Achille Mbembe: hoe kunst de toekomst voedt
Door Kristin Rogghe, Wouter Hillaert, op Mon May 26 2014 07:49:43 GMT+0000Afrikaanse kunst kan de kunst van de eenentwintigste eeuw worden. Dat gelooft Achille Mbembe, auteur van onder meer Critique de la raison Nègre (2013) en hoogleraar aan de universiteit van Johannesburg. In zijn pleidooi voor een nieuw denken over en vanuit Afrika spelen kunstenaars een prominente rol. ‘De kracht van kunst om te tonen dat de dingen niet moeten zijn zoals ze zijn, is nog lang niet uitgeput. Of toch niet in Afrika.’
Als filosoof en politicoloog, afkomstig uit Kameroen, doet Mbembe zich opmerken met prikkelende toekomstperspectieven voor zowel het Afrikaanse continent als de mondiale verhoudingen en uitdagingen. Dat zijn theorieën voorbijgaan aan elk wij-zij-denken, maakt van hem ook een terugkerende stem in de Franse media en een graag geziene spreker in culturele kringen, bijvoorbeeld op het Avignonfestival van 2013. Eind maart was hij een paar dagen in België. Hij dialogeerde met kunstenaars, academici en burgers in De Pianofabriek en op de Universiteit van Luik, en gaf een lezing in KVS onder het motto ‘The world is catching up with Africa, not the other way around’. Het zegt veel over zijn gedachtegoed.
Hét kenmerk van het neoliberalisme is: grote delen van de mensheid worden “negers”
‘Dat de wereld Afrika aan het inhalen is, en niet andersom, is geen citaat van mij’, erkent Mmembe meteen. ‘Het is een gedachte van architect Rem Koolhaas, na langdurig onderzoek in Lagos in de jaren 1980 en ’90. Doorgaans wordt Lagos gezien als metafoor voor chaos en disfunctionaliteit. Maar Koolhaas en zijn team kwamen erachter dat de stad net functioneert volgens een eigen logica op basis van flexibiliteit, en dat het een ongelofelijk dynamisch geheel is. Dat idee is vervolgens opgepikt door de antropologen John en Jean Comaroff. In Theory from the South kwamen ze tot de conclusie dat Afrika vóórloopt op de rest van de wereld. Het fungeert als een laboratorium voor wat komen gaat.’
Zelf benader je die thematiek vanuit het concept van de ‘neger’. Hoe verhoudt zich dat tot de toekomst van het Westen?
‘Zowel het denkbeeld als de realiteit van de neger is een uitvinding van het kapitalisme. Dat begon met de slavenhandelaars in West-Afrika in de vijftiende eeuw, de eerste periode van de kapitalistische moderniteit. “Negro” verwijst naar de slaven, maar in meer filosofische zin ook naar de fundamentele drijfveer van het kapitalisme om elk onderscheid tussen mensen en dingen uit te wissen en daar winst uit te halen. Terwijl beschaving net op dat onderscheid gestoeld is: al onze emancipatietheorieën gaan ervan uit dat het subject geen object is, dat menselijke wezens nooit dingen mogen worden. De “neger” is de eerste moderne belichaming van de uitwissing van dat onderscheid. Negers kunnen verkocht worden en zijn dus juridisch te definiëren als eigendom: je kan een neger bezitten. Een van mijn argumenten in Critique de la raison nègre is dat in het neoliberale tijdperk heel veel mensen overal ter wereld ‘genegerd’ worden. Er groeit een tweederangsklasse van mensen die behandeld worden als objecten. Ze worden zo radicaal uitgesloten van het proces van accumulatie van rijkdom en mogelijkheden dat ze totaal overbodig worden. Dat is hét kenmerk van het neoliberalisme: grote delen van de mensheid worden “negers”.’
In de geschiedenis van slavernij en kolonialisme is dat duidelijk. Maar hoe zie je dat vandaag?
‘Misschien is het vandaag nog wel erger. In de negentiende en de twintigste eeuw had het kapitalisme mensen nodig als werkkrachten. Met het financiële kapitalisme van vandaag is dat niet langer het geval. Zuid-Afrika heeft spectaculaire groeicijfers, maar die gaan niet gepaard met tewerkstelling. In Johannesburg, waar ik woon, heeft nog geen derde van de ongeveer 15 miljoen inwoners een officiële job. Massawerkloosheid is een wereldwijd probleem dat ook in Europa steeds groter wordt. Zo krijg je overal ter wereld grote groepen mensen die voor het systeem volstrekt overbodig zijn.’
Is er een alternatief denkbaar?
