Arsonic: een stilteplek voor muziek

Door op Sat Jul 25 2015 18:33:21 GMT+0000

Geluid wordt alsmaar ruwer, ons gehoor verliest zijn verfijning. Wat zegt dat over onze westerse cultuur? Hoe kan je opnieuw plek maken voor de intieme klank, zuiver en warm? Met Arsonic opende orkestleider, cellospeler en componist Jean-Paul Dessy in Mons een compacte concertzaal waar je elke zucht van het instrument hoort. Ook in de stiltekapel ernaast, met indirect licht vanaf het plafond, daalt de rust over je neer. ‘In de wereld buiten gaan we uit ons dak, maar hier worden de brokken gelijmd.’

Arsonic opende officieel zijn deuren in april, tijdens Mons Culturele Hoofdstad van Europa 2015. Deze nieuwe concert- en tentoonstellingszaal moet Mons op de grote landkaart van de muzikale beleving zetten. Alleen gebeurt dat niet met een nog prestigieuzere concerttempel, wel met een gerieflijke oase van akoestiek en concentratie. Vijf stappen in het gebouw volstaan om er de contemplatieve impact van te doorvoelen. De ruime gang heeft iets van een klooster, in de concertzaal overheerst de zachte ritmering van houten latten en vlak beton. Langs drie kanten kom je als bezoeker op een zucht van de muzikanten te zitten. Hier laat muziek zich weer aanraken, in het brandpunt van de menselijke ervaring.

67_noteris_jpdessy_isabellefrancaix.jpgVan dit muziekschrijn blijkt Jean-Paul Dessy, bezieler van het Ensemble Musiques Nouvelles, de geknipte beheerder. Zijn achtergrond is klassiek, maar hij maakte ook uitstapjes naar elektro en rock. Ruim driehonderd werken passeerden al onder zijn strijk- en dirigeerstok, uit alle tijden van de muziekgeschiedenis. Maar vooral ook naast het podium overtuigt zijn verfijnde geestdrift je meteen van de kracht van intieme muziek, zelfs als je daar weinig mee dacht te hebben. Dessy plaatst de auditieve ervaring terug waar ze ooit ontsproot: in het bijna mystieke contact tussen ons diepste menszijn en onze bredere ervaring van de wereld. Nog meer dan componist blijkt hij cultuurfilosoof.

Arsonic bestempelt Dessy als ‘la maison de l'écoute’: een huis om te luisteren, te bezinnen en muziek anders te beleven. ‘Ik gebruik het woord 'huis' omdat het een plek moet zijn die voor iedereen openstaat. Arsonic is niet bedoeld voor een nichepubliek. Want alle mensen delen de behoefte om getransformeerd te worden. En kunst kan ons daarbij helpen. Het is die ervaring die ons het meest menselijk maakt.’

Is muziek toegankelijk maken de missie van Arsonic?

‘Ja, dat klopt. Ik ben opgegroeid in een bescheiden familie in het kleine stadje Hoei. Vanaf mijn prille jeugd was de toegang tot, ik noem het, ‘grote muziek’ gratis. Een cadeau van de sociaaldemocratie, want met de invoering van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens in 1948 werd het recht op cultuur geofficialiseerd. Na de Tweede Wereldoorlog hadden heel wat Europese staatshoofden dan ook begrepen dat de toegang tot degelijk onderwijs, en tot degelijke cultuur, deel uitmaakte van onze basisrechten. En van onze sociale vooruitgang als continent. Die vrije toegang tot muziek heeft me gevormd als componist.’

Je kan elk kind van om het even welke leeftijd een meesterwerk van de westerse muziek aanbieden, en het zal ernaar luisteren.

‘In mijn leven als muzikant maak ik geen commerciële muziek of muziek die de industriële kant opgaat. Ik behoor tot de oude garde van muzikanten die een ware ambacht uitoefent en het publiek ontmoet. Een garde die echt doordringt tot de kern van de meest verfijnde sonoriteit. En daar is iedereen vatbaar voor. Dat is niet beperkt tot een bepaalde klasse, want muziek moet je niet kunnen lezen of kennen. Neem een symfonie van Mozart, Brückner of Debussy, die spreken tot het hart. In tegenstelling tot bepaalde soorten kunst die een zekere opleiding vereisen, heb je bij muziek geen voorkennis nodig. Je kan elk kind van om het even welke leeftijd een meesterwerk van de westerse muziek aanbieden, en het zal ernaar luisteren. Voor die sacrale sonore ervaring wil ik dat de volwassenen en de kinderen van Mons meerdere keren per jaar naar deze plek komen.’

Welke meerwaarde heeft livemuziek in een concertzaal in tijden van music-on-demand?

