Animatie in Vlaanderen (3): klopt de rekening?

Door Walewein Hance, op Tue Apr 11 2017 10:23:45 GMT+0000

Een animatiefilm realiseren kost enorm veel geld. Waar vind je dat in Vlaanderen? Er zijn natuurlijk de subsidies van het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF), maar is dat genoeg? ‘Wat wij doen, noemen ze hoeksteenfinanciering’, legt Karla Puttemans van het VAF uit. ‘Het is vaak omdat wij als eerste partij steun bieden, dat er ook andere deuren opengaan.’ Maar over welke deuren hebben we het dan?

75_hance_Finding Dory.jpgIn Amerika is het simpel: daar lijken de kaskrakers van de lopende band te rollen. Kunnen we daar in Vlaanderen niets van leren? Onmogelijk, stelt regisseur Jan Bultheel. 'Het Amerikaanse systeem draait volledig op privégeld, voorgeschoten door een producer. Die betaalt de productie met de zekerheid dat hij die films kan verdelen over heel de wereld. Neem Finding Dory, die bij wijze van spreken vertoond wordt van Zuid-Amerika tot in Mongolië. Iederéén gaat naar die film kijken. Zulke hyperproducties kosten 200 miljoen dollar en brengen een miljard op. Daar kunnen we hier in Vlaanderen en zelfs in Europa alleen maar van dromen. Als Europese producenten niet hun volledige budget gefinancierd krijgen met subsidies, nemen ze het risico niet.’

De eerste stap van dat subsidieproces begint bij het VAF, en daar hoor je in de animatiesector niets dan goeds over: ‘Positief’, ‘Het VAF valt absoluut niets verwijten, die zijn heel goed bezig’, ‘Ze doen ook vrij veel voor pas afgestudeerden’, ‘Hun werking is transparant, met verschillende commissies’… Bultheel benadrukt hoeveel er op dat vlak veranderd is tegenover vroeger. ‘Als je toen subsidies wilde, moest je de intendant uitnodigen, over z’n kopke wrijven en een dikke lunch betalen. Anders gebeurde er niets.’

Het kleine broertje

Dat betekent niet dat de subsidiëring van animatiefilms in Vlaanderen al helemaal op punt staat. De realiteit is dat een lowbudget animatielangspeelfilm om en rond de drie miljoen euro kost, terwijl het animatiebudget van het VAF slechts anderhalf miljoen euro bedraagt. Daarvan gaat er 750.000 euro naar langspeelfilms en 750.000 euro naar korte en middellange films. In totaal is dat niet bijster veel, als je weet dat er voor fictiefilms maar liefst zeven miljoen euro VAF-subsidie beschikbaar is.

Hoe kan een sector groeien als hij continu wordt afgeremd door een andere sector die nationaal en internationaal al veel verder staat?

Karla Puttemans, hoofd Creatie bij het VAF, geeft een historische verklaring. ‘Die budgetten zijn vastgelegd bij de oprichting van het VAF in 2002, en hun verhouding is min of meer hetzelfde gebleven. Wellicht hebben ze toen gekeken naar de verhoudingen bij het Fonds Film, de voorloper van het VAF. Tegelijk weerspiegelen die budgettaire verschillen toch wel het reële aantal mensen en natuurlijke producties per sector. Bij fictie staan er 150 mensen in de rij om een film te maken! En er komen jaarlijkse meerdere tientallen hoogopgeleide fictiemakers uit de filmscholen bij, terwijl er momenteel slechts een handvol animatieregisseurs aanspraak maken op het budget voor langspeelfilms.’

Het klopt dat er meer aanvragen zijn voor fictie dan voor animatie. Het jaarverslag 2015 van het VAF vermeldt dat er dat jaar 188 subsidieaanvragen binnenkwamen voor fictie en slechts 34 voor animatie. Maar hoe kan een sector groeien als hij continu wordt afgeremd door een andere sector die nationaal en internationaal al veel verder staat? Is het niet juist doordat er meer geld in fictie wordt gepompt, dat dit genre verder staat en blijft groeien? Verdient animatie die kans dan ook niet? Of zoals Eric Goossens van Walking the Dog zegt: ‘Historie moet je kunnen vergeten. Op een bepaald moment moet je zeggen: cut the crap.’

Geen perfect systeem

Op andere vlakken zet het VAF zich wel heel hard in voor animatie, bijvoorbeeld met zijn verschillende initiatieven voor pas afgestudeerden. Broodnodig, omdat de overstap van opleiding naar professionele sector zeker niet vanzelfsprekend is. Maar voor mensen die al langer in de sector zitten, is er enkel die anderhalf miljoen euro. Met zo’n klein budget is het cruciaal dat het geld naar de meest kwaliteitsvolle projecten gaat. Maar wie beslist wat er goed genoeg is om ondersteund te worden?

