Alle dagen zomer

Door Katrien Van Langenhove, op Tue Oct 16 2007 16:34:06 GMT+0000

In de zomer, met zijn allen op strand of wei, zien we alles door een andere bril. Festivals her en der leiden zo ver mogelijk weg van het alledaagse. Naar buiten trekken we, weg van de instituten en de vaste denkkaders. Maar voor te veel festivals lijkt die niet-doordeweekse cultuur op zich al hun bestaan te rechtvaardigen: ze bieden eigenlijk niet zo veel meer dan 'feestelijke' of voorverwarmde kost. Terwijl seizoensgebonden voedsel vooral vers moet smaken. Omdat velen dezelfde droom delen: samen met geestesgenoten proeven van frisse creaties op festivals waar inhoudelijke dialoog en artistieke bevruchting centraal staan, waar je dingen kunt ontdekken die doorgaans minder voorhanden zijn, waar je samen grenzen opzoekt en overschrijdt. Er mag in de vakantie eens wat meer écht buiten de lijntjes gekleurd, vinden we.

Ook participatie lukt beter 's zomers, wanneer je kunst en cultuur bijna toevallig in je buurt treft. Buiten onder de zomerzon is het makkelijker om je 'verbonden' te voelen. Het bevorderen van sociale cohesie is een oud zeer van de kunst, een missie die geregeld de kop opsteekt. Zeker in de zogenaamde community arts: theater en andere kunsten met al dan niet kwetsbare burgers uit de buurt. Maar ook in die sociaal-artistieke praktijk staat de gemeenschapszin ter discussie, zo lees je verderop in dit nummer. Moet het sociaal-artistieke zich bevrijden van de druk om cohesie te bevorderen, of dienen al te individuele stemmen in sociaal-artistieke projecten net meer verenigd, als één grote mond? Misschien wordt verbondenheid pas opnieuw een interessant thema wanneer je het vindt waar je het niet verwacht, of wanneer er iets origineels mee wordt gedaan, zoals in de Wij-romans van Jeroen Olyslaegers en Elvis Peeters. Ook verderop in dit nummer.

Soms hangt een thema in de lucht. Ook bij de selectie voor het komende Theaterfestival dook de term 'verbondenheid' op. De keuze van twaalf producties door Ditte Pelgrom, Geert Opsomer en Karolien Derwael is weerspannig, niet makkelijk om onder één grote noemer te plaatsen. En net daarom bijzonder interessant. De jury heeft het over 'een gevoel van verbondenheid' met makers waarbij een 'verbondenheid met het publiek, hun eigen werk, de wereld, de theatertraditie, de geschiedenis en met zichzelf' centraal staat. Hieruit spreekt geen stelligheid, en ook de voorstellingen doen dat niet. Ze zijn niet eenduidig te omschrijven en kennen vaak ook geen rechtlijnig verhaal. Er wordt veel opengelaten. Tegelijk wil de selectie toch een appel zijn, een voorstel, een droom voor het veld. Volgens jurylid Geert Opsomer zag de jury dit jaar te veel 'theater zoals te verwachten en te voorzien'. Te veel aparte producties en te weinig verbanden of discussies. Hoe verhoud je je daartoe als jury? Stel je een mozaïekfestival samen of mik je op iets anders?

Vanuit een lijstje met 'onmogelijkheden', voorstellingen die volgens de geldende criteria van wat theater is onmogelijk geselecteerd zouden kunnen worden, kwam de jury tijdens haar overleg een verlangen bij zichzelf op het spoor. Waarom was het onmogelijk om bepaalde voorstellingen te selecteren? Wat zegt dat over het landschap? Wanneer je uitgaat van een onmogelijkheid, levert die radicaliteit altijd iets constructiefs op. Thinking out of the box, luidt het modieuze adagio. De jury vindt het erg belangrijk om richting te geven in een tijd waarin er geen echte (inhoudelijke) discussie meer is. Veelbetekenend en hier en daar wat in opspraak is dan ook de aparte selectie waarin drie kritische acties gebundeld werden: de onaangekondigde en haast onzichtbare Antwerpse straatacties van Benjamin Verdonck, uitgelicht en verslagen op de site Kalender, de Congo-documentaire Enjoy Poverty van Renzo Martens, en een actie van 18 maart 2009 op het Brusselse Muntplein, waar een groep sans-papiers samen de Brabançonne zong.