‘Tot honderdvijftig jaar geleden bestond muziek enkel in het moment zelf. Muziek beluisteren op aanvraag kon toen simpelweg niet. Vanaf 1875 heeft muziek op een informatiedrager de muziekindustrie compleet gerevolutioneerd. Het maakte de industrialisering van muziek mogelijk. De grote dupe daarvan is het luisteren. Onze luisterervaring is heel erg verarmd, omdat het constant toegankelijk is. De bedoeling van een concertzaal is om je iets anders te laten horen dan wat een MP3-speler of een computer je aanbiedt. Er moet een extra sterk ritueel aangeboden worden, anders heeft het geen enkele zin om nog livemuziek te maken.’

Hoe past een stiltekapel binnen die visie? Is zelfs stilte een uniek ritueel geworden?

67_noteris_24arsonic_17_12_chapelle-du-silencec2a9isabellefranc3a7aix.jpg‘Een stiltekapel is een kleine ruimte die je toelaat te bezinnen terwijl je naar muziek en geluiden luistert, of waar ook een expositie in terecht kan. Al meer dan vijfentwintig jaar droom ik van zo’n project. Toen ik zeventien jaar geleden als dirigent van het stadsorkest van Brussel naar Mons kwam, kreeg ik hier de smaak te pakken om het uit te werken. En nu is er dus een stiltekapel in Arsonic. Stilte is een heel belangrijk woord in onze maatschappij, want stilte kan een plek zijn waar mensen elkaar begrijpen. Je bereikt met stilte niet enkel de religieuzen, maar ook de mensen die geen enkele spirituele ervaring hebben. Lawaai scheidt ons, de stilte vergoddelijkt ons. In de stiltekapel durf ik te geloven dat 80% van de mensen iets zal ervaren. Want de stilte hoor je niet, maar ze doet tegelijkertijd alles horen.’

‘In Brussel kan je kerken binnenstappen, en je voelt de stilte. Ook musea kunnen zo’n ervaring teweegbrengen. Neem het MoMa in New York: eigenlijk is dat een stiltekapel met een tentoonstelling. Alleen moet je voor musea betalen, terwijl ik een plek wou ontwikkelen die niet vertrekt vanuit een economische logica. De meest waardevolle zaken in het leven ontsnappen aan die logica. Al wat deel uitmaakt van de generositeit, de liefde of de spirituele ervaring behoort niet tot het verschrikkelijke register van de economische uitwisseling, die ons tegenwoordig achtervolgt tot in onze intieme werkelijkheid.’

‘Ook cultuur wordt steeds meer in de mal van commerciële communicatie geprangd. Reclame heeft de onafhankelijkheid van de culturele wereld opgeslokt. Dat is een groot drama: we houden ons helemaal niet meer bezig met de inhoud, enkel nog met de publicitaire verpakking van de zaak. En dus verkopen en verliezen we onze ziel. Ik ben geen taliban van de zuivere cultuur, maar de sleutelvraag is: hoe kunnen we weerstaan aan de tirannie van de totale economie zonder de moderniteit af te zweren? Een nieuwe cultuurplek opstarten aan het begin van de twintigste eeuw is niet hetzelfde als al die cultuurhuizen die in de jaren zestig, zeventig en zelfs tachtig werden opgericht.’

Waar komen de middelen voor Arsonic vandaan?

‘Geen enkele euro komt van Mons 2015. We ontvingen 60% van de Fédération Wallonie-Bruxelles. Officieel heet dat de Franse Gemeenschap, maar sinds enkele jaren spreken de politici liever over “Wallonie-Bruxelles” om de banden tussen beide te benadrukken. De Fédération hangt af van het Ministerie voor Cultuur, dus dat zijn publieke fondsen. En de andere 40% komt van Feder, Europese fondsen voor de economische ontwikkeling van de regio. Alle middelen zijn dus publiek en zijn uitsluitend gebruikt voor de bouw van Arsonic. Voor de werking is er op dit ogenblik nog geen enkele subsidie. Die valt voorlopig onder het beheer van Le Manège, een grote culturele structuur die het hele culturele leven van Mons superviseert. Na Mons 2015 zullen we beroep moeten doen op eigen middelen.’

Toch wordt Arsonic geafficheerd als onderdeel van Mons 2015…

‘Jazeker, de timing was perfect. In 2015 is een synchronisatie ontstaan tussen Mons 2015 en Arsonic, maar oorspronkelijk stond dat niet op de planning. Ik was al met dit project bezig, lang voor Elio Di Rupo met het plan kwam om Mons naar voren te schuiven als culturele hoofdstad van Europa. Normaal had Arsonic moeten opengaan in 2014, maar de bouw liep vertraging op. Het werd april 2015. Dat kwam goed uit, want zo konden we mee profiteren van de open dagen van Mons 2015. Op twee dagen tijd telden we 7000 bezoekers.’

