Blote miserie

Door Arne De Winde, op Wed Apr 29 2015 22:55:26 GMT+0000

N-VA heeft het bastion veroverd dat het altijd liever had willen ontmantelen: het federale parlement. Hoe dat vanbinnen voelt, laat zich nog het beste lezen in kleine parlementaire theaterscènes zoals het voorzomerse kaartspel van enkele N-VA’ers tijdens de verkiezing van de interim-Kamervoorzitter, en de fotoshoot van Zuhal Demir voor P-Magazine. Close reading van een dubbele ontheiliging.

1. Kleurenwiezen tussen de rode pluche

Dat achter de N-VA een heuse marketingmachinerie zit, die steeds weer alle aandacht naar de partij weet te zuigen, is intussen alom bekend. Duidelijk ingecalculeerde, want snel tot de goede zaak bijdragende slippers, collectieve Twitter-bombardementen, p(l)akkende beelden en boutades, amateuristisch in elkaar geflanste filmpjes (denk maar aan crimifilm De beestige Biezeveldmoord), vage (V-)symboliek – ze behoren tot het vaste arsenaal, waarmee de N-VA het mediacircus dirigeert. Paradoxaal genoeg triggert deze op haar rechtlijnigheid pochende partij deze media-aandacht niet door eenduidigheid, maar wel door meerduidigheid. Haar statements, symbolen en vertoningen zijn bewust multi-interpretabel; ze smeken om deels tegenstrijdige commentaren. Denk maar aan de veelkleurige das waarmee Bart De Wever op 25 mei 2014 ging stemmen. Het ultieme voorbeeld van deze meerduidigheid is echter het kaartspel in de Kamer op maandag 30 juni 2014. ‘Veelzeggend’, noemde deredactie.be het – maar wat zegt het ons precies?

66_dewinde_kleurenwiezen.jpgOp het moment dat de democratie haar werk doet (namelijk stemmen tellen), voelt een viertal de noodzaak om met de kaarten te spelen. Daarenboven tonen de gehanteerde kaarten aan de ene kant de Belgische tricolore en aan de andere kant de protagonisten van de Belgische politieke scène. Kortom, aanwezig zijn een prop, een bühne, een scenografie en figuren, die de discursieve motor (of zeg maar mallemolen) kunnen laten draaien. Ook dat het viertal klaarblijkelijk ‘kleurenwiest’, kan volgens commentatoren geen toeval zijn. Alleen al puur terminologisch (kleine, grote en blote miserie, soloslim, etc.) lijkt dit spel alleszins een zekere actualiteitswaarde te hebben. Het effect van dit merkwaardige schouwspel is duidelijk: we voelen en weten dat het ons iets wil zeggen, we weten alleen niet wat en dus slaan we maar aan het interpreteren.

Eerst en vooral trekt deze act de aandacht omdat hij los van de particuliere context (de verkiezing van de Kamervoorzitter ad interim en het schalkse opzij schuiven van N-VA-kandidaat Siegfried Bracke) een sacrale ruimte desacraliseert. Verontwaardigd reageert men wanneer politici tijdens parlementaire zittingen porno(bladen) bekijken, computerspelletjes spelen (patience, FIFA), online aankopen doen, etc. Terwijl deze politici echter in het (semi-)verborgene handelen en door de televisiecamera’s betrapt worden, spelen de N-VA’ers hun spel open en bloot. Ostentatief wordt het aura van de controle- en operatiekamer van de Belgische politiek verstoord, verwordt de Kamer tot een speelhal.

Traditioneel staat het kaarten – denk maar aan Paul Cézannes Kaartspelers – symbool voor de geconcentreerde lediggang; het spel kaarten wordt bovengehaald om gezamenlijk de tijd te vullen, de verveling te doden. In de Kamer (en dus niet op café) is het echter een nietsdoenerij waarvoor de spelers betaald worden, en wel door eenieder van ons. Meer zelfs, de spelers zijn net diegenen die ons steeds weer verzekeren de representanten te zijn van de o zo vaak bezworen hardwerkende Vlaming. Wat de tricolore bedrukking van de kaarten echter suggereert, is dat men niet zelf voor deze nietsdoenerij kiest, maar ertoe gedwongen wordt. De federale politiek is met andere woorden een ridicuul poppenspel, een klucht of – om het in de woorden van De Wever te zeggen – ‘slecht toneel met schitterende acteurs’. Het kleurenwiezen is in die optiek niets anders dan een uiting van flamingantisch verzet.

Het kaartspel is in feite een theatertje dat suggereert dat ook politiek slechts een theatertje is.

