Assepoester, het onbetamelijk ware verhaal
Door Wouter Hillaert, op Sun May 12 2013 12:20:49 GMT+0000Arme Joke Schauvliege. Speelde ze voor Assepoester de goede fee, voor de buitenwacht blijkt ze nu de boze stiefmoeder. ‘Deze beslissing is goed onderbouwd, ik heb alle nodige procedures en voorschriften gevolgd’, zo verdedigt de cultuurminister haar beslissing om Musical Van Vlaanderen twee projectsubsidies toe te kennen voor samen 945.000 euro. Maar heeft ze ook haar eigen beleidsprincipes gevolgd? Het basisprobleem ligt nog dieper: de subsidiëring van musical is in Vlaanderen nooit een sprookje geweest.
De feiten zijn onderhand bekend, want ze zorgden vrijdag voor een steekvlammetje in alle media: ondanks negatieve artistieke adviezen van de beoordelingscommissie Muziektheater voor alle vier de ingediende projecten van Musical van Vlaanderen, besliste Schauvliege – in casu de Vlaamse regering – om twee ervan toch te subsidiëren. Het zijn de beide projecten die van de eigen administratie wel een positief zakelijk advies meekregen: Musicallabo (goed voor 95.000 euro van de gevraagde 110.000 euro) en Assepoester, het tamelijk ware verhaal (goed voor 850.000 euro van de gevraagde 1,057 miljoen euro).
Zeker dat laatste toegekende bedrag is ongezien: het ligt 20 keer hoger dan de gemiddelde projectsubsidie, en 8 keer hoger dan de tweede hoogste subsidie in de eerste projectenronde van 2013 (105.000 euro voor festival NEXT). Assepoester krijgt evenveel geld als alle 35 teksttheater- en muziekprojecten samen. Meer geld dan alle 35 dans-, sociaal-artistieke, architectuur-, audiovisuele, beeldende kunst-, kunsteducatieve en publicatieprojecten op een rij. Daar moet dus een goede reden voor zijn.
Musical op sterven?
‘Het voortbestaan van het musicalgenre in Vlaanderen’, zegt de minister. Op zich een valabel argument. Vormen van cultuur die in de verdrukking zijn, moet de overheid ondersteunen om ons cultuurlandschap vruchtbaar te houden. Anders verschenen er nog amper poëziebundels, was hedendaagse dans een marginale amateurkunst, zagen we zelden Vlaamse films en zou circustheater nog altijd op straat staan, met drie balletjes en een clownsneus. Subsidies verhogen de kwaliteit, helpen een genre vernieuwen en zorgen voor professionaliteit.
Maar of het musicalgenre zal verdwijnen zonder die dubbele subsidie voor het Musicallabo en de Assepoester van Musical van Vlaanderen? Dat is een nogal boude voorspelling. Studio 100 maakt al vijftien jaar musicals zonder overheidssteun. En zelfs als de minister eigenlijk ‘het voortbestaan van de meer kwaliteitsvolle musical van eigen bodem’ zou bedoelen, dan dient daarbij vermeld dat ze vandaag wel degelijk al een musicalorganisatie structureel subsidieert: Judas TheaterProducties. Dit ‘musicalplatform voor vooral nieuw geschreven (Vlaams) materiaal met sociale en maatschappelijke relevantie’ ontvangt tot 2016 jaarlijks 430.000 euro voor zijn hele werking. Misschien was Joke Schauvliege dat vergeten? (Dat is de minister wel eerder overkomen. Op 23 juni 2012 motiveerde ze in De Standaard waarom ze het negatieve advies voor De Maan had omgebogen: ‘Er is gekeken naar spreiding en diversiteit. De Maan was het enige figurentheater dat een aanvraag had.’ Naast Ultima Thule, De Spiegel en Froe Froe dan toch, die ook alle drie structurele subsidies krijgen.)
