Brief aan de wolken. Hugo Claus, hamsterfluisteraar

Door Bert Van Raemdonck, op Sat Jul 30 2011 18:01:14 GMT+0000

Beste Hugo Claus,

Was ik (bij)gelovig, dan was ik er vast van overtuigd dat jij postuum zélf een hand hebt gehad in de kwajongensstreek die iemand blijkbaar met je 'nieuwe' boek heeft uitgehaald. Het stofomslag van het exemplaar van De wolken dat mij bereikte, zat namelijk op twee verschillende manieren verkeerd om het boek gewikkeld. Volstrekt onschuldig, maar toch intrigerend plagerig, dat is het beeld dat op het eerste gezicht ook in dit boek weer van jou opdoemt: iemand die links achter je komt staan, maar rechts op je schouder tikt, waardoor je als een idioot naar het grote niets omkijkt en tegelijk beseft dat er zich ergens in je blinde hoek een geweldig grote grijns openvouwt. Ontelbare keren heb ik het omslag willen omkeren, zodat het goed zou komen te zitten. Toch heb ik het niet gedaan. Nu nog zaai je twijfel in mijn hoofd.

VR_WolkenCoverWas ik een psycholoog, dan had ik aan al die dagboekfragmenten, brieven en andere handschriften in De wolken een hele kluif, vanwege de vaak genadeloos rake introspectie die ze bevatten. Wat je over je vrienden en familie hebt geschreven, is soms best opzienbarend (en ik zou zelf niet al te graag in dit boek figureren), maar nooit gaan die passages zo recht naar het hart als die over de wriemelende vraagtekens in je eigen hoofd. In tegenstelling tot wat je imago van zelfverzekerd haantje doet vermoeden, gingen in jou blijkbaar nogal wat twijfels en zorgen verscholen. Je intieme gepieker en soms radeloze getwijfel zijn vaak griezelig herkenbaar, maar de psycholoog die ik niet ben, vindt De wolken vooral zo onthullend omdat het boek ondubbelzinnig demonstreert dat het ook in jouw hoofd bepaald niet altijd feest was.

De oprechte eenzaamheid die uit je dagboekkrabbels spreekt, gaat soms door merg en been. In dat heerlijk scherpe verslag van je Masscheroen-proces schrijf je: 'In mij solitude. Ik telefoneer niet meer, iedereen [...] moet van nu af schrijven, want waarom zou ik blijven direct communiceren? Basta.' Al waren het Freddy de Vree, Hugues C. Pernath en Bob Cobbing die voor jou en je toneelstuk over Mariken van Nieumeghen in hun blootje op een podium zijn gaan staan, jíj was het die het daaropvolgende proces poedelnaakt en dus ontzaglijk kwetsbaar moest doorstaan. 'NVT geeft me volledige steun zeggen ze. Jazeker, de dag ná het proces.' Nu nog vraag ik me af wat ik in zo’n geval had gedaan.

De oprechte eenzaamheid die uit je dagboekkrabbels spreekt, gaat soms door merg en been

Als ik je biograaf was, staarde ik na het lezen van je paperassen even roerloos door het raam en zette ik mijn computer daarna gelaten uit. Hoe je in 1959 op verzoek van Simon Vinkenoog bepaalde scènes uit je eigen leven hebt beschreven, valt immers gewoon niet te verbeteren. Natuurlijk, ook in die passages heb je hard je best gedaan om je eigen mythe zo levendig mogelijk in stand te houden, en zo nu en dan laat je overduidelijk een berg zout aanrukken om het een of ander aan te dikken. Maar tegelijk voeg je aan die autobiografische scherven ook een soort lijm toe die geen enkele biograaf ooit tot zijn beschikking kan hebben. Zoals wanneer je over je wandelingen ('van mijn huis, naar de markt, naar een café') schreef: 'Mensen weten niet dat ik als een roofvogel tussen hen loop, en stukken uit hen hap om daarmee boeken te schrijven.'