Het verband tussen de drie 'acties' is dat ze in elk geval iets hebben teweeggebracht bij een publiek en in het theater, dat ze op een creatieve manier makers en toeschouwers hebben gevoed. Bovendien tonen ze ook drie verschillende manieren om met de grenzen van het medium om te gaan. Ze trekken naar buiten, de wijde wereld in. In tegenstelling tot wat je soms wel eens in sociaal-artistieke projecten ziet, gaat die tocht voorbij vaste grenzen niet om een verbondenheid met de wereld ten koste van een hoogst individuele, specifieke vormtaal. Ook de persoonlijke zoektocht van de kunstenaars en hun trouw aan het eigen werk staan centraal. De selectie toont dan ook niet zozeer voorstellingen 'van' de realiteit. Eerder dan 'mee te delen' lijken ze eenvoudigweg te 'delen'. Een paar van deze voorstellingen kijken naar het publiek 'met een andere bril' en dagen dat publiek uit om samen met de 'acteurs' een ervaring te delen. Theater mag wat mij betreft nog veel meer een beleving zijn, en dat vond ook de jury van het Theaterfestival. Die opteert voor een kikvorsperspectief dat het theaterlandschap anno 2009 weigert af te lijnen. Zo'n basispremisse levert uiteraard ook kritiek op: het wordt nog moeilijker om door de bomen het bos te zien en het overzicht te bewaren.

Dat de keuze niet representatief is, zoals her en der ook aangegeven werd, kan toch moeilijk een bezwaar zijn? Aan een canon is geen nood. In geen geval wilden de juryleden boekhouders van het landschap zijn en 'best of'-voorstellingen selecteren, zoals de Nederlandse jury deed. Die laatste trachtte vanuit een participatiediscours een breder publiek aan te steken. En dat valt zeker te verdedigen, maar is het niet veel zinvoller om op de diepte dan op de breedte te mikken? De Vlaamse selectie draait om een verbond van makers en toeschouwers die zoeken naar een eigen(zinnigere) plek waar ze elkaar kunnen vinden. Met die selectie als een voorstel of droom komt het Theaterfestival veel dichter bij een aantal van de principes van een gedroomd festival: het kleurt buiten de lijntjes, voedt, en kan de weg effenen om nieuwe theaterhorizonten te gaan verkennen. Op basis van die frissere inhoud, en niet door middel van een samenraapsel van geïnstitutionaliseerde cultuurproducten, kan het Theaterfestival een katalysator zijn, een springplank voor reflectie en discussie. Zoals een festival dat hoort te zijn. Dan dromen we nu enkel nog dat deze keuze ook daadwerkelijk een debat over de toekomst en de staat van het veld meebrengt.

Na al die jaren van verzet kun je je zeker afvragen of er nog steeds zo veel nood is aan het openbreken van grenzen. De artistieke beeldcultuur bevindt zich immers al lang niet meer uitsluitend in musea en galeries en de grens tussen kunst en geen kunst is steeds onduidelijker geworden: ook affiches, flyers, cd-hoezen, reclame en videoclips heten kunst. Maar toch bewijst graffitikunstenaar Banksy, over wie je in dit nummer een bijdrage leest, dat de impact van kunst die over de eigen muren heen kijkt, veel groter is. De consumptie van dat soort kunst is niet alleen terloops, waardoor toevallige passanten er plots door worden overvallen. Kunstwerken als die van Banksy drukken veel meer hun stempel op de kunst en de maatschappij dan werken in een museum of een schouwburg. Wanneer onderlinge grenzen tussen cultuurvormen opgezocht worden (zoals de performances van Benjamin Verdonck zowel naar beeldende kunst als naar theater neigen), én de grenzen van die vormen zelf al eens afbrokkelen, wordt niet alleen de kunst, maar ook de burger eensklaps rijker. Met humor, verbeelding en idealisme brengt Banksy ons bij een 'kritisch optimisme', een droom die ook de juryselectie voor het Theaterfestival voorstelt als doel voor het hele veld.

Als we Banksy achterna gaan, trekken we de wijde wereld in, maar niet zoals een aantal sociaal-artistieke projecten die in die wereld gewoon materiaal vinden. Wel door die wereld, buiten de kunst, eigenzinnig in vraag te stellen en uit te dagen. De kritische en tegelijk humoristische manier waarop Banksy de Palestijnse muur aanpakt, is een mooi voorbeeld: zo kleur je buiten de lijnen. Het is dan ook niet genoeg om sympathie te hebben voor makers die het genre oprekken en uiteenrafelen. We moeten ons door hun kritische optimisme laten aansteken. En niet alleen in de zomer.