Als het voortbestaan van de Vlaamse musical zou afhangen van overheidsmiddelen, dan heeft de sector er zeker al slechter voorgestaan dan nu. Toen een aantal musical-experts op 4 januari 2006 in een hoorzitting in het Vlaams Parlement gevraagd werd naar hun voorstel voor de toekomst van de musical in Vlaanderen, pleitten ze bij monde van ex-journalist Wilfried Eetezonne en ex-commissievoorzitter Jan Rispens voor ‘één gesubsidieerde instelling’. Vandaag blijkt dat ideaal dus (minimaal) vervuld, net zoals het dat al was in de periode 2010-2012, toen Musical van Vlaanderen nog structureel gesubsidieerd werd voor 2,45 miljoen euro.
Operatie Correctie
De beslissing rond Musicallabo en Assepoester gaat dan ook niet om het lot van musical als genre, maar om dat van Musical van Vlaanderen op zich. Meteen nadat de vzw van Geert Allaert in juni 2012 uit de boot van de werkingssubsidies viel, gingen er geruchten circuleren. ‘Aan bepaalde organisaties zou beloofd zijn dat ze projectsubsidies zullen krijgen, en dat er reeds reservaties werden gemaakt’, opperde Bart Caron (Groen) tijdens een gedachtewisseling in het parlement in juli 2012. ‘Zo zou er voor de Musical van Vlaanderen twee miljoen euro opzij gezet zijn. Kloppen die geruchten?’ De minister ging er niet op in.
Vlaanderen heeft het nu eenmaal heel moeilijk met de uitstroom van culturele organisaties
Nu is het wel zo dat er vanaf 2013 meer projectsubsidies zijn: 10% van de structurele pot, of een goeie 10 miljoen per jaar. Het was te voorzien, en zelfs logisch, dat een paar van de structurele uitvallers hier weer opgepikt zouden worden. Vlaanderen heeft het nu eenmaal heel moeilijk met de uitstroom van culturele organisaties. Procedureel gaat het hier ook niet om een ‘achterpoort’, zoals het in vele media heette. Een minister heeft het volle recht om een advies te ‘overrulen’. Schauvliege gebruikte dat recht trouwens ook voor La Petite Bande, het niet langer structureel erkende orkest van Sigiswald Kuijken. Dat kreeg, eveneens na een positief zakelijk en een negatief artistiek advies, 75.000 euro voor zijn werking eerste jaarhelft 2013.
Voor projectsubsidies heeft Schauvliege die optie weliswaar altijd zeer spaarzaam gebruikt. Naast Musical van Vlaanderen en La Petite Bande zag sinds haar aantreden enkel het Leuvense orkest Le Concert Olympique tot twee maal toe een negatief artistiek advies alsnog verzilverd: met 30.000 euro voor vijf concerten in 2012, en met 50.000 euro voor zijn concerten eerste jaarhelft 2013. Laat er ons van uitgaan dat dit volledig los staat van het voorzitterschap van minister van financiën Koen Geens (CD&V) bij Le Concert Olympique. Wat dan wel de reden achter deze subsidie is, weten we niet. Projectsubsidies worden nooit officieel gemotiveerd.
Verkapte troostprijs
Wel blijft het bedrag voor Assepoester, het tamelijk ware verhaal exuberant hoog. Musical is nu eenmaal duur, haastten de minister en N-VA zich te zeggen. Maar zinvoller dan een discussie over die som – al dan niet in vergelijking met andere sectoren, zoals sp.a vrij onbeholpen deed – is de vraag waarvoor projectsubsidies nu weer moesten dienen. Zelf zei Schauvliege daarover op 4 april 2011, voor de verzamelde kunstensector:
‘Zoals u in mijn beleidsnota kunt lezen, wil ik 10% projectsubsidies. Dat zorgt voor meer flexibiliteit en voor meer impulsen voor artistieke vernieuwing en creatieve productie. (…) Zo maken we van deze veelheid aan projecten weer een stimulerende, adequate bron van vernieuwing, eigen aan de filosofie van het Kunstendecreet. Projecten zijn geen opstap naar meerjarige financiering of een troostprijs. Integendeel, het zijn steeds vaker voorkomende tijdelijke artistieke allianties die kort op de bal spelen en geen nood hebben aan een permanente structuur, maar wel aan een volwaardige financiering. Aanvragers moeten zich daarom goed bezinnen over welke ondersteuningsvorm het best bij hun project past.’