Biografen houden meestal een gelijke tred aan in hun relaas over de kleine en grote gebeurtenissen in de levens van hun helden. Jij vertraagt en versnelt voortdurend, zoomt hier en daar grotesk in, om dan ineens tot het maximale breedbeeld uit te pannen. Dat je in New York op een en dezelfde avond blijkbaar Cecil Taylor, Ornette Coleman, John Coltrane én Thelonious Monk aan het werk zag, gaat bijna onachtzaam aan je eigen verwondering voorbij. Je noteert het in een soort melodieuze vorm van steno, om dan meteen daarna een hele alinea te wijden aan een curieuze ontmoeting met de 'negerin in de drugstore. Met de geverfde wenkbrauwen, de lippen.' Geen Piet Piryns of andere biograaf van jou kan ooit zo’n tafereel oproepen: 'Zij zegt iets onverstaanbaars. “Ik bewonder u,” zeg ik vlug. “You're sweet,” zegt zij en wacht. Ik ga weg. Onhoudbaar. “You're sweet,” zeg ik thuis. Ik verpletter twee donkerbruine enorme kevers in het eens wit tapis-plein.' Nu nog vind ik dat weinig Vlaamse auteurs met een paar schijnbaar toevallig bij elkaar geharkte zinnetjes zo’n krachtig beeld kunnen oproepen.

Als ik de advocaat was van iemand die in De wolken allerlei aardigs en onaardigs over zichzelf te lezen heeft gekregen, dan had ik wellicht het recht aan mijn zijde om te protesteren tegen de talloze inbreuken op de privacy van anderen in dit boek. Toch zou ik in een rechtszaal telkens ongelijk krijgen, want de eigen vrije mening wint het in dit soort gevallen vrijwel altijd van andermans privésfeer.

Mocht ik als wetenschapper zélf in jouw 'geheime laden' willen rommelen, dan zou je privacy echter plots weer het allerhoogste goed blijken; ik probeer al lang niet meer te begrijpen hoe de nakomelingen van een schrijver meestal omgaan met het archief van hun schrijvende geliefde. Nochtans werd aan samensteller Mark Schaevers een welhaast goddelijk beoordelingsvermogen toegekend om te bepalen wat wij als lezers wel en niet over je vrienden en familie te weten mogen komen. Dat jij je 's nachts in bed naast Sylvia K. al wel eens rot schrok – 'zo nat is zij' – mag daardoor vanaf nu algemeen bekend zijn, net als het feit dat je vader omstreeks 1954 verliefd was op ene Leona, terwijl je moeder in 1972 toch oordeelde dat het 'geen zotte liefde' tussen haar en haar man was, 'bed enzovoort, maar zoals jonggeliefden die alles doen zonder seks om eens te samen verbonden te zijn'. In 1975 schreef je: 'Ik vrees dat dit dagboek uitsluitend over erotiek of Sylvia gaat, of onze verhouding in details. So what?' Op het doorbreken van een taboetje meer of minder heb je nooit gekeken. Nu nog is dat wat velen zich van jou herinneren – vooral zij die nooit een letter van je hebben gelezen.

Als ik een literatuurprofessor of professionele Claus-exegeet was, slaakte ik bladerend in De wolken een kreet van opwinding vanwege de soms onvermoede poëtica die je mijmerend in je dagboeken hebt uitgestrooid: bij zinnen als 'het polyvalent interpreteerbare zit meer in de ideeën plus de muziek dan in het mysterieuze van het onbepaalde gevoel' pleegt een academicus de bril al eens wat steviger op de neus te duwen. De aanblik van het schema dat je voor De verwondering bij elkaar hebt gekribbeld, de her en der verspreide ideetjes voor Het verdriet van België die je blijkbaar al decennia voor de uitgave van dat boek hebt uitgeprobeerd, en de nooit verschenen roman van 'Fritzi Nodeloos' zijn maar enkele redenen waarom dit boek het hart van menig Claus-onderzoeker sneller kan doen slaan. Talloos zijn de feitjes en de weetjes die je als borrelnootjes aan je wetenschappelijk geïnspireerde lezers aanlevert met je dagboeken en je schriften. 'Zie je wel!!', gilde ik toen ik las hoe je zelf het verschil tussen jou en Harry Mulisch aanvoelde ('zijn idee had hij dus gelézen'), want je bevestigt daarmee een onderscheid dat ik al honderd keer heb verwoord in discussies over jou en Mulisch: jij was natuur, hij cultuur.