67_noteris_arsonic-bg2.jpgHoe wil u het gebouw invullen? Wat wil Arsonic betekenen voor Mons?

‘Twee belangrijke partners van Arsonic zijn het Orchestre Royal de Chambre de Wallonie en Musiques Nouvelles. En verder is er het muzikale leven van de stad, met kamerjazz, chanson en wereldmuziek. Er komt ook een dimensie over de relatie tussen muziek en spiritualiteit. Of anders gezegd: muziek en therapie. Want muziek is voor mij niet alleen esthetiek. Esthetiek is belangrijk, maar muziek is meer dan dat. Bij de Indianen in het Amazonegebied gaat het bijvoorbeeld niet om de schoonheid van de muziek. Wel moet muziek genezen, transformeren en een link vinden met de transcendentie. Jammer genoeg zijn we dat in het Westen verloren.’

‘De muzikant heeft een morele verantwoordelijkheid. Als hij op de scène staat, is hij een priester. Hij heeft een specifieke maatschappelijke betrokkenheid, want een hele zaal geeft zich aan hem over. Net als een priester voor een religieuze gemeenschap, kan de muzikant zijn toehoorders verheffen en emanciperen. Je moet er niet over praten, de muziek doet zelf haar werk. Correctie: de juiste muziek doet haar werk. Liefdesliedjes kunnen net zo helend werken als een symfonie van Beethoven. Als ik mijn muzikale farmaciekastje opentrek en er dit of dat bepaalde drankje bovenhaal, dan krijgt mijn leven weer zin door ernaar te luisteren.’

Ik geloof sterk dat er een innerlijke stilte bestaat die een zekere vorm van geluid nodig heeft.

‘Er is dus geen enkel genre dat een exclusief patent heeft op die beleving, alle genres hebben dat potentieel. Sacrale Indische muziek heeft evenveel therapeutische kracht als de muziek van Bach. Maar ze samenbrengen is nog krachtiger. Ik ben door een Amerikaanse docente opgeleid in “sound healing”. Ik zeg dat niet om mezelf een medaille op te spelden, elke musicus heeft volgens mij die taak. Bij een concert bevinden kunstenaar en publiek zich op een smalle koord. Ze worden ergens aan overgeleverd en er kan genezing ontstaan.’

Amerikaans componist John Cage stelde dat muziek afwisselend bestaat uit noten en stilte. U zegt daarentegen dat de noten, en dus het geluid, leiden tot innerlijke stilte. Dat kinkt tegenstrijdig…

‘Dat weet ik nog zo niet. Cage besefte dat er in het hart van de muziek stilte schuilt. Een vorm van stilte die niet overeenkomt met het aantal decibels. Stilte gaat om een toestand van rust en vrede. En het is die innerlijke rust die ik omschrijf als stilte. Je kan dus naar muziek luisteren in stilte, en de stilte vinden. Maar je kan ook naar muziek luisteren zonder lawaai te maken en die stilte niet ervaren, omdat je binnenin helemaal niet openstaat om de muziek te ontvangen. Ik geloof sterk dat er een innerlijke stilte bestaat die een zekere vorm van geluid nodig heeft.’

67_noteris_Concert-hall-Arsonic.jpg‘De kunsten zijn een afschaduwing van onze wereld, in al zijn facetten. In de jaren vijftig hebben we het sacrale afgeworpen. Elk idee van transcendentie, van een innerlijke tempel, wordt nu afgedaan als naïef, net zoals onze maatschappij het geluid verloren heeft dat het innerlijke vereert: het gebed, de meditatie, de transcendentie, de contemplatie, het terugplooien op zichzelf. Alleen “trance” houden we nog over uit de archaïsche praktijken van het geluid, bijvoorbeeld in heavy metal-concerten. Trance is toelaten dat de muziek je transformeert, maar ook dat je niet meer meester bent over jezelf. Daarom werkt ze ook zo goed: bij alle concerten die boven 110 decibel uitstijgen, gaat de trance via de maag. Ook in de voodoo gebruiken ze trommels die ook boven 110 decibels gaan. Hun repetitieve ritme is een sonoor archetype.’

‘Maar trance betekent ook lijden, trance stop je niet. In de voodoo is pijn bijvoorbeeld niet meer voelbaar. Mensen lopen op hete kolen. Sommigen komen er genezen uit, anderen vinden er de dood. Plato wijdde honderd pagina’s aan de invloed van muziek. Hij schrijft dat muziek tegelijk een gif én een remedie is. Het is een farmacon. Of het een gif of een antigif is, hangt af van de dosis. Zo ben je ook als muzikant verantwoordelijk voor de klanken die je verspreidt.’

Hoe bent u tot de specifieke constructie van de concertzaal gekomen, met het publiek langs drie kanten? Waarom geen vier kanten, bijvoorbeeld?

