Beste vriend Tumelo

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Frederik De Preester, medewerker van het Museum Dr. Guislain, schrijft een brief aan een vriend uit Botswana over de tentoonstelling die hij maakt. Onderwerp is de tentoonstelling Geheim Schrift, een selectie uit de wereldberoemde Prinshorn Collectie van outsiderkunst.

Gent, 22 november 2003

Beste vriend Tumelo,

Dank voor je brief! Ik ben blij te horen dat je een beetje rust gevonden hebt. Wie had ooit durven denken dat je op een dag met veel plezier in de garage van je vader zou werken! 'How's life in Belgium?', vraag je. Wel, Botswana lijkt veraf vandaag. Er valt hier van die typisch Belgische, fijne regen die de wereld in een weemoedig makend waas hult. Ik word binnenkort dertig.

Het is ondertussen al meer dan drie jaar geleden that we sat down and talked onder de baobabboom in mijn tuin in Otse. Binnen een maand kom je dus die fameuze Belgische bieren hier ter plaatse proeven en je vraagt je af wat er allemaal op het programma staat, hier in Gent.

Ik wil je graag voor de tweede keer meenemen naar een tentoonstelling en vroeg me af of de gevolgen even ingrijpend zullen zijn als de eerste keer. Nochtans viel ons bezoek toen aan het National Museum in Gaborone in het begin dik tegen. Een verveelde suppoost in uniform scheurde ons kaartje en liet ons in de binnentuin. Het museum bestond uit licht vervallen bungalows die twee uitdrogende vijvers omsloten met in de laatste plassen stervende karpers en schildpadden. De vaste tentoonstelling ging over de rijke fauna en flora van Botswana en de geschiedenis van het land en zijn uit drie verschillende, in vrede samenlevende stammen bestaande bevolking. Kortom: muffe opgezette beesten en levensgrote tableaus van woestijnbewoners die zich in zanderige grotten in leven houden met wat ze in de Kalahariwoestijn vinden. Ik had die hele geschiedenis al in mijn Lonely Planet gelezen en de planten-, dieren- en mensenrijkdom van Botswana waren niet echt iets nieuws voor jou. Bovendien hadden we beiden een kater omdat we de vorige avond naar dat grote Aidsbenefiet in het voetbalstadium van Gaborone geweest waren en daarna in één of andere sleazy discotheek beland waren waarvan de vrouwelijke fauna ons veel meer aansprak dan de grotbewoners in het museum.

Dan zijn we maar koffie gaan drinken onder de strooien luifel van de cafetaria naast het museum. 'Of we ook de tijdelijke tentoonstelling gezien hadden', vroeg de big mama die ons bediende, omringd door een aura van verrukkelijke geuren uit haar keuken. Het was een tentoonstelling met werk van hedendaagse kunstenaars uit Botswana en haar dochter was er één van. Er was vanalles te zien, van tekeningen gemaakt door kinderen uit scholen die deelnamen aan deze tentoonstelling, over olieverf op doeken, tot batik en aarden potten. Aanvankelijk hingen we een beetje onverschillig rond maar plots wenkte je me van op de tweede verdieping dat ik moest komen kijken. Een vrouw die afkomstig was uit jouw geboortestreek had aarden potten beschilderd met gestyleerde menselijke figuren die in dezelfde sierlijke lijn omtrek en beweging vastlegden. Ik moest aan de tekeningen van Modigliani denken en de sculpturen van dezelfde kunstenares mochten wat mij betreft naast die van Miró staan.

Modigliani en Miró kende je niet maar je vond dit werk zo fantastisch dat je op dat moment besloot zelf kunstenaar te worden. Het was niet de eerste keer dat je me verraste op dat vlak. Voor jou waren st1:personnamede avonden</st1:personname> die ik per se alleen wilde doorbrengen met het lezen van boeken en het schrijven van brieven iets onbegrijpelijks. Hoe kon ik het nu leuker vinden alleen op mijn kamertje te zitten dan met mijn vrienden pool te spelen en over het leven zelve te praten? Tot je op een keer besloot het ook eens te proberen en je eerste boek, na de verplichte lectuur op de middelbare school, op vrijwillige basis te lezen. Ik gaf je The catcher in the rye van Salinger en je verdween er mee naar huis. Binnen een paar uur stond je terug bij mij om me het eerste hoofdstuk integraal na te vertellen, aangevuld met je persoonlijke bedenkingen over wie jij allemaal 'phony' vond en wat jij zou gedaan hebben in de plaats van het hoofdpersonage.

