Berlijn: arm aber sexy?
Door op Sun May 05 2013 09:10:04 GMT+0000In het huidige cultuurlandschap moeten kunstenaars meer en meer op zoek naar alternatieven om hun kunst te financieren. Dat een bloeiende kunstscene zonder steun van de overheid wel degelijk mogelijk is, bewijst Berlijn, waar het grootste deel van de kunstenaars al decennialang zonder structurele subsidies werkt. Hoe werkt dat Berlijnse ‘wonder’ precies? En werkt het nog steeds? Rekto:verso dook er een paar weken in onder.
Berlijn wordt door velen gezien als het Mekka van de hedendaagse kunst, een broedplaats van creativiteit waar je haast struikelt over de innovatieve kunstprojecten en galerieën met namen als ‘Mindpirates’ of ‘Institut für Alles Mögliche’. Dat imago van dynamische, vernieuwende kunststad heeft Berlijn niet zozeer te danken aan haar musea en operagebouwen, als wel vooral aan de zogenaamde ‘freie Szene’. Die bestaat uit alle kunstenaars die niet vast aangesteld zijn bij een kunstinstituut en geen structurele subsidie ontvangen. In de praktijk komt dat neer op 95% van alle kunstenaars in Berlijn.
Een belangrijk platform voor die onafhankelijke kunstenaars vormen de vele projectruimtes van de stad: kunstruimtes die zich onderscheiden van galerieën doordat ze bewust niet marktgeoriënteerd werken. Maar liefst 64% van alle Berlijnse kunstenaars exposeert in die projectruimtes, tegenover 5% in galerieën. Er zijn in de Duitse hoofdstad dan ook heel wat van die plekken. De Franse kunstsociologe Séverine Marguin deed onderzoek naar hun situatie en schat hun aantal op 150 – wereldwijd een uniek fenomeen. De projectruimtes maken deel uit van een alternatieve economie die niet draait op geld, maar op solidariteit en enthousiasme. Hoe lang kan die onafhankelijke kunstscene nog blijven bestaan in een stad waar steeds minder ruimte is voor kunst?
Contacten boven geld
Het belang van de Berlijnse projectruimtes en de vrije kunstscene ligt in de innovatie die ze brengen. Aangezien de meeste projectruimtes niet gericht zijn op winst, hoeven kunstenaars en curatoren geen rekening te houden met commerciële belangen en krijgen ze alle vrijheid om te experimenteren. Zo wordt er ook ruimte gecreëerd voor kunstvormen die op de commerciële kunstmarkt niet kunnen bestaan. Bovendien bieden projectruimtes kunstenaars de mogelijkheid om spontaan te werken en in te spelen op de actualiteit, terwijl veel gesubsidieerde instituten hun planning al ruim een jaar van tevoren vastleggen.
Berlijn wordt door velen gezien als het Mekka van de hedendaagse kunst, een broedplaats van creativiteit waar je haast struikelt over de innovatieve kunstprojecten
Geld voor dat soort initiatieven is er niet of nauwelijks, maar dat wordt ruimschoots gecompenseerd door het ongebreidelde engagement van vele kunstenaars: volgens de studie van Marguin werkt een ruime meerderheid (71%) vrijwillig in de projectruimtes en worden in de meeste gevallen (92 %) de kosten uit eigen zak betaald. Daarnaast spreekt de ‘freie Szene’ verschillende alternatieve middelen aan. Zo financieren de leden van het filmcollectief nowMomentnow al hun projecten via crowdfunding of door het organiseren van fundraisingevenementen voor de mensen uit hun netwerk. Die evenementen zijn niet alleen bedoeld om geld binnen te halen, maar vooral ook om nieuwe contacten te leggen. Volgens kunstenaar en cultuurjournalist Andreas Koch draait het in de onafhankelijke kunstscene immers niet zozeer om geld – dat is er in Berlijn toch niet – als wel om het verbreden van je netwerk en dus je sociale kapitaal: ‘Je wordt betaald met aandacht.’
