Blitzkritiek - Merci, Bert!
Door Wouter Hillaert, op Tue Sep 06 2011 13:29:31 GMT+0000Hallucinant, eigenlijk. Al maanden hield iedereen zijn hart vast voor de uitkeringsdag van de subsidies voor 2010-2012. Er kon niet anders dan gekapt worden in het kunstenbos, waarvan de minister al eind 2008 propageerde dat het vol stond. En de crisis moest toen nog beginnen. In Nederland voerde cultuurminister Plasterk een rigoureuze bezuiniging door, in eigen land knabbelde het repertoiredebat verder aan het draagvlak voor het gesubsidieerde theater en verkondigde Open VLD volgens zijn 'blauwe lente': genoeg gesubsidieerd. De enige onzekerheid die nog restte, was hoe groot de schade precies zou zijn.
En nu, afgelopen vrijdag, presteerde minister Anciaux het ineens om dan toch ruim tien miljoen euro uit zijn hoed te toveren. Het totaalbudget voor het Kunstendecreet stijgt tot 98 miljoen euro, vijftien procent meer dan in 2008. De gemiddelde organisatie gaat erop vóóruit, 45 extra spelers worden aan boord van het structureel erkende schip gehesen, en de uitstoot beperkt zich tot 15 organisaties, slechts half zoveel als de elf beoordelingscommissies er door het begrensde budget op de wip hadden gezet. Van een stunt gesproken.
Deze subsidieslag, het afscheidstoetje van Bert Anciaux op tien jaar cultuurbeleid, toont bij uitstek wat we binnenkort vreselijk aan hem zullen missen: de overtuiging van een politicus die het belang van kunst en kunstenaars (weliswaar om zijn eigen redenen) door en door verdedigt én in staatseuro's omzet. Natuurlijk kunnen bepaalde organisaties dat vanuit hun perspectief in twijfel trekken. Theater Zuidpool, om er een te noemen, moet nogal wat inleveren, wat kan betekenen dat zijn zaal nog minder bespeeld zal worden, terwijl die een van de schaarse speelplekken in Antwerpen is. En zo zijn er zeker nog voorbeelden. Maar op zich zijn het individuele details binnen het grotere plaatje: de globale kunsten gaan er financieel op vooruit, met een relatieve inhaalbeweging voor achtergestelde sectoren.
Zeker, ook Anciaux zelf plukt de vruchten. Met zijn feestelijk rapport in de hand liet hij niet na zich af te zetten tegen Open VLD en 'andere collega's' die het gesubsidieerde bos vinden uitpuilen, terwijl hij een half jaar geleden ook zelf liet noteren dat de limieten bereikt waren. Je kunt dit dus interpreteren als een verkiezingsstunt. Maar in essentie handelt de minister gewoon erg consequent naar zijn uitgangspunten. Vooral participatie-initiatieven vist hij op, zoals het negatief geadviseerde 'kunstencentrum' Rataplan. Vooral diversiteit in aanbod maakt hij mogelijk, met unieke subsidies — opnieuw tegen de beoordelingen in — voor mime, musical en het klassiekere Theater aan de Stroom.
Daarmee huldigt Anciaux een instrumentele visie op kunst (goed voor participatie, emancipatie sociale cohesie, de economie), maar élk kunstenbeleid is instrumenteel. Dat is ook de logica zelve, vond Kees Vuyck onlangs in zijn artikel 'de controverse over de waarde van kunst' (Boekman 77). 'Elke overheid wil door middel van de kunsten iets gedaan krijgen, dat geacht wordt bij te dragen aan een goede samenleving.' Anciaux is daar gewoon iets explicieter in. Vanuit zijn grote geloof in de kracht van kunst wil hij in de eerste plaats dat ze meer en een diverser publiek bereikt en betrekt. Wat kan daar op tegen zijn?
Gemist mestactieplan
Laat ons dit subsidiefestijn alleen eens doordenken volgens net zijn doelstellingen, specifiek voor de grote podiumkunstensector. Daar zullen een vijftiental extra organisaties (één derde van het totale aantal instromers) vrijwel automatisch voor meer productie zorgen, en hetzelfde kan je verwachten van een aantal bestaande structurele organisaties die gevoelig meer dan een indexering hebben gekregen. Zeker als voor de komende periode de expliciete verwachting wordt gesteld dat vooral het artistieke personeel wel moet varen bij de toegekende middelen. Ik gok dat de kostprijs van de aangeboden eindproducten daardoor niet zal verlagen, maar net zal verhogen. Groeiscenario's staan erom bekend steeds meer geld te vragen.
Daarmee stijgt weerom de druk op de receptieve structuren, vooral de cultuurcentra, terwijl zij de prijszetting van de grotere producenten nu al moeilijk kunnen volgen, en steeds voller geboekt lijken met ook nieuw aanbod als comedy. Je kunt er dus donder op zeggen dat de speelreeksen van pakweg dans- en (muziek)theaterproducties nog verder zullen inkorten. En dat terwijl nieuw erkende spelers als Tristero of Lazarus volgens de structurele criteria net méér moeten spelen. De effecten van deze subsidietriomf voor de spreiding van al hun werk? Meer versplintering, blokkade door oververzadiging, een korter lopend aanbod dat dus in de eerste plaats het ingewijde publiek bereikt. Je kunt wel zeggen dat er duizend bloemen mogen bloeien, maar zonder voldoende groot lapje grond worden ze het tegendeel van wat Anciaux definieert als maatschappelijk belangrijk.