75_hance_Schaapjes Tellen, Frits Standaert, 2016.jpgDaarvoor doet het VAF Filmfonds voor animatie beroep op twee beoordelingscommissies: een voor kortfilms en een voor langspelers. Jonas Geirnaert is een van de leden voor langspeelfilm, maar grapt over zijn relevante expertise: ‘Ik heb ooit al eens een animatielangspeelfilm gezien, dat volstond om in de commissie te mogen zetelen.’ En dan serieus: ‘Een commissielid mag maar een beperkt aantal jaren zetelen, en dat vind ik ook heel logisch. Je wil niet dat iemand te lang op die stoel blijft zitten. Tegelijk hoeft niet elk commissielid even beslagen te zijn in het volledige pakket. Ik denk dat ik zelf genoeg ervaring heb in scenarioschrijven om dat goed te analyseren.’

De keuze aan mogelijke commissieleden is in elk geval niet breed, stelt Karen Van Hellemont, projectbeheerder Animatie & Games bij het VAF. ‘Je zit nogal snel met een betrokken partij binnen de sector, en ze mogen natuurlijk niet stemmen voor projecten waar ze zelf aan meewerken.’ Elke twee jaar worden de commissies gewisseld. Op zich een goede zaak, maar volgens Jonas Geirnaert niet voor iedereen positief. ‘Bij sommige projecten zijn de meningen erg verdeeld, en dan weet je dat sommige projecten die niet goedgekeurd worden, in een andere commissiesamenstelling misschien wel gehonoreerd zouden worden. Voor aanvragers kan dat heel frustrerend zijn. Het systeem is dus niet perfect, maar ik weet ook geen beter alternatief.’

Een geval apart

Een geval apart is het Mediafonds, dat in 2011 werd opgericht om series te ondersteunen, met een eigen beoordelingscommissie. Sinds 2013 verplicht de Vlaamse overheid de twee voornaamste tv-distributeurs, Telenet en Proximus (vroeger Belgacom), om per abonnee 1,3 euro bij te dragen aan het fonds. De Europese regelgeving voorziet echter dat zij dat geld niet daadwerkelijk hoeven te storten aan het VAF, zolang het overeenkomstige bedrag maar in televisieseries geïnvesteerd wordt. Proximus had dat al snel door, en in 2016 verloor het VAF ook de steun van Telenet.

Er wordt gevreesd dat het geld van Telenet en Proximus niet langer eerlijk verdeeld wordt tussen documentaire, fictie en animatie.

Een gevaarlijke kwestie, vindt Eric Goossens. ‘Vroeger werd jouw bijdrage als abonnee van Telenet heel democratisch verdeeld vanuit de pot van het Mediafonds. Nu kunnen Telenet en Proximus het geld dat ze aan series moeten besteden, ook gewoon aan Eyeworks uitgeven, of aan wie ze maar willen. De twee grote boeren doen dus gewoon hun eigen ding.' Het voedt de vrees dat het geld niet langer eerlijk verdeeld wordt tussen documentaire, fictie en animatie.

En die angst blijkt gegrond. Begin 2016 liet Telenet weten dat het zijn aandeel van dat jaar zou investeren in drie fictiereeksen. Het stelde daarbij voor dat het VAF dan maar meer moest focussen op animatie en documentaire. Maar zo simpel is het niet. Het VAF moet zijn autoriteit behouden door de meest kwaliteitsvolle projecten te steunen, en kan dus niet zomaar een heel genre aan de kant schuiven omdat Telenet en Proximus er toevallig meer aandacht aan besteden. Een domper voor de sector. Documentaire en animatie zullen het dus moeten doen met hun deel van de koek dat rechtstreeks van de Vlaamse overheid naar het VAF Mediafonds gaat.

Andere deuren

Maar wat waren die andere deuren die Karla Puttemans noemde? In 2011 richtte het Agentschap Innoveren en Ondernemen van de Vlaamse overheid, in samenwerking met het VAF, Screen Flanders op. Waar het VAF een cultuurfonds is, is Screen Flanders een economisch fonds: het let meer op economische return voor het Vlaamse Gewest. En omdat Screen Flanders geen steun voorziet voor kortfilms, is zijn budget van 4,5 miljoen euro volledig bestemd voor series en langspeelfilms. In die categorie heeft het VAF dus niet langer de alleenheerschappij, en dat zorgt voor een nieuwe wind door de sector.