Uit verwondering over de manier waarop jouw boeken blijkbaar tot stand kwamen, staarde ik mijzelf bijna een oogziekte op het facsimilecahier voor dat mysterieuze boek dat je op het einde van je leven blijkbaar nog had willen schrijven, maar dat de koker van je getroebleerde brein nooit meer heeft verlaten; vooral je fascinatie voor de g-spot prikkelde in dat verband natuurlijk mijn verbeelding. Overigens is het markant dat je, om redenen van beknoptheid, in het resumé van je eigen leven voortdurend verwijst naar de romans en verhalen die je hebt geschreven. 'Geboren te Brugge, stad die ik haat (zie De hondsdagen, bladzijde 171)', schrijf je, en 'Voor de oorlogstijd, zie “De patisserie” in De zwarte keizer.' Een literatuurstudent die zulke eenduidige verbanden zou leggen tussen je biografische achtergrond en het literaire werk dat je hebt geproduceerd, zou met de grond gelijk worden gemaakt. Nu nog maken we de dingen soms graag moeilijker dan ze eigenlijk zijn.

Ik slaakte bladerend in De wolken een kreet van opwinding vanwege de soms onvermoede poëtica die je mijmerend in je dagboeken hebt uitgestrooid

Als ik een redacteur van De Bezige Bij was, maakte ik in jouw naam een Twitter-account, en liet ik elke dag een paar van die korte notities los die in roodbruine inkt zijn opgenomen onder de pagina's van De wolken. De weergave van die losse flodders is een geniale vondst van Mark Schaevers om een aantal bedenkingen, literaire probeersels en geestige oneliners, die je vaak zonder enige context in je werkcahiers en op smoezelige blaadjes hebt genoteerd, toch aan je lezers te kunnen meegeven. Sommige van die kernachtige overpeinzingen zijn zo ‘intrigerend-poëtisch’ dat nogal wat (jonge) dichters een arm zouden afstaan om óók zo nu en dan een dergelijke inval te mogen hebben. De tweets waarvan ik het meeste houd, luiden: 'dromen over minestrone', 'God als lintworm. Scheidt stukjes hoop, geluk af in de vorm van fetuccini', en (mijn absolute favoriet) 'Het kan in een woud/het zal in een kist'. Soms beschreef je met een zinnetje of twee een komische situatie, een klein misverstand of een onnozel raadsel waarmee je je brein had gepijnigd: 'Probleem van de week: mag ik mijn hamster wassen?' Nu nog had je, met een medium dat je wellicht niet eens meer echt hebt gekend, gemakkelijk een groot aantal followers kunnen begeesteren.

Psycholoog, biograaf, advocaat, professor of tweeter: er is voor ieder wat wils in De wolken. Maar wat al die lezers (en vooral ook alle anderen) met elkaar gemeen hebben, is dat ze allemaal verlangen dat als jouw naam op de cover van De wolken staat, jij ook hebt geschreven wat er in dat boek te lezen valt. En dat je woorden dus ook worden weergegeven zoals jíj ze hebt geschreven. Daar wringt er toch een schoentje.

Want nu je koperen keteltje vol as zorgvuldig boven de Noordzee is leeggeschud, is men dus ook je geschreven nalatenschap beginnen om te keren. Welaan dan, beste Hugo, stel me hier eens een beetje gerust. Is die Mark Schaevers wel te vertrouwen? De wolken is – echt waar – een prachtig boek, maar is het wel wat ik denk dat het is? Ik maak me zorgen. Mark Schaevers mag dan wel beweren dat je op het einde van je leven nog zo graag een boek wilde schrijven dat De wolken zou heten, maar waarom spreekt het enige materiële bewijs dat daarvan in deze bloemlezing wordt gegeven dat dan tegen? 'WOLKEN', dát heb jij geschreven op de titelbladzijde van het cahier waarin je je voorbereidende aantekeningen voor dat boek hebt gemaakt – en dus niet 'Dé wolken'. Is dat een detail? Ik vind eigenlijk van niet.

Maar als dat verhaaltje van die titel al niet klopt, hoe zit het dan met de rest van het boek? Ik ben beginnen te twijfelen aan de manier waarop de teksten – jouw teksten – in De wolken zijn weergegeven, en ben dus een paar dingetjes gaan controleren. Uit de vergelijking van Schaevers' transcriptie van een briefje dat je moeder je in november 1952 heeft geschreven met de daarnaast weergegeven facsimile, blijkt dat hij bij de vleet leestekens heeft toegevoegd, de toenmalige spelling ('beenen') heeft omgezet in die van nu ('benen'), een woord twee keer heeft getranscribeerd terwijl dat er eigenlijk maar één keer staat ('gevoerd'),  de afkorting 'Imp' voluit heeft geschreven als 'impermeabel' enzovoort. Zijn dat in wezen maar details? Misschien. Alleen weet ik wel héél erg zeker dat jij bij het verschijnen van elk nieuw boek als een maniak hebt zitten schaven, schuren, frezen en polijsten, zelfs wanneer het om een herdruk van een eerder gepubliceerd werk ging. Daarom vind ik het dus niet vanzelfsprekend dat men blijkbaar naar eigen goeddunken heeft vervormd wat jij oorspronkelijk in die dagboeken en brieven van jou hebt geschreven.