Ik ben benieuwd wat jij van de tentoonstelling Geheim schrift in het Museum Dr. Guislain zal vinden. Het is hier ondertussen opgehouden met druilen en mijn dertig-jaar-worden-blues heeft plaats gemaakt voor het enthousiasme je in Gent te zullen rondleiden langs de pooltafels van het Volkshuis en de Hotsy Totsy en de legtafels van het museum waar ik ondertussen drie jaar meewerk aan de tentoonstellingen. Op het eerste zicht zal het Museum Dr. Guislain jou niet de place to be lijken. Het museum is onderbracht in een honderdvijftig jaar oud gebouw dat het eerste psychiatrisch ziekenhuis is dat ooit in België gebouwd werd. Als Matswana zal het je heel vreemd toeschijnen op zo'n plek een museum te maken, waarvan het centrale thema bovendien de geschiedenis van de psychiatrie is. Toen je ontdekte dat ik psychologie gestudeerd had, wilde je dat ik eens uitlegde hoe de haveloze weirdos waar men in de Chimbuku-bars in jouw dorp de gek mee houdt, zo geworden waren. En of ik daar niets aan kon doen. Geesteszieken zijn niet direct jouw cup of tea, ik ben me ervan bewust.

Maar laat ik je een paar verhalen vertellen. Bijvoorbeeld dat van Peter Meyer die meer dan honderd jaar geleden ergens in Duitsland in een arme familie geboren wordt. Zijn charme en zijn creatieve ideeën laten hem toe zelf aan de armoede te ontsnappen. Hij werkt als kelner in een restaurant en drank, vrouwen en muziek zijn de rode draad in zijn leven. In 1900 trouwt hij en opent een eigen hotel in de stad Münster. Maar dan gaat het mis: na zeven jaar huwelijk sterft zijn vrouw alsook twee van zijn drie kinderen. Zijn hotel floreert niet meer en hij gaat failliet. Eén jaar later heeft Meyer het gevoel dat zijn hersenen door een elektrische schok getroffen worden en vanaf die dag noemt hij zichzelf de 'koning der dichters' en schrijft hij verzen over liefde, meisjes, overwinningen en de dood, die hij ondertekent met Schiller, de naam van een grote Duitse dichter. Na een aantal gewelddadige familieruzies, wordt Meyer in een psychiatrische instelling opgenomen. Na zeven jaar opname legt hij de belofte af niet meer te roken, te drinken en als een monnik te leven en begint hij heiligen te tekenen en te schilderen. Op die manier wil Meyer boete doen voor zijn vroegere levenswandel. Hij gelooft door de kuisheid zijn jeugdige kracht en zuiverheid terug te krijgen en op die manier te kunnen leven vrij van schuld. Zijn innigste wens is dat zijn werken ooit in de Dom in Keulen opgehangen zullen worden.

Carl Robert Lange leeft in dezelfde periode als Peter Meyer en volgt een opleiding als handelskoopman. Omdat hij ontevreden is over zijn werk in Duitsland vertrekt hij naar Bordeaux en een jaar later naar New York. Daarna probeert hij zijn geluk in Mexico, waar hij meteen de politieke wantoestanden heftig bekritiseert. In 1882 krijgt Lange een verschijning van God, die hem vertelt dat hij Christus is. Hij ziet zichzelf vanaf dat moment als de door God geroepen hervormer van het Mexicaanse volk. Hij gaat naar San Antonio om 'revolutionaire pamfletten en artikels' te schrijven en te verspreiden. Wanneer hij naar staatshoofden brieven wil versturen met de foto van een stuk vlees dat op een verminkt gezicht lijkt waaronder hij 'immortalidad' schrijft en een aanslag plant op de president van Mexico, laat zijn broer hem in het Bloomingdale Asylum in New York opnemen. Lange brengt vanaf dan zijn leven in psychiatrische instellingen door maar zal zich nooit kunnen verzoenen met zijn opname en de diagnose 'geestesgestoord'. Hij schrijft een hele serie brieven en teksten om zijn situatie uit te leggen en zijn vrijlating te bepleiten. De tekeningen in de rand zijn, net als de afzonderlijke tekeningen, afbeeldingen van complexe gezichten.