De taboedoorbrekende werking van het kaartspel berust vooral op het feit dat het duidelijk als mise en abyme wordt opgevoerd. Het wil met andere woorden aan de buitenwereld duidelijk maken wat zich in feite in het grotere kader aan het afspelen is. Wat het zegt, is dus: democratische besluitvorming is niets anders dan een tactisch kaartspel, een potje pokeren – waarbij ook wel wat gesjoemeld kan worden. Met het kaartspel prefigureren de spelers als het ware hoe hun eigen pion (Bracke) tactisch opzij gezet zal worden. Het toont wat iedereen al weet – of denkt te weten: dat politiek pure tactiek is. Dat politici zelf het politieke bedrijf blootstellen en zo ook uithollen, kan niet ernstig genoeg worden genomen. Hierdoor bevestigen ze alleen maar het populistische (res)sentiment dat politiek slechts een machtsspel, postenpakkerij of nog erger charlatanerie is. Volgens deze logica kan politiek nooit iets anders zijn dan politique politicienne.

Het kaartspel is dus in feite een theatertje dat suggereert dat ook politiek slechts een theatertje is. In die zin sluit het dus ook perfect aan bij De Wevers machiavellistische ideologie dat ‘politiek slechts een slecht toneelis gespeeld door schitterende acteurs’. Wat echter wanneer niet alleen het toneel slecht is, maar ook de acteurs dat zijn, aangezien ze een grijns niet kunnen verstoppen en lonken naar blikken? Hebben ze dan niet alleen de keizer (de macht) ontbloot, maar ook zichzelf te kakken gezet (zelf ben ik enkel vertrouwd met het kaartspel stronten, beschaafder ook wel ezelen genoemd)? Of is het net nodig om uit de rol te vallen als men niet als een regelrechte en oprechte kaartspeler (die gewoon maar dat doet, met de kaarten spelen) gepercipieerd wil worden?

Natuurlijk is het kaartspel ook een uiting van zelfbeklag. Het alludeert namelijk ook op de moeilijke opgave waarvoor De Wever zich gesteld zag en ziet. De kiezer heeft – zoals steeds weer wordt aangehaald – de kaarten toch wel heel moeilijk gelegd. Alsof het ooit anders was… Of De Wever en zijn kompanen met het kleurenwiezen ook willen aangeven dat de miserie groter dan ooit wordt, weten we niet. Dat ze nog nooit zo bloot was, dat wel.

2. Diepe inkijk in de democratie

66_dewinde_Zuhal_Demir © Sigfrid Eggers.jpgEn toch kan het blijkbaar nog bloter…  Zo bewees Zuhal Demir met haar spraakmakende fotoshoot in P-Magazine, het tijdschrift dat ik sinds mijn 16e levensjaar – en de teloorgang van het Alhambra genaamd Pamela Anderson – niet meer had aangekocht. Sensatiebeluste populist als ik ben, maakte ik deze keer graag een uitzondering. Dat Demirs fotoshoot op de voorpagina en in het redactioneel als ‘historisch!’ wordt voorgesteld, heeft er niet alleen mee te maken dat ‘nooit eerder een politica stond sexy te wezen in ons blad’. In het buitenland zijn er immers nog voorbeelden geweest van vrouwelijke politici die op magazinecovers ‘de duizelingwekkende diepte van hun ideeën’ met ‘de duizelingwekkende diepte van hun décolleté’ complementeerden (om het met de woorden van Rik Torfs te zeggen). En trouwens, vooraleer u mij van een male gaze beticht, er zijn ook tal van mannelijke politici die in het openbaar pronkten met een zesdelige onderbast en gespierde wipborstjes (denk maar aan de fotoshoot van een op karper vissende Poetin).

Wat Zuhal Demir tot een historisch unicum maakt, is veeleer de locatie van de fotoshoot. Nee, we zien de Koerdische schone zich niet ‘halfnaakt wentelen in bloeiende narcissen en baden onder een kristalheldere bergwaterval’ (een lyrische Jeroen Denaeghel had de tickets naar de Malediven al besteld); met haar azuurblauwe ogen priemend op ons gericht, staat, zit, knielt en ligt ze tussen de banken, op de zeteltjes, aan de tafels van de Belgische Kamer van volksvertegenwoordigers, in gitzwarte en glinstergouden, vaak semitransparante gewaden, die steevast een inkijk bieden in een volumineuze boezem, en wel tot voorbij het aangrijpingspunt (je weet wel, dat punt waarop de borsten zich na kunstmatige beklemming weer van elkaar lossen). Het lijdt geen twijfel dat deze ingreep een inbreuk is, een ontheiliging. Voor u mij als een preutse restkatholiek bestempelt: het redactioneel zelf roept de metaforiek van het heilige (huisje) op door te spreken over ‘de sacrale setting van het parlement’. Aansluitend bij de traditie van het erotische genre, werkt het promiscue des te virulenter op plekken waar het geacht wordt compleet afwezig te zijn: het dokterskabinet, de kerk, het klaslokaal, en ja het parlement.