BVR_Wolken2

Tussen het manuscript en het gedrukte boek staat een groot uitgevershuis, dat zich behoorlijk wat redactionele vrijheden heeft gepermitteerd

Echt zíén kan ik dat trouwens niet, het is alleen maar een vermoeden dat gebaseerd is op die weinige snippers waarvan behalve de transcriptie ook een afbeelding is opgenomen in het boek, en in heel dat dikke wolkenboek zijn dat er maar een paar. De ietwat alarmerende verschillen tussen het originele briefje van je moeder en Schaevers' transcriptie komen trouwens alleen nog maar uit de eerste zes zinnen van het briefje, want het vervolg van het origineel is niet in het boek opgenomen; dat maakt mijn angst er overigens niet kleiner op. De weinige teksten waarvan het origineel toch te zien is, versterken mijn gevoel dat tussen het manuscript en het gedrukte boek een groot uitgevershuis staat, dat zich behoorlijk wat redactionele vrijheden heeft gepermitteerd. Een schande is dat allerminst, maar ik hou er niet van om dat soort dingen per toeval te moeten ontdekken. Ik kan alleen maar hopen dat er – zoals Schaevers in zijn nawoord min of meer lijkt te beloven – ook 'biografen en literaire historici' in je 'geheime laden' zullen mogen rondneuzen, zodat mensen die wel degelijk belang hechten aan die schijnbare details in verband met je handschriften er ook hun (wetenschappelijke) voordeel mee kunnen doen.

Er zijn niet al te veel brieven van jou in De wolken opgenomen, beste Hugo. Ik betreur dat ten zeerste, want al leveren de briefjes die je ouders je hebben geschreven ook aardige lectuur op, weinigen schreven zulke volmaakte brieven als jij. Komisch, messcherp, ironisch of subtiel: je hanteerde soms in één briefje zo veel registers tegelijk, dat er veel echte pareltjes zijn. Het lezen van je brieven werkt trouwens enorm aanstekelijk. Ik ben er van de weeromstuit op dit eigenste moment zelf nog eens een aan het schrijven, goed wetend dat je dit natuurlijk nooit te lezen krijgt, wat overigens meteen ook de enige reden is dat ik je dit allemaal durf te schrijven.

Eén briefje helemaal op het einde van De wolken vertelt eigenlijk alles wat ik je zonet wilde zeggen. Toen je in 1992 een 'verbeterde versie' van een nieuw boek aan je redacteur bezorgde, schreef je in het begeleidende briefje: 'Kun jij zorgen dat de eerste versie en de drukproef vernietigd, verschroeid, geatomiseerd worden voor een post-moderne taalvorser de twee versies vergelijkt? Mijn dank. Courage.' Het is overduidelijk: wat je niet bewaard wilde zien, gooide je weg of heb je vernietigd. Wat overbleef, heb je op de een of andere manier dus toch gekoesterd. Laten we daar dan maar zorgzaam mee omgaan.

Het ga je goed, beste Hugo.

Nu nog ga het je goed.

PS: O, en wat de hamster betreft, www.dehamster.nl weet raad: 'Ten eerste zijn hamsters heel nette diertjes die zichzelf schoonhouden en daar geen hulp bij nodig hebben. Ten tweede is het gevaarlijk om je hamster te wassen, zijn natuurlijke vetlaag kan aangetast worden (waardoor hij kouvat) of hij kan een verkoudheid of longontsteking oplopen.' Een zandbad kan wonderen doen, maar let op: net als mensen zien hamsters niet altijd de waarde van wat hun wordt geschonken: 'sommige hamsters zullen het echter als toilet gaan gebruiken'. Dus dát was wat je met de titel van dat gedicht, 'Het teken van de hamster', hebt bedoeld ... Je romanheld Louis Seynaeve had daar misschien een smiley op laten volgen. Toujours sourire, le coeur douloureux.

Hugo Claus, De wolken (2011), De Bezige Bij, ISBN 978 90 234 5922

Bert Van Raemdonck is redacteur van rekto:verso.