75_hance_1490 Cafard_Flanders-Ieper-pantsers-in-modder-20157291618.jpgScreen Flanders geeft Vlaamse regisseurs meer wilskracht en durf om toch nieuwe films op poten te zetten, zo getuigt Jan Bultheel. In 2015 realiseerde hij mede dankzij het VAF en het nieuwe fonds de animatielangspeelfilm Cafard. ‘Zo’n economisch fonds geeft gewoon meer mogelijkheden om majoritair Vlaamse films te maken. Voor Cafard ben ik er meteen opgesprongen, we waren de eerste om al die mogelijkheden te benutten. We hebben de film dan uiteindelijk kunnen maken voor iets minder dan drie miljoen euro. Het werd de eerste auteurs-langspeel-animatiefilm sinds Taxandria van Raoul Servais, en die was toen al 21 jaar oud.’

Ruim twintig jaar tussen twee auteursfilms is ongelooflijk lang. Maar die revival mogen we niet alleen toeschrijven aan Screen Flanders. Daar bedraagt de maximale steun voor één project namelijk maar 400.000 euro. Tel daar de 750.000 euro van het VAF bij op, en je blijft nog ver van drie miljoen voor een langspeelfilm. Voor die leemte rest er nog één andere interessante deur.

Veel belastingen of een beetje film

In 2003 lanceerde de Belgische federale overheid de tax shelter voor cinema. Het gaat niet om steun in harde cash, wel om een fiscaal voordeel voor binnenlandse en buitenlandse bedrijven die niet zelf bezig zijn met audiovisuele producties, maar toch investeren in films. Zij bieden dan een maximumbedrag van 241.935 euro aan een filmproject en krijgen een fiscale vrijstelling van 310%. Voor een investering van 100.000 euro krijgt een investeerder dus een belastingvoordeel van 310.000 euro.

Ook voor productiehuizen is de tax shelter interessant: het geld dat ze via deze constructie ontvangen, mogen ze houden

Op deze (eerder liberale) constructie is al veel ideologische kritiek gekomen, maar feit is wel dat deze heel interessante kostenbesparing van de tax shelter momenteel de belangrijkste financiële steunmaatregel voor langspeelfilms en series maakt. Eric Goossens vat het simpel samen: ‘Ofwel betalen die bedrijven dus hun belastingen, en dat kost hun heel veel geld. Ofwel zeggen ze: we geven dat geld niet aan de staat, maar stoppen het in een film. En dan houden ze iets meer over van het bedrag dat ze investeren.’

Productiehuizen zoeken die investeerders meestal niet zelf. Daar zijn andere instanties voor, vaak opgezet vanuit banken. Zo zijn er Taxshelter.be van ING en Fortis Film Fund van, uiteraard, BNP Paribas Fortis. Die bedrijven doen dat natuurlijk ook niet gratis. Ze houden om en rond 10% over van het geïnvesteerde bedrag. Ook voor productiehuizen is de tax shelter interessant: het geld dat ze via deze constructie ontvangen, mogen ze ook houden, terwijl ze steun van zowel het VAF als van Screen Flanders in principe moeten terugbetalen in het geval van winst. (Alleen gebeurt het bijna nooit dat het VAF en Screen Flanders daadwerkelijk terugbetaald kunnen worden.)

75_hance_Taxandria.jpg

Conclusie

Geld inzamelen voor een film is in Vlaanderen geen sinecure, laat staan er geld mee verdienen. Maar dankzij de complementaire financieringsdriehoek van VAF, Screen Flanders en tax shelter is het sinds de millenniumwende nu wel mogelijk om zowel kortfilms, langspeelfilms als series gerealiseerd te krijgen. Zelfs al staat de situatie in Vlaanderen ver af van de miljoenen dollars die onze goede vrienden Walter en Roy Disney met animatiefilms kunnen verdienen, ons lokale financieringsklimaat staat er minstens beter voor dan voorheen.

De grote uitdaging blijft een betere communicatie tussen de verschillende spelers in de sector, stelt Jan Bultheel. ‘Ik wil graag meer samenzitten met mensen van het onderwijs, want die zijn onderling ook niet georganiseerd. En samenzitten met mensen van de productie, de studio's en de regisseurs: wat kunnen we samen doen. In tegenstelling tot de spelers van fictie is er binnen de animatiesector geen overkoepelende visie.’ Meer wisselwerking is dus de boodschap. Want één kenmerk delen alle animatiespelers in elk geval, besluit Karla Puttemans. ‘Niemand zal er rijk van worden, maar er is in deze sector veel talent en een grote passie voor het beroep.'

_Walewein Hance studeert journalistiek aan de AP Hogeschool in Antwerpen. Hij schreef deze driedelige reeks in het kader van een stageonderzoek bij rekto:verso. Lees hier deel één (de animatiesector in ontwikkeling) en deel twee (de opleidingen). _