Achteraf gezien

Door Ilknur Cengiz, op Wed Sep 02 2015 11:53:05 GMT+0000

Omdat we niet weten hoe de invulling van kunst en kunstenaars er in de toekomst zal uitzien, richten we ons in het kunstonderwijs van nature op de vaste waarden. Elk domein kent zo zijn vaste waarden: de gulden snede, de opbouw van een gedicht, technieken voor stemgebruik, terugkerende thema’s in de schilderkunst … Deze waarden meegeven aan onze leerlingen zien we als een basis: een basis waaruit ze kunnen putten, waartegen ze zich kunnen afzetten, waarop ze kunnen variëren om te vernieuwen.

Vaste waarden

Of zijn die vaste waarden louter een handig houvast voor onszelf? Een strategie die ons helpt omgaan met onze grootste onzekerheid: de toekomst en hoe die er zal uitzien? Wat er ook van zij, in de praktijk leg ik mijn leerlingen op om deze vaste regels zo goed te gaan beheersen dat ze bijna automatismen worden, om ze dan ook als een automatisme achterwege te kunnen laten als hun eigen werk en ontwikkeling daarom vraagt.

De instroom

Onze focus op die vaste waarden vormt de onderbouw van een tweede dominante strategie die we in het kunstonderwijs kennen: de selectie van de instroom. We geloven stellig dat we de kwaliteit van ons onderwijs en onze instelling kunnen verbeteren door onze kandidaat-studenten strenger te selecteren. Hoe beter we selecteren, hoe beter we ons profileren … Hoe beter de instroom, hoe beter de uitstroom … Steeds opnieuw worden die vaste waarden losgelaten op portfolio’s en op motivatiegesprekken. Het hoeft geen betoog dat leerlingen die door voorbereidend kunstonderwijs, muziekschool of tekenacademie reeds gewapend zijn met die vaste waarden, beter scoren dan anderen.

Natuurlijk zijn er leerkrachten, mezelf incluis, die knokken voor atypische leerlingen zonder of met te weinig bagage. Maar zo zijn er veel te weinig. Nochtans kan je je afvragen: bestaat er iets mooiers en meer volmaakt dan de motivatie van een kandidaat die nog nooit één foto heeft gemaakt, maar absoluut verhalen wil vertellen met fotografie? Het is knokken om zo iemand toegelaten te krijgen. Veel makkelijker is het om een kandidaat met een min of meer stereotiep profiel en dito portfolio toe te voegen aan het contingent dat over zes jaar de nieuwe lichting afgestudeerden zal vormen.

Is dit eigenlijk wel selectie? Of enkel een vernauwing van de instroom? In elk geval is de instroom in het kunstonderwijs een heilig huisje. Een heilig huisje, gebouwd op een paradox. Want als we in augustus geloven in het nut van een strenge selectie, waarom geloven we dan de daaropvolgende negen maanden met hart en ziel in een aanpak op maat? In een aanbod voor iedereen, in participatie? In een schoolse aanpak voor de ene groep en in meer vrijheid voor een andere? Waarom leren we onze studenten goed communiceren, werken we zo hard aan hun zelfstandigheid en emotionele stabiliteit? Met onderwijscoaches, begeleiding buiten de groep, noem maar op: elk jaar duikt er wel een nieuwe aanpak op die mee surft op de algemene tendensen in de ‘buiten’maatschappij.

Dat is toch op zijn minst tegenstrijdig? Hoe we selecteren in augustus, staat haaks op alles wat we als betrokken leerkrachten verder in de praktijk brengen. Hoe we selecteren, staat haaks op al die emotionele energie die we verder in onze leerlingen investeren, en die het kunstonderwijs vaak zwaarder maakt.

Misschien is het tijd om een keuze te maken tussen het kind en het badwater. En dan niet het badwater, maar het kind weg te gieten

Gelukkig zie ik in mijn eigen praktijk dat toelatingsexamens vaker de vorm gaan aannemen van een mini-workshop, waarbij we de kandidaat-leerlingen veel meer de kans geven om voor onze ogen te creëren of ons inhoudelijk te overtuigen. Fantastisch om daarover met directe collega’s op dezelfde golflengte te zitten en met meer betrokkenheid – en vooral veel tijd – te investeren in potentiële leerlingen.

Maar dan nog blijven bewezen competenties zoals de vaste waarden voor een homogeniserend effect op de instroom zorgen. En daarop wordt onderwijs vervolgens structureler en beter afgestemd. Meer meetbaar. Om er als onderwijsinstelling nog beter uit te komen. Elk jaar optimaliseren, elk jaar beter dan het vorige. Elk jaar meer en beter van dezelfde aanpak. Surfen we ook hier niet te veel mee op de rationele tendensen van de ‘buiten’maatschappij?

Het badwater

Misschien is het tijd om een keuze te maken tussen het kind en het badwater. En dan niet het badwater, maar het kind weg te gieten: de model-leerling van het kunstonderwijs. Want als we blijven werken met de vernauwde instroom, ligt alles vast.

Weg met de instroom die overduidelijk getalenteerd is voor het kunstonderwijs van vandaag

Laten we het begrip de ‘niet-starters’ introduceren: de kandidaat-leerlingen die we zelfs niet zien op onze toelatingsexamens, die zelfs niet eens overwegen om een kunstopleiding te gaan volgen, zolang we kandidaat-leerlingen blijven aanspreken via onze huidige kanalen, gevormd naar de stereotypen die we meedragen. Laten we inzetten op de onmogelijke zoektocht naar de mensen die we nog nooit door onze schoolpoorten hebben zien komen. Misschien zijn juist deze ‘niet-starters’ wel de individuen die net al die verandering in zich dragen waar we altijd naar op zoek zijn? Game changers. Disruptie.

Weg met de instroom die overduidelijk getalenteerd is voor het kunstonderwijs van vandaag.Hoe gaan we op zoek naar de instroom voor een onderwijsvorm van de toekomst, een vorm die we vandaag nog niet kennen?

Gaan we verder optimaliseren, verder actuele opleidingsnoden afstemmen?

Gaan we alleen blijven debatteren over kunstvormen, over synergieën?

Of springen we in de diepte, met als enige zekerheid dat we een nieuw publiek in onze ateliers zullen mogen verwelkomen?

Morgen.

Ooit.

De toekomst haalt ons toch in.

Achteraf gezien.

Ilknur Cengiz doceert audiovisuele vorming aan de Kunsthumaniora in Brussel. Ze studeerde multimedia (KASK), en zetelt voor sp.a in de Gentse gemeenteraad.