Beste collega in het theater,

Door Anoek Nuyens, op Thu Apr 06 2017 07:30:52 GMT+0000

Elke vrijdag schrijft een van onze vijf vaste online correspondenten een brief aan iemand. Deze week roept Anoek Nuyens het theaterveld op om te gaan wieden in zijn ‘tuinmansverdriet’. Niet elk in ons eigen hofje, maar samen.

Ik zat laatst in de tuin van mijn overleden oudtante en toen moest ik aan je denken. Of eigenlijk aan ons. Aan de theatersector en de theatermensen. Mijn oudtante had een volkstuin in Amsterdam. Het was een vrij bijzondere tuin, omdat haar man iedere week in het Parool een column bijhield over een plant of de gang van zaken in de tuin. Er zijn veel verhalen over wat er in die tuin is gebeurd, maar één verhaal spant de kroon.

Nadat mijn oudoom was overleden, zou mijn tante in een warrige bui van een wildvreemde man een krat vol met bloeiende planten gekocht hebben en die geplant hebben in de tuin. Ze had geen idee, vertelde een oudere bewoner me, dat het niet om gewone bloemen ging, maar om zevenblad. Oftewel ‘tuinmansverdriet’: een van de meest hardnekkige soorten onkruid die je je maar kan voorstellen, omdat je er eigenlijk nooit meer vanaf komt.

75_nuyens_IMG 1.jpgToen mijn ouders na het overlijden van mijn tante de tuin overnamen, hadden ze een systeem om dat tuinmansverdriet te lijf te gaan. Zodra er bloempjes aan het zevenblad kwamen – en dat wil je echt niet hebben, want dan verspreidt het zich razendsnel over de hele straat – werd ‘de belboom’ ingezet. Je weet wel: dat systeem van ‘de eerste belt twee mensen en die bellen ook elk twee mensen, enzovoort’. Wat je vroeger in de klas had als de leraar ziek was en je niet naar school hoefde. Dat systeem werkte goed en eigenlijk hadden we jarenlang weinig last van uitbreiding.

Maar toen verhuisden mijn ouders uit Amsterdam en de buren werden oud en er kwamen nieuwe buren en op de een of andere manier is dat belsysteem gestopt. Toen ik laatst weer eens bij de tuin was, zag ik tot mijn grote schrik hoe een groot deel was veranderd in een zee van zevenblad. Overal rond dwarrelenden witte bloempjes.

En terwijl ik tussen dat zevenblad ging zitten in die tuin, moest ik dus aan je denken, beste collega in het theater. Ik dacht aan ons omdat er momenteel nogal wat tuinmansverdriet in onze sector woekert. En het lijkt alsof we dat tuinmansverdriet vooral individueel te lijf gaan, terwijl je bepaalde dingen alleen maar collectief kan aanpakken. Bellen we elkaar nog wel als de nood aan de man is, vroeg ik me af, of zijn we dat, net als de nieuwe tuinhuisbewoners, stilzwijgend verleerd?

Concessies doen

Om onze tuin echt weer tot leven te wekken en vrij te maken, hebben we elkaar nodig.

In de afgelopen vier jaar heeft de Nederlandse theatersector – en in mindere mate ook de Vlaamse – veel te verduren gehad. De bezuinigingen, het rendementsdenken, de drang om alles in cijfers en kosten uit te drukken, het succes dat gekoppeld wordt aan publieksaantallen. Bestaansonzekerheid is de norm geworden. Die onzekerheid brengt een bepaalde mate van verruwing en wantrouwen met zich mee. We zien elkaar steeds meer als concurrenten in plaats van collega’s.

En ik snap het. Ik doe het zelf ook. Want solidair zijn met de ander of met de sector is geen overlevingsstrategie in deze jungle. En er moet nu eenmaal bezuinigd worden. Dus lijkt er weinig keuze. Maar is dat echt zo?

Wouter Hillaert riep aan het begin van dit seizoen in zijn State of the Union de Vlaamse theatergemeenschap op tot samenkomst om een radicale verandering mogelijk te maken. Niet op het podium, maar juist in de coulissen, aan de achterkant. ‘Waar zijn het vrije denken en de verbeelding in hoe het theater zichzelf organiseert? Hoe meer we op het podium een alternatieve kijk verdedigen, hoe meer onze organisaties het doen zoals de rest van de wereld: harder werken als regel, vliegen tegen de sterren op, liefst een vent aan de top en de kleurlingen buiten de muren.’

75_nuyens_IMG 2.jpgHij kon rekenen op een daverend applaus, maar ook op de nodige kritiek. Want het klinkt mooi, je verenigen, maar het heeft wel degelijk verregaande consequenties. Je moet er concessies voor doen. Op het vlak van autonomie, op het vlak van eigenbelang. Je naam en je foto voor één keer niet op de poster is niet genoeg. Het gaat om een radicaal, andere manier van denken en handelen.

Tot apen schijnt het al doorgedrongen te zijn. Uit recent onderzoek van bioloog Frans de Waal blijkt dat het idee van survival of the fittest bij apen niet heilig is. Als zij in actie komen, blijkt empathie minstens even belangrijk als competitie en hebzucht. Meestal, schrijft De Waal, wordt de biologie ingeroepen ter rechtvaardiging van een op egoïstische beginselen geschoeide samenleving. Maar diezelfde biologie heeft ook een bindmiddel opgeleverd dat gemeenschappen bijeenhoudt. Dat mogen we niet vergeten.

Dus zit er eigenlijk maar één ding op. En dat is simpel. Om onze tuin echt weer tot leven te wekken en vrij te maken, hebben we elkaar nodig. We moeten samen wieden, samen een strategie bedenken om dat tuinmansverdriet te lijf te gaan. Een soort nieuwe belboom in het leven roepen. Naar alle waarschijnlijkheid zitten we in Nederland de komende jaren met een zeer rechtse regering opgescheept, die nu al dreigt met nieuwe bezuinigingen. Maar dan hebben we in ieder geval elkaar nog.

Schrijf je me dan hieronder of per mail terug als je mee wilt doen?

Wat moeten we precies aanpakken? En hoe pakken we dat aan?

Groet,

Anoek

anoeknuyens@gmail.com