‘De oorspronkelijke functie van het gebouw wierp beperkingen op. Het was ooit de paardenstal van een kazerne, daarna werd het de kazerne van de brandweer. Dus eerst waren er soldaten, daarna brandweerlui, en nu muzikanten. Dat is een mooie vooruitgang, vind ik. We redden nog steeds mensen, alleen niet meer in uniform. Tegelijk wilde ik niet alleen een frontale zaal. Begrijp me niet verkeerd, er is niets mis met een frontale zaal. Maar ik wilde een andere liturgie uitwerken, zodat de muzikant niet enkel recht tegenover het publiek kon plaatsnemen, maar ook in profiel. De bijzondere configuratie komt ook door de aanpasbare tribunes die de creatieve mogelijkheden van de zaal gevoelig doen stijgen. Voor elk project kan je de opstelling anders afstellen en het publiek omringen met geluid, want de ruimte is meer fluïde dan bij een klassieke opstelling.’

Mikt het concertgebouw vooral op het publiek uit de regio?

We zijn enorm verarmd in Brussel. En de federale projecten gaan verdwijnen, dat is een zekerheid.

‘Ons belangrijkste publiek is dat van Mons, omdat eerst en vooral de Bergenaren zelf recht hebben op kwalitatieve muziek in hun stad. Maar mijn ambitie reikt verder dan dat. Ook de regio en de grensstreek kunnen erbij komen, tot en met Noord-Frankrijk, en waarom ook niet melomanen uit Vlaanderen? Ik had dit nooit kunnen doen in Brussel, omdat er erg weinig middelen worden toegekend aan de cultuur van de Franse gemeenschap. We zijn enorm verarmd in Brussel. En de federale projecten gaan verdwijnen, dat is een zekerheid.’

U bent pessimistisch over Brussel…

‘Jazeker. Eerlijk gezegd, na Paul Dujardin weet ik niet wat de toekomst is van Bozar. Wat bicommunautair is heeft nog toekomst, zoals Flagey. Maar het is zo ingewikkeld geworden. En het zal afhangen van de banden tussen Vlaanderen en Wallonië. Voorlopig is er een akkoord tussen de twee ministers van cultuur, dat is fijn. Maar als het om investeringen gaat, weet ik niet of bijvoorbeeld de KVS op twee oren mag slapen. Directeur Jan Goossens gaat naar Marseille, hij heeft veel tegenkanting gekregen. Dat toont hoe moeilijk het is in Brussel. De Vlaamse cultuur wordt van nabij gevolgd en in gevaar gebracht door de extremisten van de Vlaamse zaak, die Brussel haten en dus ook de Brusselse Vlamingen. Aan Franstalige kant heerst nog altijd het oude denkbeeld – dat maar gedeeltelijk waar is – dat Brussel al veel culturele instellingen heeft en dat Wallonië er meer nodig zou hebben.’

67_noteris_dessy.jpg‘Weet je, het is een feodaal stelsel. In Frankrijk gebeurt net hetzelfde. Of nee, in Frankrijk is het nog erger: de stad versus de staat. In Parijs hebben ze net de ‘Philharmonie de Paris’ geopend, een nieuwe zaal van maar liefst 600 miljoen euro. Dat is 120 keer meer dan wat Arsonic heeft gekost. Dat betekent dat 120 steden van de grootte van Mons zo'n concertzaal als Arsonic hadden kunnen verwelkomen, in plaats van één grote zaal in Parijs. En dat terwijl er in die Franse steden niks is. Het is een woestijn, het is ongelukkig.’

De vraag blijft hoe Arsonic zal blijven functioneren. In Vlaanderen worden meer en meer eigen inkomsten geëist…

**‘**Natuurlijk, ik hoop kunstenaars te kunnen bewegen om hier hun muziek te komen opnemen. Tot op zekere hoogte ben ik helemaal niet gekant tegen het rentabiliseren van een plek. Wel ben ik tegen happening lounges voor de jonge cocaïne snuivende kaders van hippe bedrijven. We zullen zien hoeveel toegevingen ik zal moeten doen. Ik zal alleszins weerstand bieden. Maar natuurlijk moet er in de cultuur een partnerschap bestaan tussen de privé en het publieke.’

Mia Vaerman doceert cultuurtheorie (aan het Ritcs) en schrijft over podiumkunsten. Liza Noteris is cultuurjournaliste en schreef onder meer voor Apache.be en De Groene Amsterdammer. Ze namen dit interview af in het kader van een residentie van rekto:verso in Mons, 6-9 juli 2015 (met steun van Théâtre Le Manège Mons en Wallonië-Brussel Toerisme - info@belgie-toerisme.be)

Lees hier de rest van ons relaas over Mons 2015, Culturele Hoofdstad van Europa!