Vraag is ook of er überhaupt mest genoeg is, om het eens over de kunstenaars zelf te hebben, die de minister beter wil ondersteunen. Voor de buitenwacht kan het wel lijken dat iedereen erop vooruit gaat, maar in praktijk vindt de gemiddelde organisatie dat ze voor haar plannen te weinig gekregen heeft. Voor een stuk ligt dat zeker aan ieders setteling in de vanzelfsprekendheid van subsidies (terwijl mondiaal gezien non-subsidiëring de logica is), maar deels is dat aanvoelen ook heel terecht. Vrijwel elke cultuurorganisatie draait boven zijn financiële mogelijkheden, soms net om aan de subsidiecriteria tegemoet te komen. Iedereen flirt met zijn grenzen in de hoop dat zijn overwerk de volgende keer gehonoreerd zal worden. Niet dus, als er niet in de hoogte, maar in de breedte gesubsidieerd wordt.
Vele nieuwe structurele initiatieven, ook buiten de podiumkunsten, hebben ook simpelweg te weinig middelen gekregen om én meer te spelen én hun artiesten een wettelijk statuut te bieden én aan de normen voor publiekswerking te voldoen. Dus, wat krijg je over drie jaar: opnieuw een verdubbeling van het aangevraagde geld. Logisch: als je vandaag het signaal krijgt dat je werk belangrijk is, maar je er te weinig middelen voor krijgt, vraag je meer. Zal de overheid in 2012 tegemoet kunnen komen aan dertig zulke extra aanvragen die op logische gronden het dubbele vragen van wat ze nu vangen? Nee dus. 'Een investering', noemt Anciaux zijn subsidienieuws. Over drie jaar zal het een strop blijken te zijn. Al die investeringen kunnen niet anders dan op zeker moment teruggeschroefd worden. Waarin heb je dan precies geïnvesteerd, op termijn? In afbraak.
Eigenlijk hadden de podiumkunsten nu al nood aan een mestactieplan: meer — genoeg — geld voor een beperkter aantal spelers, zodat er kwalitatiever gewerkt kan worden. Daar is nood aan, weet al wie de oogst wekelijks volgt. Zo'n beperking zou ook de gemiddelde zichtbaarheid van voorstellingen deugd doen. Maar het tegendeel is gebeurd: als je deze tendens doordenkt, worden van organisaties zonder eigen presentatieplek straks alleen nog de repetities gesubsidieerd, terwijl het resultaat steeds minder gepresenteerd kan worden.
Waarom? Omdat de receptieve sector grotendeels binnen het decreet lokaal cultuurbeleid valt en betaald moet worden door de steden en gemeenten. Zij zullen niet (want kunnen of willen niet) in gelijke mate investeren in de spreiding van al die producten. Misschien was er van die extra tien miljoen dus beter wat meer geïnvesteerd in de receptieve kant van de zaak (in hernemingsubsidies, een blind-date circuit of in andere correcties van de Vlaamse overheid op lokale selectiecriteria), in plaats van het aanbod verder te versplinteren en de kloof met de spreidingssector nog meer uit te diepen. Voer voor een nieuw kerntakendebat.
HET BOS EN DE BOMEN
Ik heb veel respect voor minister Anciaux, die zich in een slangennest van belangen een mooi afscheid bijeengewikt en -gewogen heeft. Maar wat vrijdag gehonoreerd is, door niet te snoeien in het aantal gelukkigen in de podiumkunsten, is de diepere fundering van de bestaande toestand, de viering van het kortetermijnperspectief, het maten-en-gewichteneffect van de regionale politieke lobby, het recht van iedereen om op zijn eigen eilandje letterlijk een beetje meer van hetzelfde te gaan doen. Ik vraag me echt af of dat over de hele lijn ten goede zal komen aan de honorabele doelen die de minister-tovenaar zich gesteld heeft. Ook voor de sector zelf zal het over drie jaar hard ontwaken zijn, wanneer veel van wat nu een investering heet, rigoureus weer geknot en ontworteld zal (moeten) worden.
De enige optie die het veld heeft, én de verantwoordelijkheid, is de beslissingen van Anciaux en zijn beoordelingscommissies slim aan te grijpen om zelf met elk wat meer wat minder te doen, en met meer kwaliteit. En die periode van drie jaar aan te wenden om zich eens collectief te beraden over een haalbaar voorstel voor de volgende cultuurminister. Over het huidige beoordelingssysteem bijvoorbeeld, met commissies die in de meeste gevallen heel nauwgezet werk doen, maar niet anders kunnen dan uitkomen op een uitgevlakte unanimiteit en op de blinde verdediging van hun eigen sector, hoe schottenloos het Kunstendecreet in theorie ook is. Over de verhoudingen tussen productie en spreiding ook. Laat het debat ontbranden.