Dat de goegemeente over deze shoot op zijn kop zou staan, was niet alleen te vrezen of te verwachten, maar natuurlijk ook compleet ingecalculeerd. Laten we even de krachtlijnen van het debat schetsen, daarbij geassisteerd door de ware vertegenwoordigers van de Vlaamse vox populi, de ‘respondenten’ op de website van Het Laatste Nieuws.

Zuhal Demir geeft de term populistische verleiding een nieuwe invulling: het exposeren van haar lichamelijkheid moet het volk zowel figuurlijk als letterlijk verleiden. De Iron Lady van de N-VA wordt plots de Sexy Lady (niet toevallig was haar intredelied in het programma Reyers Laat de gelijknamige monsterhit van Shaggy); de politica met de Hamer ontpopt zich plots als een wulps aan een krul frunnikende babe. Dat deze ostentatieve demonstratie van haar ‘zachte kant’ zelfs een wervende werking heeft op diegenen ‘aan de kant van de werkende mens’ illustreert een gelijknamige HLN-kompaan: ‘Wat een prachtige vrouw, ondanks het feit dat zij en haar partij de gewone werkende mensen doet inleveren, stem ik volgende keer voor haar’. Dit is het gedroomde effect van elk mediatiek optreden van een politicus, ook die in spel- , dans- en praatprogramma’s: sympathie wint het van standpunten, waardoor al te harde zuurpruimen plots toffe peren worden.

De cruciale vraag is en blijft waarom deze dubbele vrijheidsstrijd in de Kamer diende gevoerd te worden.

In dit kader is het opvallend hoe de HLN-respondenten de links-rechtstegenstelling activeren, en wel volgens de volgende logica: (1) links verwijt Zuhal Demir plat rechts populisme; (2) rechts ziet in dit verwijt typisch links revanchisme en dus populisme: de ‘azijnverslaving’ als al te doorzichtige afrekening met de N-VA; (3) links ziet in deze reactie van rechts dan weer een symptoom van een al te doorzichtige zelfpositionering als outsider, of zoals Piet De Bisschop het op 3 maart verwoordt: ‘Bertje [een andere HLN’er] lijdt aan een milde vorm van OCS (obsessieve compulsieve stoornis): de N-VA smetvrees, een dwangneurose die gepaard gaat met de Calimero uitspraak: "ze zijn allemaal tegen ons".’ En zo blijven we natuurlijk bezig…

Terug naar de argumenten. Indien niet populistische verleiding, wat is dan de inzet van dit kamerspel? Demirs verdedigers noemen ‘het laten zien van je vrouwelijke kant’ – ja, alzo sprak Siegfried Bracke – een dubbele act van bevrijding. Met het tonen van je decolleté bewijs je ten eerste dat je niet alleen politica, maar ook gewoon een vrouw bent – en ja, zo beklemtoont de bestrijdster van de verzorgingsstaat: ‘wij vrouwen, wij verzorgen ons graag’. De boodschap aan alle vrouwen die de angst bekruipt dat ze wel eens met hun professionele functie vergroeid zouden kunnen geraken, is hiermee in feite: ‘Tetten bluut!’. Ten tweede, zo liet Bart De Wever in het VTM-nieuws verstaan, was Demirs fotoshoot niets minder dan een symbolische daad in de strijd tegen de barbarij: ‘Zuhal is een Koerdische. Op dit moment vechten Koerdische vrouwen tegen barbaren die vinden dat vrouwen volledig bedekt moeten zijn en ter beschikking moeten staan van de lusten van de man.’

66_dewinde_zuhaldemir.jpgDe cruciale vraag is en blijft echter waarom deze dubbele vrijheidsstrijd in de Kamer diende gevoerd te worden. Heeft de keuze voor deze locatie een ander motivatie dan de loutere drang een heilig huis te verstoren? Maar vooral, wat is het effect van deze keuze op de goegemeente? Alleszeggend zijn hier de reacties van HLN-lezers op de Twitterboodschap van voormalig Kamerlid Laurent Louis (Debout les belges), ‘Parlement is geen bordeel, Zuhal Demir’, die vanzelfsprekend op een extreem problematische gelijkschakeling van sexy poserende vrouw en hoer gebaseerd is. Louis' uitspraak getuigt echter ook van de angst dat de fotoshoot in de Kamer, net zoals het kaartspel, het post- of antidemocratische (res)sentiment zou kunnen voeden: volgens die denktrant tonen beide acts – als een soort mise en abyme – wat politiek in werkelijkheid is, een (postjes-)spel resp. hoererij.