Die intentie valt nauwelijks te rijmen met het geval Assepoester. Uit alles blijkt dat het hier wel degelijk gaat om een (heel royale) troostprijs en dat die een permanente structuur moet helpen handhaven. En dan is er nog die ‘artistieke vernieuwing’. Zeker bij musical zal dat een eeuwige twistappel blijven, maar aan die inhoudelijke discussie lijkt de beoordelingscommissie zelfs niet toegekomen. Daarvoor was het ingediende project op vele punten te vaag, zo vertelt haar opgevraagde advies. Muzikaal concept? Stijlkeuze? Noodzaak tot deze sprookjesbewerking? Hoe tekst en muziek samengebracht worden? ‘De commissie krijgt geen idee’, besluit de artistieke beoordeling. Enkel het decorconcept van Niek Kortekaas zou voldoende uitgewerkt zijn. De ongelijke samenstelling van de cast riep daarentegen vooral twijfels op.
De minister hoeft daar zoals gezegd niet ontvankelijk voor te zijn. Ze kan zich beroepen op een positief zakelijk advies. Maar ook in het artistieke advies voor Assepoester staat een moeilijk te negeren indruk van het zakelijke kader waarbinnen Musical van Vlaanderen (MVV) opereert, bijvoorbeeld in relatie tot het commerciële bedrijf Music Hall van Geert Allaert. Ik citeer die passage graag even volledig, omdat ze nogal revelerend is:
Dit is een zeer zwak dossier voor een dergelijk hoog subsidiebedrag
‘Het is onduidelijk voor de commissie waar de impact en verantwoordelijkheid van Music Hall eindigt en waar die van MVV begint. Dit zowel op organisatorisch, financieel als promotioneel vlak. Wat gebeurt er bijvoorbeeld met de inkomsten van de zogenaamde reservatiekosten? Per ticket komt er een bedrag bij van een paar euro’s. Wie komt dat geld ten goede? Er worden bij MVV-projecten duidelijk te veel mensen op de payroll genomen, o.a. zijn er nog altijd twee mensen artistiek adviseur, naast een artistiek directeur. MVV moet, om in aanmerking te komen voor een projectsubsidie, een projectdossier indienen in plaats van een verkapt structureel dossier.
De commissie is van mening dat in het verleden de balans tussen artistieke ambities en commerciële belangen problematisch is gebleken binnen de structurele werking van MVV als gesubsidieerd gezelschap.
Financieel is dit dossier ondoorzichtig, net als de relatie tot de verwante partner Music Hall. De cruciale vraag speelt hier of er projectsubsidies moeten worden gegeven om de markt te corrigeren. Dit is een zeer zwak dossier voor een dergelijk hoog subsidiebedrag.’
Music Hall van Vlaanderen
In de media beriep Schauvliege zich dan ook liever op het eerdere positieve advies van de (intussen gewijzigde) commissie voor het structurele dossier van Musical van Vlaanderen. Dat is op zich al een bedenkelijke argumentatie, maar het wordt nog gekker als je dat bewuste advies van de commissie Muziektheater even gaat herlezen (vanaf p 61). De minister heeft het ooit – ‘volledige transparantie’ – zelf online gezet. Het begint met één lange opsomming van alle niet gerealiseerde beloften van Geert Allaert in 2010-2012. Musical van Vlaanderen zou toen meer vernieuwend creëren, maar ‘de commissie is van oordeel dat de organisatie zich wat dit betreft niet aan haar woord heeft gehouden en dat het evenwicht volledig doorgeslagen is ten voordele van het commerciële genre, zodat er tenslotte weinig of geen verschil te bemerken valt met de toestand van vóór 2009, toen Music Hall Group de musicals nog produceerde.’
Slotsom: Schauvliege heeft dan wel alle procedures en voorschriften gevolgd, maar staat wel erg wankel tegenover de uitgangspunten van haar eigen beleid. Er blijkt weinig garantie dat Assepoester zal voldoen aan de criteria van het Kunstendecreet, laat staan aan de idee achter de projectsubsidies. Er is – al maakt het zakelijke advies van het Agentschap die bedenking niet – minstens een schijn van schimmig gebruik van gemeenschapsgeld in een commerciële context. En mocht Musical van Vlaanderen dan nog kunnen bogen op een vertrouwenwekkende track record… Maar nee. De ezel en de steen, hoe ging het weer?
