Beste commoners,

Door Frank Keizer, op Tue Apr 11 2017 16:36:32 GMT+0000

Elke vrijdag schrijft een van onze vijf vaste online correspondenten een brief aan iemand. Deze week stopt Frank Keizer een hart onder de riem van al wie in vele zaaltjes ellenlang kan doorpraten over 'de commons'. Een pleidooi voor het permanente 'onderhoud'.

In Yogyakarta, een stad op midden Java, bezoek ik een kunstinstelling, Cementi Art House. Het doet in alles denken aan Casco, het Utrechtse Office for Art, Design and Theory. Als ik er naar binnen loop, blijkt dat er eigenlijk geen tentoonstelling is op dat moment, vertelt de vrouw die ons ontvangt. De galerie, legt ze uit, bevindt zich in een onderhoudsfase. Toch is er wel iets te zien: een visueel archief dat het onderhoudswerk documenteert. Er is een post-it bord met het verslag van een brainstorm, letters van rood plakband om vakken te markeren, posters met praktijkvoorbeelden, te midden van herkenbare artistieke precariteit: een mislukte reproductie in afwachting van een betere versie, die misschien niet komt, of misschien wel.

75_keizer_Ukeles-02-806x1024.jpgOnderhoud heeft een einddatum, een afgebakende tijdsspanne. De suggestie: straks, als de galerie weer opengaat, is ze weer klaar voor de toekomst. Business as usual wordt hervat, een nieuwe cyclus, met nieuwe kunst, verse reflectie, kan beginnen, tot de infrastructuur opnieuw aan een onderhoudsbeurt toe is. Toch klopt dat niet helemaal. De galerie is immers niet dicht, we kunnen haar bezoeken. Het onderhoud is openbaar. Wat we zien verandert ons idee over onderhoud als iets tijdelijks en opent een andere tijd, die van het permanente onderhoud. Geen tijd die stilstaat, maar ook productief is, waarin de voorwaarden overdacht worden die ons handelen bepalen. Wie door de tentoonstelling loopt, wordt van kijker tot deelnemer, en raakt gesensibiliseerd voor het idee dat we niet meer terug kunnen naar de cyclische, economische tijd van het geslepen eindproduct. Van ons wordt gevraagd om een tussenruimte te betreden en bewoonbaar te maken. Van gebruikers zijn we veranderd in deelnemers, in medemakers, die niet voorbij kunnen gaan aan het taaie, laborieuze werk van het produceren en reproduceren van een gemeenschappelijke leefomgeving. We zijn commoners geworden, makers van onze omgeving.

Een centrale plek in de tentoonstelling wordt ingenomen door het ‘Maintenance Art Manifesto’ (1969) van de Amerikaanse kunstenaar Mierle Laderman Ukeles, dat hetzelfde punt maakt: geen nieuwe kunst als de ruimte die we vullen met kunst niet wordt schoongemaakt. Een groot deel van wat we doen, steunt op en wordt mogelijk gemaakt door materiële voorwaarden die we vaak voor vanzelfsprekend aannemen. Mierle Laderman Ukeles verhief dit werk niet tot kunst, maar voerde het werk uit in de tijd, en in de plaats van kunst. Daardoor is het niet zo gemakkelijk om te zeggen dat dit werk het circuit dat het wil doorbreken, tegelijkertijd weer voedt.

Oorspronkelijk verwezen de commons naar een manier om grond te gebruiken buiten de regulaties van de markt of de staat. Het bekendste voorbeeld zijn de gemeenschappelijke gronden in Engeland, voor de enclosures – grootschalige toe-eigening van de meenten voor industrialisatie. Tegenwoordig is het een krachtige, populaire term geworden om na te denken over eisen waarvan we door het kapitalisme zijn beroofd: van de publieke ruimte tot de tijd zelf, die volledig door werk is opgeslokt.

Vaak blijven die commons een idee, een mooi idee, dat zaaltjes vult met discussies, onduidelijke processen, vage hoop. Er zijn altijd veel zaaltjes. Er zijn vaak weinig praktijken. Organisatie blijft ons probleem. Ik praat hier ook door over de commons, vestig er geen. Veel 'commons talk' is natuurlijk vooral dat: gepraat. En dat gepraat gaat algauw door voor pretentieus. Maar waarom eigenlijk? Het is een activiteit, zoals onderhoud, dat we geringschatten of onderschatten, omdat het niet direct iets oplevert, op een irritante manier onzichtbaar en niet kwantificeerbaar is. Maar de fetisj van het proces, zijn we daar niet ook vermoeid mee?

75_keizer_precarios.jpgIk word herinnerd aan de Precarias a la Deriva, de op drift geraakte precaire arbeidsters, een groep activisten uit Madrid. De Precarias zwierven door de stad, langs plekken waar tijdelijk, flexibel en vaak laagbetaald werk wordt gedaan, doorgaans door migranten, vrouwen, laagopgeleiden. Het doel van hun gesproken activisme: gemeenschappelijke uitgangspunten in kaart brengen. Aanvankelijk streefde de groep echter een ander doel na, dat van de algemene staking. Maar in deze gefragmenteerde wereld van werk bleek een staking niet zo makkelijk te organiseren. De Precarias gingen er toch mee door, maar maakten van hun staking een praktijk, een dagelijks onderzoek naar vergeten of onzichtbaar werk. En maakten het zichtbaar. Ze stelden vragen aan elkaar. Wat hebben wij gemeen? Wat is jouw behoefte, en wat is die van mij? Kunnen we samenwerken? Zo haalden ze staken uit de isolerende, want werkbevestigende, karakter en creëerden ze, all walking and talking, nieuwe relaties en vormen van organisatie.

De commons die we kwijt zijn, hebben geen blauwdruk achtergelaten die we kunnen navolgen. Laten we ze opvatten als leermoment, als een aanleiding om kennis op te doen over hun potentieel, aanwijzingen te vinden om het in de toekomst anders aan te pakken.

Frank Keizer is dichter en essayist. Zijn bundel 'Onder normale omstandigheden' is in 2016 verschenen bij uitgeverij Polis. Met Maarten van der Graaff richtte hij het online tijdschrift Samplekanon op, en hij is redacteur bij tijdschrift nY.