In die zin wordt de uitspraak dat het parlement een hoerenkot is, door Jan Modaal op twee manieren ingezet. Ten eerste ziet hij dat heel letterlijk, daarbij geruggesteund door de aanvoerder der brulapen, Jean-Marie Dedecker. In februari 2015 had die er in Knack klokkenluidergewijs op gewezen dat vele ‘vrouwelijke parlementaire mandaten het parfum van ministeriële lakens’ uitwasemen: ‘Ik heb vele deernen een verticale carrière weten maken op een horizontale manier’. Deze ductus van de verdachtmaking verderzettend, insinueren tal van HLN-lezers meer te weten: ‘details wil ik echter niet kwijt’, ‘indien de toiletten en het hotel ertegenover konden praten...’, etc. Zelfs de horizontaal-verticaal-beeldspraak van JMD vindt navolging:

Jawel Beste Olivier, het "parlement" is WEL een bordeel. Hoereren, snuiven en zuipen, daar zijn ze goed in onze Heren en Dames Verkozenen des volks (lees gepeupel).Voor de rest kennen ze ook het onderscheid tussen het groene en rode stemknopje en doen voor de rest 100% wat hun fractieleiders hun opdragen. We leven immers in een demo(N)cratie. Demir wil gewoon horizontaal verticale promotie.

De scepsis en zelfs aversie tegenover de parlementaire democratie, die zich verdicht in verbasteringen als ‘demo(n)cratie’ of ‘Dämokratie’ (aldus een eveneens op ‘Dämon’ alluderende Oswald Spengler in de jaren 1920), uit zich echter ten tweede vooral in de figuurlijke interpretaties van de ‘bordeel’-terminologie. Volgens deze logica zijn politici niets anders dan ordinaire hoeren die hun broek laten zakken voor een paar stemmen, ze zijn permanent door iedereen te koop. Niet toevallig wordt ‘bordeel’ in de HLN-reacties gecombineerd met termen als ‘speelkamer’, ‘overdekte speeltuin’, ‘één grote poppenkast’ en, ja – daarbij expliciet verwijzend naar de N-VA-wiespartij, ‘een kaartersclub’.

Hier wordt een beproefde tactiek ingezet, namelijk die van de provocatie van het politieke correcte

Zulke reacties zijn een teken aan de wand. Hoewel de fameuze HLN-fora misschien in wezen vergaarbakken van democratiescepsis (of zeg maar postdemocratisch ressentiment) zijn, geven ze ook uiting aan een fundamentele intuïtie, die misschien wel conservatief van aard is: het aanvoelen dat een parlement het charismatische centrum van de politiek is. Of men politici nu stuk voor stuk achterbakse opportunisten en geile huichelaars vindt of niet, de parlementaire ruimte heeft een quasi-sacraal aura, behoort niet tot het alledaagse (of hoort dat niet te doen). In die zin is het respect – oh, neen, hier is de restkatholiek weer – voor de symbolische functie van een parlement (in die ruimte wordt per slot van rekening de Belgische bevolking vertegenwoordigd) ook een graadmeter voor de stabiliteit van ons politiek systeem.

Dat Bart De Wever van niets wist – de dialectale variant ‘van niets niet wist’ ware treffender – , is natuurlijk larie, alsof een trouwe partijsoldate als Zuhal hier even cavalière seule zou spelen. Je gaat me toch ook niet vertellen dat snelle Siegfried het sappig feitje niet op een van de gezamenlijke wies-avonden liet vallen. Veeleer wordt hier een beproefde tactiek ingezet, namelijk die van de provocatie van het politieke correcte, die maar al te graag reacties wil om die dan als al te bekrompen te kunnen wegzetten. Nu, ik doe een voorstel: trek de logica door (I love it!) en plan enkele nieuwe fotoshoots, voor mijn part – graag zelfs – echte volbloed-badpakkenspecials. Ik zie het al voor mij: Elke Sleurs, het streven naar Gelijke Kansen voor alleman uitdragend in een onversneden sleurblad; Annick De Ridder enkel omspannen door een harnas, zwierend met een goedendag op het Groeninghe-slagveld; en ‘franken’ Theo (ook hij wil zich écht man voelen en verzorgt zich goed) in een V-string voor de IJzertoren.

Arne De Winde is literatuurwetenschapper aan de KU Leuven (FWO – Vlaanderen). In zijn onderzoek verdiept hij zich o.a. in de hedendaagse receptie van rechts-conservatieve discoursen, en meer specifiek van Oswald Spengler.