan, maar de beleidsvoerders van De Morgen, onder wie de chef muziek, lijken uit het oog te verliezen dat de krant haar rol als medespeler in het bestaande culturele landschap verwaarloost ten faveure van een vermeend democratisch ideaal waarin elke mening gelijkwaardig zou zijn en waarin meningen de plaats innemen van vakkundige oordelen. De krant verwordt (als ze al niet verworden is) tot een door commercie verontreinigd kanaal van de meninkjesdemocratie.

Het voorspelbare verwijt van een ondemocratisch elitarisme aan mijn adres, moet ik hier onmiddellijk van de hand wijzen: vragen dat een recensent dieper graaft dan de gemiddelde lezer dat doet, is niet ondemocratisch, noch elitair. Het is net aan de recensent om zijn gemiddelde lezer – kan men nog iets aanvangen met het begrip 'meerwaardezoeker'? – attent te maken op wat niet zomaar voor de hand (of in het oor) ligt. De democratische waarde van de krant wordt bepaald door de intelligente actualiteitsanalyses van haar verslaggevers. Een ondermaats intellectueel niveau (zowel inhoudelijk als talig) draagt daar weinig toe bij.

De recensent mag met andere woorden niet op zijn lauweren rusten, hij moet nederig streven naar een voldragen dienstbaarheid tegenover de (actuele) kunst. Zodra hij chef wordt en zijn macht bestendigd ziet, moet hij zijn praktijk en zijn hele métier telkens weer in vraag stellen. Als hij daarbij tot de bevinding komt dat de fun het gewonnen heeft van de ernst, zijn er weinig andere oprechte conclusies te trekken dan een (vroegtijdige) pensionering uit het ambt. Uiteindelijk, zoals Leen Huet het formuleert in rekto:verso nr. 52 van mei-juni 2012: '(m)ensen die van de kunst een loopbaan maken, wellicht politiek te verzilveren, wellicht zonder zelf kunst na te laten, wantrouw ik steeds meer. Het gaat hen om andere dingen dan de integriteit, de inspanning en de schoonheid waarvoor de beste werken van oude meesters en meesteressen de standaard hebben bepaald.'

Ik wil niet gezegd hebben: dood aan de krantenrecensent. Zolang de krant hem of haar wil betalen voor de kopij die de krantenlezer al dan niet wenst te lezen – en het staat de lezer immers vrij om de recensie van, 'pakweg', de chef muziek van De Morgen over het hoofd te zien – kan de recensent zich blijven wentelen in zijn verder onschuldige genotzucht.

Wel wil ik gezegd hebben: de recensent die in de populaire media zijn stem laat klinken, en prat gaat op expertise en professionalisme (of op om het even welk containerbegrip dat zijn lakse houding insluit), mag geen genoegen nemen met zijn eigen oppervlakkige wartaal.

Karel De Sadeleer is leerkracht Nederlands, leeft in een hol, is bipolair en durft door te drammen. Vergiffenis.


[i]              'Want vergeet niet: elke boekbespreking, elke concert-of cd-review vergt tijd. Tijd die door de recensent – in tegenstelling tot de geruchten doorgaans een mens van vlees en bloed – liefst zo plezierig mogelijk wordt ingevuld.' Over welke geruchten gaat het, mijnheer Steenhaut? Wie hecht enig geloof aan dergelijke waanbeelden? Of probeer je hier de praeoccupatio uit te spelen?

[ii]             (Voor alle duidelijkheid, dit is zijn idee van objectiviteit: 'Langdradiger dan Max Havelaar. 'Er staat een microfoon op het podium. En vier muzikanten. De drummer zit vanachter. En ze spelen twintig nummers. Tussendoor applaudisseert het publiek (of niet). Na de laatste bis gaat de groep af. Soms ook figuurlijk.' Ik zei het al: saai.' Het is ook heel onverzorgd geformuleerd: zit de drummer vanachter op het podium, of helemaal vanachter in de zaal? Speelt de microfoon mee in de groep, of zijn het alleen de muzikanten die muziek maken?)

[iii]            Daartoe wordt niet gerekend: het in denigrerende onwetendheid wegzetten van een jonge auteur: '(…) de eerste roman van de mij verder geheel onbekende Maarten Inghels (…)'. Mocht Steenhaut een aandachtige lezer zijn van de krant waarvoor hij schrijft, dan zou hij daarin wel al een paar keren de naam Inghels zien staan hebben. Uiteraard is het mogelijk dat hij niet de kostbare tijd heeft om de minuscule reviews van de literatuurbijlage door te nemen.

[iv]            Steenhaut schrijft dit: 'De kruisbestuiving tussen keyboards, bas, gitaar en drums klinkt – en live valt dat nog meer op – behoorlijk explosief.' Dat het gerecenseerde album, Ways to Forget van Clock Opera, explosief klinkt, is een mooi compliment, maar de zin suggereert dat Clock Opera op een innovatieve manier zou omspringen met de klassieke instrumentatie van popgroepen, wat, voor alle zekerheid, niet het geval is: de 'kruisbestuiving tussen' de opgesomde instrumenten is al zo'n zestig jaar gemeengoed en wat in den beginne misschien voor experimenteel of explosief doorging, is allang niet meer vernieuwend. (Veelal lijkt die zin een lege formule die Steenhaut ergens had klaarzitten en die hij in deze tekst wel kon gebruiken, al was het maar om zijn kopij met voldoende woorden te larderen.)

[v]             http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF20120830_00276668