Binnen die netwerken heerst een grote solidariteit: kunstenaars helpen elkaar waar nodig en komen kijken naar elkaars werk. Die netwerkstructuur verklaart ook de verscheidenheid en de interdisciplinariteit die zo typerend is voor de vrije kunstscene in Berlijn. Volgens Christophe Knoche, woordvoerder van de Koalition der freien Szene, ligt die interdisciplinariteit ook aan het grote aantal kunstenaars in Berlijn: ‘Als danser ken je altijd wel iemand die schilder of videokunstenaar is. De grenzen tussen de disciplines vervagen in Berlijn, waardoor een kunst ontstaat die zich moeilijk laat definiëren. Het is een kunstscene die compleet samensmelt en tegelijkertijd erg professioneel is.’
Dat professionalisme is een belangrijk punt. De vrije scene wordt namelijk vaak onterecht geassocieerd met amateurisme, terwijl het juist opvalt dat ze zo’n hoog niveau heeft bereikt, en dat met weinig middelen en zonder vaste subsidies. Vermoedelijk ligt de verklaring daarvoor net in het grote belang dat de Berlijnse kunstpraktijk hecht aan de uitwisseling van kennis en ideeën, gevoed door de do-it-yourself-mentaliteit en het streven naar onafhankelijkheid van veel kunstinitiatieven. Vaak zit er achter dat idee van kennisoverdracht ook een sociale gedachte. De dialoog staat centraal: tussen kunstenaars onderling, tussen kunstenaar en publiek, en tussen kunstenaar en curator.
Ruimte en vrijheid
Dat de vrije scene zich juist in Berlijn zo sterk ontwikkeld heeft, heeft verschillende redenen. Het meest voor de hand ligt de vaststelling dat Berlijn voor een Europese hoofdstad relatief veel ruimte heeft en lage huurprijzen kent. Maar zo zijn er wel meer steden, zeker in Oost-Europa. Waarin ligt dan de aantrekkingskracht van Berlijn? Kunstenaars zelf noemen het gevoel van vrijheid dat je er ervaart, en dat er geen strikte regelgeving geldt. Bovendien is Berlijn een veilige stad, waar mensen het aandurven om nieuwe initiatieven op te starten. Nog een reden die je vaak hoort, is de aanwezigheid van een internationale kunstscene. Die maakt het mogelijk om op lokaal niveau projecten met internationale allure op te starten.
Aangezien de meeste projectruimtes niet gericht zijn op winst, hoeven kunstenaars en curatoren geen rekening te houden met commerciële belangen
Enrico Centonze, artistiek leider van de projectruimte Grimmuseum, plaatst de motivatie van de mensen voorop: ‘Er leeft een zeker verlangen om dingen te doen in Berlijn. Iedereen die hierheen komt, is gemotiveerd om projecten te realiseren, om druk bezig te zijn. Kunstenaars zijn bereid om een tentoonstelling op te zetten zonder dat ze ervoor betaald worden.’ In Berlijn zijn bovendien niet alleen de kunstenaars welwillend, maar ook het publiek. Hoe groot het aanbod aan kunstruimtes en artistieke initiatieven ook mag lijken, zelfs voor de meest obscure kunstvorm is er een publiek te vinden.
Al die factoren vinden hun oorsprong in de bijzondere historische situatie van de stad tot de val van de Muur. Zowel in het oosten als in het westen was veel ruimte voor improvisatie. Er waren niet alleen vele leegstaande gebouwen en braakliggende terreinen, er konden ook vele (vaak systeemkritische) ideeën uitgeprobeerd worden. De val van de Muur in 1989 breidde die mogelijkheden alleen nog maar uit. Plots kwam er enorm veel plek vrij en heerste er een gevoel van euforie en vrijheid. Mensen betrokken woningen waar nog meubelen stonden van vorige bewoners die voor West-Duitsland hadden gekozen. In kelders kwamen clubs en bars.