Else Blankenhorn wordt geboren in een voorname Duitse familie maar is schuw, vroegrijp en nerveus. Nadat ze op school seksueel misbruikt wordt, krijgt ze het idee dat haar hoofd en haar lichaam los van elkaar staan. Vanaf 1899 wordt ze opgenomen. Ze is doodsbang dat iemand haar moeder vermoord heeft, dat men haar wil vergiftigen, dat ze zwanger is en dat men haar hersenen doorboord heeft. Blankenhorn blijkt een begaafde kunstenares en maakt goudglanzende en felgekleurde aquarellen, olieverfschilderijen en studies. Ze schrijft en componeert eveneens. Samen met keizer Wilhelm II, voor wie ze onderbroeken breit, leeft ze als een engel in haar eigen wereldje als een engel onder de naam Else von Hohenzollern. Ze wil de opstanding van de doden realiseren en schildert huizen voor de echtparen die op de kerkhoven begraven liggen en opgegraven en bevrijd moeten worden. Voor de hongerige doden die ze 'allemaal uit hun graven moet halen', maakt ze bankbiljetten van enorm hoge bedragen.

Ik ben ervan overtuigd, beste vriend, dat deze drie korte levensverhalen sterk tot je verbeelding zullen spreken. Ik denk dat je jezelf wel een beetje in Peter Meyer zal herkennen en twijfel er niet aan dat je die Lange die foto's van stukken vlees naar staatshoofden stuurt, fantastisch zal vinden. Ik ben er zeker van dat je het verhaal van Else Blankenhorn al een paar keer zal doorverteld hebben, voor je voet zet op Belgisch grondgebied. Eigenlijk doen de levensverhalen van de psychiatrische patiënten waarvan werk te zien is op Geheim schrift, denken aan de verhalen van Hermann Hesse, die Duitse schrijver van wie ik je eens een boek leende. Soms lijken het geen echte mensen — een indruk die versterkt wordt door het feit dat ze zo lang geleden leefden — maar personages die ons doen fantaseren over hoe het zou zijn als we zelf revolutionair of monnik, kunstenaar of keizer zouden worden. Helaas laten onze dagelijkse bezigheden dat niet toe.

Die drie verhalen geven eigenlijk heel goed mijn eigen fascinatie voor de waanzin weer. Het lijkt me angstaanjagend dat mijn hersenen op een dag door een elektrische schok zouden getroffen worden en ik mezelf 'koning der dichters' zou gaan noemen maar anderzijds trekt die extreme toestand me ook aan. Weet je nog dat je me, toen ik pas in je dorp woonde, helemaal niet vertrouwde? Dat je toen het idee had dat ik een under cover journalist was, die foto's maakte en artikels schreef over Aids in Botswana voor een Europese krant. Daarna dacht je dat ik met je lief, die naast me woonde, aan het rotzooien was. Gelukkig heeft dit niet tot genociden geleid maar hebben we de zaak eens van man tot man besproken en zijn we zelfs vrienden geworden. De evolutie in je wantrouwen tegenover mij als vreemdeling is interessant: eerst bekijk je me als een geniepige buitenstaander waarmee je niets gemeen hebt en plots delen we dan weer iets te veel naar jouw zin. Ook de fascinatie voor de waanzinnige balanceert tussen deze beide uitersten: eerst begrijpen we er niets van en opeens vertonen we meer overeenkomsten dan we vermoeden of willen weten. Ik kijk al uit naar de vragen die je zal stellen tijdens ons komende museumbezoek: 'Is that person sitting on the ground a patient?' No, it's just the way people behave in Belgium'. 'Is that artist crazy?' 'No, he was making an installation'…

De titel van de tentoonstelling Geheim schrift heeft iets mysterieus. Enerzijds verwijst die naar het feit dat het centrale gedeelte van de tentoonstelling bestaat uit een selectie schriften, zelfgemaakte geïllustreerde boeken, eeuwigdurende kalenders, klandestiene oorkondes en zelfontworpen systemen, die vaak in het geheim gemaakt werden. Anderzijds stelt de titel de vraag of we als toeschouwer iets van dit werk kunnen begrijpen. Wat er te zien is, is vaak niet gemaakt om tentoon te stellen en houdt dus weinig rekening met een eventuele toeschouwer. Vaak is het werk een neerslag van een tragisch levensverhaal, een ontwerp voor een fantastische maar onbegrijpelijke uitvinding of de visualisering van een allesomvattende, verloren gegane theorie. Ik voel je vraag al aankomen. Mag dit werk eigenlijk in een museum getoond worden? In de meeste gevallen ben ik overtuigd van wel. Peter Meyer droomde er net van dat zijn heiligenschilderijen tentoongesteld zouden worden en de meeste van deze uitvinders en bedenkers van fantastische theorieën willen niets liever dan de wereld van hun bevindingen op de hoogte brengen. Maar wat met de brieven die Emma Hauck vanuit de psychiatrie aan haar man schreef? Ik vroeg het me vorige week zelf ook af toen ik een rondleiding gaf in de tentoonstelling en stilstond aan die ingekaderde brieven waarin mevrouw Hauck eindeloos blijft herhalen 'Hartendiefje kom, hartendiefje kom' tot ze uiteindelijk niet meer verder raakt dan 'Kom, kom, kom'. Mevrouw Hauck zal zelf nooit vermoed hebben dat haar brieven na honderd jaar eenzaamheid ooit in een museum opgehangen zouden worden. Wat zou ze ervan vinden?