Sociale uitbuiting
Nog interessanter is trouwens de casus Musicallabo, waar tot nog toe weinig op ingezoomd is. Het gaat om een project van Musical van Vlaanderen met pas afgestudeerde of nog studerende musicalperformers, acteurs, zangers, regisseurs, componisten, kostuum- en decorontwerpers. Onder begeleiding van coaches werken ze samen aan een experimentele musicalcreatie voor de Gentse Feesten. In 2011 en 2012 gebeurde dat ook al met TopTalent en Terminus (al kwam het in dat laatste geval nooit tot een voorstelling). Maar doorstroom van jong talent, kennismaking met het professionele werkveld: klinkt als gegoten voor de projectenpot.
Alleen bleek ook dit dossier bijzonder vaag. Dat de hele artistieke invulling immers bepaald zal worden door de deelnemers zelf, valt nog enigszins te respecteren. Maar de commissie vond ook geen planning terug voor begeleiding en feedback, geen visie op het soort musical waarin de studenten worden opgeleid, laat staan op de educatieve ondersteuning. Bovendien bleek ‘het niveau van de coaches zeer ongelijkwaardig’. Wetende dat het uiteindelijke resultaat de grote zaal van de Capitole moet vullen, valt de scepsis van de beoordelingscommissie niet moeilijk te begrijpen. De afstudeerklas van het Rits zet je ook niet zomaar in de Bol van de KVS. ‘Hoe dit volledig nieuw te maken werk, uitgevoerd door artiesten die hun eerste stappen zetten, tot een publiekssucces kan gebracht worden, wordt niet uitgelegd.’
Nog interessanter is de casus Musicallabo, waar tot nog toe weinig op ingezoomd is
Maar het meest splijtende argument van de commissie voor niet-subsidiëring betrof opnieuw de zakelijke kant van de zaak. ‘Financieel is dit dossier ondoorzichtig, net als de relatie tot de verwante partner Music Hall. Een subsidiebedrag van 110.000 euro voor een project dat resulteert in nauwelijks drie voorstellingen is bovendien veel te hoog en buiten verhouding.’ Die middelen zullen trouwens niet naar de uitvoerders, maar naar de omkadering gaan. ‘Als los project waarbij de artiesten niet worden vergoed voor een prestatie waarvoor MVV inkomsten ontvangt en subsidies via het Kunstendecreet verwacht, is dit onaanvaardbaar.’
Het belang van de individuele kunstenaar dat de minister altijd zo vurig heeft verdedigd? Als we het negatieve artistieke advies mogen geloven, lijkt het project Musicallabo dat belang veeleer met de voeten te treden dan te huldigen. Wat sociale bescherming en verloning betreft, heeft Musical van Vlaanderen trouwens sowieso geen al te goede naam. In de musicalsector werkt iedereen om die reden veel liever bij Studio 100, beweren insiders. Maar goed, om ‘het voortbestaan van de musical te garanderen’ zijn al wel meer basisrechten gesneuveld.
Geert Allaert, the sequel
Waarom stelt een minister haar politieke credibiliteit en haar zo gekoesterde imago van goed bestuurder zozeer op het spel, door deze twijfelachtige constructies te belonen met een nooit vertoond projectsubsidiebedrag van 850.000 plus 95.000 euro – in theorie ten koste van 35 andere projecten waar straks geen middelen meer voor dreigen te zijn? Het ontmijnt alvast niet de indruk van politieke gijzeling door die paar partijgenoten in het bestuur van Musical van Vlaanderen, wel integendeel.
Alleen is het te makkelijk om deze historie enkel op conto van Joke Schauvliege te schrijven, en af te doen als platte partijpolitiek. Daarvoor doet de kwestie Assepoester te hard denken aan de rijkelijke projectsubsidies die Schauvlieges voorganger Bert Anciaux (nu sp.a) begin 2009 toekende aan zowel La Bohème van Musical van Vlaanderen (300.000 euro) als aan het Publiekstoneel (165.000 euro), die andere vzw van Geert Allaert. Ook toen ging het om een verkapte structurele subsidie, met ongeziene bedragen uit de projectenpot, voor creaties die je evenmin kon bestempelen als ‘van nieuw aanstormend talent’. Voor het Publiekstoneel schoof Anciaux trouwens niet enkel een negatief artistiek, maar ook een negatief zakelijk advies opzij.