Kunstenaarstoerisme
Die ruimte en die vrijheid, aloude basisingrediënten van de Berlijnse kunstscene, lijken in het Berlijn van 2013 steeds schaarser te worden. Kerstin Karge van het Netzwerk freier Berliner Projekträume ziet de overheid haar greep versterken: ‘Sinds vijf jaar raakt de stad steeds meer georganiseerd, geprivatiseerd en dus ook gecontroleerd. De vrije ruimtes verdwijnen, letterlijk en figuurlijk.’ Ook stijgen de kosten voor huur en levensonderhoud in de stad sterk, als gevolg van de toenemende gentrificatie en het op winst gerichte vastgoedbeleid van de gemeente. Dat vormt een probleem voor de kunstscene, omdat maar een heel klein deel van alle kunstenaars in Berlijn kan leven van zijn/haar kunst. Zij die daarin slagen, werken voor een loon van slechts 2 à 3 euro per uur. Met een huur van 150 euro per maand valt daar ook mee rond te komen. Maar als je levensonderhoud en de huur van je atelier veel duurder worden en de productieruimtes verdwijnen, vormt dat een acute bedreiging.
Daarnaast lijkt hetalsof de Berlijnse kunstscene ook schade ondervindt van haar eigen goede imago, door de komst van een nieuw ‘kunstenaarstoerisme’. Volgens Martin Steffens van Kunstraum T27 ‘staat het tegenwoordig immers heel goed op je cv om als kunstenaar voor een paar maanden of een jaar in Berlijn te zijn geweest’. Waar de scene voorheen bevolkt werd met kunstenaars die hun basis in Berlijn hadden, telt ze nu steeds meer kunstenaars die er even het levensgevoel komen opsnuiven om aan hun carrière te werken, en dan weer weg zijn. Voor een stabiele kunstscene is dat natuurlijk niet echt constructief. Bovendien leidt het tot oneerlijke concurrentie, omdat het voor kunstenaars uit bijvoorbeeld New York of Oslo geen zaak is om hoge huren te betalen.
Een opvallende eis
Voor een vrije kunstscene die altijd heeft gezworen bij onafhankelijkheid van commerciële structuren en overheidssteun, is het des te opmerkelijker dat kunstenaars nu steeds openlijker de dialoog aangaan met de Berlijnse politiek. Die tendens begon in 2009, het jaar waarin de ingrijpende gevolgen van de financiële crisis voor het eerst hun sporen lieten in de kunstscene. Toen organiseerde de projectruimte arttransponder een bijeenkomst rond de vraag hoe de projectruimtes het beste konden omgaan met de nieuwe maatschappelijke omstandigheden. Daaruit ontstond het Netzwerk freier Berliner Projekträume und -initiativen, een organisatie voor meer samenwerking tussen alle projectruimtes. In 2010 volgde de kunstenaarsdenktank Haben und Brauchen en in 2012 de Koalition der freien Szene, een samenwerkingsverband tussen actoren uit alle kunstvelden en netwerken binnen de vrije scene.
Opvallend is dat in België, Nederland en Frankrijk in de zomer van 2012 een gelijkaardige organisatie is opgestart. Dat kunstenaarsplatform, met de naam Jubilee, zoekt naar een alternatieve kunsteconomie waarin een uitwisseling van kennis en ideeën centraal staat, en beoogt daarmee vergelijkbare doelen als veel kunstenaarsinitiatieven in Berlijn. Het lijkt alsof het maatschappelijk zelfbewustzijn van kunstenaars in heel Europa groeit.
De Berlijnse kunstenaarsorganisaties werken samen om meer aandacht en erkenning te krijgen voor de innovatie die ze brengen. Andere belangrijke actiepunten zijn de sociale situatie van de kunstenaar en een nieuw vastgoedbeleid. Bovendien willen de kunstenaars meer geld voor de vrije scene. Een opvallende eis in het huidige Europese cultuurklimaat: terwijl bestaande subsidiestructuren elders worden afgebroken, vraagt de onafhankelijke kunstscene in Berlijn juist om structurele middelen van de overheid. Ze onderbouwen hun eis met het verwijt dat de politiek al jarenlang reclame maakt met het creatieve imago van Berlijn (‘Berlin ist arm aber sexy’), terwijl de stad dat volgens hen net te danken heeft aan de onafhankelijke kunstscene.