Eigenlijk kan je het vergelijken met het tentoon stellen van 'Afrikaanse kunst'. Vaak zijn die stukken helemaal geen kunst maar wel fetisjen of rituele voorwerpen die wij hier in Europa ook mooi vinden (of op zijn minst exotisch of horizonverruimend). Ik denk dat je het een beetje vreemd zou vinden de potjes met zalfjes en de antilopenhoorns van jullie traditionele dokter uit Otse in een museum tegen te komen. De belangrijkste vraag hierbij lijkt me hoe de tentoonstellingsmaker aan al die spullen gekomen is, of hij ingebroken heeft in het huis van de dokter dan wel een stel oude hoorns en verdroogde potjes zalf van de man kreeg of kocht.

In het geval van Emma Hauck is het belangrijk te weten dat haar man de brieven nooit ontving. De directie van het ziekenhuis hield de brieven op zijn vraag bij omdat hij niet meer herinnerd wilde worden aan het bestaan van zijn krankzinnige echtgenote. Na zovele jaren betekenen deze nooit op juiste bestemming aangekomen wanhoopskreten op de eerste plaats een poging tot communicatie met de buitenwereld. Ik denk niet dat het verkeerd is ze op die manier in een museum te tonen. De zaak zou er helemaal anders uitzien als we aan directies van psychiatrische instellingen zouden vragen brieven van patiënten achter te houden om daar een tentoonstelling mee te maken. Dan zouden we de bedoeling waarmee iets gemaakt is net dwarsbomen. Dan zouden we inbreken in het huis van jullie dokter en hem verhinderen zijn werk te doen.

Je zal je misschien ook afvragen of het wel nodig is om de werken zelf te komen bekijken, of ze uiteindelijk meer zijn dan illustraties bij tragische levensverhalen,  denksystemen of alledaagse gebeurtenissen. Hans Prinzhorn is de psychiater die tussen 1919 en 1921 de collectie samenstelt waaruit deze tentoonstelling een selectie is. Als assistent in de psychiatrische instelling van Heidelberg stuurt hij een rondschrijven naar een aantal psychiatrische instellingen waarin hij vraagt naar typerende werken die bij voorkeur geen verwerking van de 'gezonde periodes' maar een 'uiting van de eigen belevenis' in de ziekte van de patiënten zijn. Prinzhorn is dus zelf eerder op zoek naar illustraties van het ziekteverloop van psychiatrische patiënten dan naar kunst.

Maar naast psychiater is Prinzhorn ook kunsthistoricus en zanger en hij wordt geraakt door de kwaliteit van het werk zelf. Hij is niet de enige: ook de expressionistische kunstenaars zijn op zoek naar 'pure' kunst zoals van kinderen, volkskunstenaars of mensen uit exotische of 'niet-gecultiveerde' gebieden. De kunstenaar Franz Marc noemt dit de 'terugkeer naar dierenvellen, sprinkhanen en wilde honing'.

Nu weet je meteen waarom de toeristen die naar Botswana komen zo graag hun geld uitgeven aan traditioneel aardewerk, houtsnijwerk en rieten manden. Hier in Europa geloven we nog steeds een beetje dat het leven bij jullie in Afrika 'echter' en 'traditioneler' is dan hier bij ons.

Prinzhorn beschouwt het werk van de 'wereldvreemde psychiatrische patiënten' als oorspronkelijke kunst en vindt het een voorbeeld voor de 'echte' kunstenaar die op een vergelijkbare manier van de wereld afgekeerd is. Als 'revolutionair voor de eeuwige dingen' wil hij kunstkritiek bedrijven en de 'chaos van de hedendaagse kunst ordenen'. Zijn opzet klinkt even fantastisch en megalomaan als de plannen van veel van zijn patiënten.