En helemaal bizar werd het toen de voormalige minister Musical van Vlaanderen amper een half jaar later bedacht met een structurele subsidie van 2,45 miljoen, dit keer tegen een negatief zakelijk advies in – wat Studio 100 ook al in 2009 moord en brand deed schreeuwen over ‘concurrentievervalsing’, tot bij de Raad van State toe. Ik wil maar zeggen: als het om Geert Allaert gaat, worden de subsidierecords en de expertbeoordelingen haast per definitie verbroken. Assepoester is niet meer dan aflevering 3 of 4.
Naast mode, ook musical?
Dat zegt niet alleen veel over de lobbykunsten van de heer Allaert, maar ook iets over de problematische plek van musical binnen het cultuurbeleid van de Vlaamse Gemeenschap. Veel lijn heeft er nooit in gezeten. Tot tien jaar geleden bestond er een vrij heldere situatie, toen de Musicalafdeling van het Koninklijk Ballet van Vlaanderen (opgericht in 1985) min of meer grensverleggende musicals realiseerde met subsidies, en Studio 100 en Music Hall daarnaast (sinds 1996) de commerciële (kinder)musical behartigden zonder subsidies. Maar de Musicalafdeling werd in 2003 opgeheven door minister Paul Van Grembergen, en transformeerde tot Musical Vlaanderen (olv Linda Lepomme), met de verwachting deze onafhankelijke vzw verder te subsidiëren onder het kersverse Kunstendecreet.
Als Kris Peeters straks een modefonds wil oprichten, is dat misschien ook een ideetje voor de meer commerciële musical?
Het was echter STIHMUL (Stichting voor Hedendaagse Musical, olv Wouter Boits) dat in 2004 de positieve adviezen kreeg. Alleen besliste Anciaux toen behoorlijk prompt dat musical doorverwezen moest worden naar het nieuwe CultuurInvest, zonder subsidies. Die piste is voor musical echter nooit structureel van de grond gekomen, en van zowel STIHMUL als Musical Vlaanderen is sindsdien nog weinig vernomen. De huidige saga Musical van Vlaanderen is dus niet zomaar een strikt persoonlijke ministeriële uitschuiver. Het is het zoveelste stationnetje in een incoherent ad hoc-beleid van de Vlaamse Gemeenschap inzake musical.
Besluiten dat musical de assepoester is van ons cultuurbeleid, zou deze dagen al te gek zijn. Maar wetende dat Vlaanderen te klein is om volwaardige musicals rendabel te maken – tenzij het om succesvolle kindermusicals gaat – blijkt er minstens nood aan een eigen plek voor musical, bedacht vanuit een steekhoudende visie. Als Kris Peeters straks een modefonds wil oprichten, is dat misschien ook een ideetje voor de meer commerciële musical? Want één ding is alvast duidelijk: de onvergelijkbaar hoge subsidieaanvragen voor musicalcreaties horen niet thuis onder de projectenpot van het Kunstendecreet.
Dat probleem zal Schauvliege trouwens snel genoeg opnieuw ondervinden, aangezien zowel Musical van Vlaanderen als Studio – ‘wij doen alles zonder subsidies’ – 100 intussen alweer een vergelijkbaar zwaar projectdossier hebben ingediend voor de volgende ronde van 2013. Op de uitkomst van die titanenslag is het nog even wachten. Maar dat het binnenkort dus weer hommeles zal zijn, daar mag je op rekenen. Misschien moesten onze parlementariërs, in plaats van enkel de minister met de vinger te wijzen, dan maar beter eens een hoorzitting organiseren zoals in 2002 en 2006, over de toekomst van musical in Vlaanderen? Zo’n overleg zou geen dag te vroeg komen. Er staan in deze kwestie zowat 100 kleinere kunstprojecten op het spel.
Wouter Hillaert is freelance theatercriticus en podiumredacteur van rekto:verso.