Overnachten voor kunst
Hoewel er in de politiek nog veel onwetendheid heerst over de vrije scene, blijkt dat soort oproepen niet zonder succes. Het Netzwerk freier Berliner Projekträume vergadert op regelmatige basis met de cultuurafdeling van de Berlijnse senaat, met als resultaat dat er sinds 2012 een jaarlijkse prijs van 30 000 euro wordt uitgereikt aan zeven projectruimtes. Hoewel het Netzwerk eigenlijk een structureel subsidiemodel wilde, zien ze de prijs als een eerste stap in de goede richting. Bovendien geeft Ingrid Wagner van het Berlijnse cultuurbeleid aan dat er wordt gewerkt aan een nieuw vastgoedbeleid. De Koalition der freien Szene ziet een potentiële inkomstenbron in de Citytax: een toeslag op toeristische overnachtingen in Berlijn, mogelijk vanaf 2014. Naar verluidt zal 50% van die inkomsten aan cultuur toekomen, en de Koalition doet er alles aan om zo veel mogelijk van dat geld naar de vrije scene te laten gaan.
Niet alle kunstenaars voelen behoefte aan subsidie. Séamus O’Donnell van Salon Bruit, een platform voor experimentele muziek, is liever onafhankelijk: ‘Het zit me in de woorden “Freie Szene”. Wie gesubsidieerd wordt, moet algauw voldoen aan bepaalde verplichtingen en verliest een deel van zijn vrijheid.’ Ook over de toekomst van de onafhankelijke kunstscene in Berlijn zijn de meningen verdeeld. Christian de Lutz (Art Laboratory Berlin): ‘Als de huurprijzen hier even hoog worden als in andere westerse steden, denk ik niet dat de kunstscene het veel langer zal overleven. Mensen zullen ergens anders heen gaan. Daarom is het aan de politiek om de stad aantrekkelijk te houden voor kunstenaars.’ Anderen bekijken het optimistischer. Zij geloven dat de stad zich door haar unieke geschiedenis, mentaliteit en opbouw steeds zal blijven vernieuwen, en dat er in Berlijn altijd wel ergens ruimte te vinden zal zijn.
Blijft Berlijn Berlijn?
Berlijn bevindt zich momenteel op een kruispunt: gaat de stad Londen of Parijs achterna, of blijft ze haar experimentele en open karakter handhaven? Veel zal afhangen van precies de toekomst van de freie Szene, die voor die uitstraling exemplarisch en zelfs (groten)deels verantwoordelijk is. Verdwijnt die onafhankelijke kunstscene, dan is het nog maar de vraag of Berlijn zo aantrekkelijk blijft. Om haar toekomst veilig te stellen, moet er veel veranderen in het kunst- en vastgoedbeleid van de stad. Bij de cultuurafdeling van de Senaat heerst daar op zich veel welwillendheid rond, maar voor concrete resultaten is de hulp van de hele Senaat nodig. En die lijkt het belang van de onafhankelijke kunstscene voor Berlijn helaas nog niet in te zien. De grote uitdaging voor de vrije scene bestaat er dan ook in om zich zichtbaarder te maken voor de politiek, zonder haar onafhankelijkheid en diversiteit op te geven. Zeker geen gemakkelijke opgave, maar de Berlijnse kunstenaars maken progressie.
Wat er ook van komt, in tijden van subsidieschaarste blijft deze vrije scene een inspirerend voorbeeld. Niet alleen door haar alternatieve vormen van kunstproductie, maar ook door de actieve rol die kunstenaars er gezamenlijk opeisen in het debat over de toekomst van hun stad en het maatschappelijke belang van kunst. Er staat veel op het spel. Niet alleen voor Berlijn, maar ook voor de rest van de kunstwereld. Tekent de Berlijnse politiek voor meer steun aan de kunstenaarspraktijken in haar stad, dan zou dat minstens signaleren dat kunst helemaal niet zo weerloos en nutteloos is als er in het huidige klimaat in Europa steeds weer wordt beweerd. Het is een strijd die de freie Szene deelt met organisaties als Jubilee in België en Nederland. De kunstwereld zoekt naar alternatieven, nu de politiek nog.
Marlou de Bont studeert Nederlands en Theater-, Film- en Literatuurwetenschap aan de UA in Antwerpen. Het afgelopen halfjaar woonde ze in Berlijn, waar ze dit artikel schreef in het kader van een onderzoeksstage bij rekto:verso.