Prinzhorn is niet de enige die de chaos van de hedendaagse kunst wil ordenen. In 1933 komen in Duitsland de nationaal-socialisten aan de macht die het werk uit de collectie van Prinzhorn misbruiken als bewijs voor de waanzin van expressionistische, maatschappijkritische en niet-figuratieve kunst. Werk uit de Prinzhorncollectie wordt getoond samen met werk van 'ontaarde' hedendaagse kunstenaars in de tentoonstelling Entartete Kunst. De tentoonstelling is in 1938 in Berlijn te zien en tot 1941 op verschillende plaatsen. Tegelijkertijd loopt de tentoonstelling Grosse Deutsche Kunstausstellung waarop Duitse kunst te zien is zoals het wel hoort volgens de nazi's. De ironie wil dat de laatste tentoonstelling nooit het succes van Entartete Kunst geëvenaard heeft.

Opnieuw word het werk van de psychiatrische patiënten dat Prinzhorn verzamelde, gebruikt om een verhaal te illustreren. Ditmaal is dit niet de ziektegeschiedenis van de patiënten of de 'ware kunst' maar wel het verhaal van de ontaarding en de degeneratie: ziekelijke kenmerken worden niet enkel van generatie op generatie doorgegeven maar worden bovendien erger. De tentoonstelling Entartete Kunst is een generale repetitie voor wat zal volgen: het massaal vermoorden van Joden, zigeuners, homo's, geesteszieken en andere 'gedegenereerden'.

De Prinzhorncollectie belandt na de Tweede Wereldoorlog op de zolder tot de Oostenrijkse curator Harald Szeemann ze in 1963 opnieuw ontdekt en gaat tentoon stellen. Het is Szeemann die in 1972 werk van Adolf Wölfli, één van de kunstenaars uit de collectie naast het werk van hedendaagse kunstenaars gaat plaatsen op Documenta, één van de grote tentoonstellingen van hedendaagse kunst in Europa. Geheim schrift sluit eveneens af met werk van een aantal hedendaagse kunstenaars. Na dit lesje kunstgeschiedenis zal je vermoedelijk opmerken dat we in het Guislainmuseum net hetzelfde doen als de nazi's op Entartete Kunst.

Het is inderdaad zo dat het Museum Dr. Guislain eveneens een verhaal wil vertellen of eerder een vraag wil stellen. De rode draad in onze tentoonstellingen is de vraag of het verschil tussen onszelf en wat men 'abnormaal, gestoord of waanzinnig' noemt  eigenlijk wel zo groot is. Of met andere woorden we niet allemaal een aantal vreemde kantjes hebben waar geen rede mee te rijmen valt. We sluiten de tentoonstelling af met werk van hedendaagse kunstenaars die eveneens alledaagse gebeurtenissen gaan ordenen in hun werk, op zoek gaan naar de zin binnen een zelfontworpen systeem of een ruwe schets maken van iets dat misschien nooit voltooid zal raken. De vergeelde werken uit de Prinzhorncollectie worden door deze hedendaagse epiloog veel meer dan fantastisch gekkenwerk uit lang vervlogen tijden. De romanpersonages die lang geleden op een klein kamertje in een instelling dromen en fantasieën in de kantlijn van een boek krabbelden of obsessief hun werkelijkheid die aan duigen lag, probeerden te ordenen, komen terug tot leven. We hopen dat de bezoeker er in gedachten dat verborgen gehouden dagboek of die boodschappenlijstjes waarin altijd iets vergeten wordt, naast hangt.

Beste Tumelo, misschien is het beter dat ik je deze brief niet opstuur. Misschien moeten we naar Geheim schrift gaan na opnieuw een nacht waarin we de verhalen die we met ons meedragen, zoveel mogelijk uitwisten.

'Ware kunst is nooit waar men ze verwacht: ze is op een plaats waar niemand er op let of er een naam aan geeft', schrijft de Franse kunstenaar Jean Dubuffet in 1949. Misschien moet ik geen verwachtingen scheppen door je een overzicht te geven van de verhalen waarin deze werken meespeelden en de verschillende namen die ze kregen. Ik ben ervan overtuigd dat je op Geheim schrift schatten zal ontdekken die je even met verstomming zullen slaan, voor je er alles over wilt weten. Ik ben er zeker van dat je de tentoonstelling niet phony zal vinden.

Ik zie uit naar ons weerzien in het exotische België.

Tot heel binnenkort,