‘De uitweg is een volledige hervorming van hoe we denken over ‘waarde’, hoe we het creëren en verdelen. In het huidige systeem van financieel kapitalisme wordt waarde eerder gecreëerd vanuit schuld dan vanuit productie: om winst te maken, koop en verkoop je schulden. Waarde zou terug gecreëerd moeten worden vanuit de reële arbeid van mensen en bedrijven, in antwoord op reële menselijke noden. Er is zoveel werk te doen! Er is nood aan meer woningen, aan scholen, aan ziekenhuizen. Dát zijn de collectieve basisbehoeften die vervuld zouden moeten worden. Nu richt de economie zich op de verzadiging van de overbodige noden van een minderheid. Alleen is zo’n ander waardesysteem creëren niet alleen een politieke, maar ook een culturele strijd: we hebben nieuwe denkbeelden en verbeeldingen nodig. Niet als een vlucht in een soort utopie, maar als een culturele praktijk, zoals de Indiase antropoloog Arjun Appadurai het beschrijft.’
Wat is de rol van kunst daarin? En hoe zie je dat gebeuren in Afrika?
‘Ik denk en spreek graag over kunst in termen van creatie. Dat is wat kunst zo belangrijk maakt: de mogelijkheid om dingen te scheppen tegen alle destructieve krachten in. De geschiedenis van destructie in Afrika is uitgebreid gedocumenteerd. Minder bestudeerd is de geschiedenis van creatie: hoe mensen een leven opbouwen in een context waarin zoveel vernietigd en gebroken is. Die energie is heel sterk in Afrika. Zeker vandaag zie ik een ongelooflijke explosie van wat ik ‘het creatieve leven’ zou noemen. Dat neemt allerlei vormen aan. Je ziet het in de literatuur, maar ook in muziek, fotografie, dans, beeldende kunst.’
Wat kenmerkt die explosie van creativiteit?
‘Cruciaal is het belang van de Afrikaanse diaspora in de vernieuwing van artistieke praktijken op het continent. Dat betekent niet dat alles zich buiten het continent afspeelt. Wat ik bedoel met diasporische kunst, is precies de link tussen het ‘hier’ en het ‘elders’: het is kunst die nog steeds over Afrika praat en betrokken is op het continent, maar die tegelijk circuleert in allerlei richtingen: naar China, Europa… Het internationale is niet gescheiden van het lokale. Kunstenaars bewegen zich heen en weer. Dat is een van de belangrijkste kenmerken van Afrikaanse kunst: circulatie. Ze voltrekt zich vandaag met een snelheid die we nooit eerder zagen. Het is kunst in migratie, in beweging, onderweg. Ook historisch gezien hebben Afrikaanse culturen zich altijd ontwikkeld door beweging en circulatie, dat is hun kracht. Kijk naar jazz of rumba: muziekstijlen die stammen uit de tijd van de slavernij en getuigen van een eindeloos proces van vertaling, heen-en-weer-gaan en het herconfigureren van het bestaande. Ook vandaag komt innovatie van artistieke praktijken vanuit die permanente staat van mobiliteit, migratie, circulatie.’
Een van de belangrijkste kenmerken van Afrikaanse kunst is circulatie. Ze voltrekt zich vandaag met een snelheid die we nooit eerder zagen
Zie je nog andere bijzonderheden aan die Afrikaanse creatie?
‘Een boeiende casus is muziek, het medium waarmee we in Afrika al het langst experimenteren. Heel anders dan in fotografie, architectuur of beeldende kunst hebben musici zich toegelegd op “plasticiteit”, het tegendeel van meetbaarheid. Sommige vormen hebben een vast begin en een einde, je kan ze meten en op bepaalde manieren combineren voor een bepaald effect. Heel interessant aan de Afrikaanse creatie is dat ze die rigide benadering niet kent. Alles kan gebruikt worden op manieren die verschillen van het originele gebruik. Een leeg colablikje wordt een muziekinstrument, ik zeg maar wat. De bedoelde vorm van dingen vormt geen beperking voor de mogelijke functies ervan. Dat is wat ik bedoel met plasticiteit. In muziek kan zich dat vertalen in klanken die we nog nooit gehoord hebben. Dat maakt het Afrikaanse archief zo divers, zo veelvuldig. We hebben nog maar een fractie van onze archieven aangesproken, we staan nog maar aan het begin. Als geen andere kunstvorm spiegelt muziek dus het potentieel van Afrika. En dat is waarom ik denk dat het creatieve leven in Afrika echt iets nieuws te bieden heeft aan de rest van de wereld. Ik geloof dat de meest succesvolle kunst in de eenentwintigste eeuw zal draaien rond die aspecten: circulatie en plasticiteit. Als Afrikaanse kunst zich daarvan bewust wordt en erin slaagt zich meer serieus te positioneren, met eigen instellingen en meer middelen, dan wordt ze de kunst van de eenentwintigste eeuw.’
Is die mobiele ‘circulatie’ wat we moeten verstaan onder uw concept ‘Afropolitanisme’?
‘Afropolitanisme is een geheel van praktijken dat probeert om van het continent weer één grote ruimte van circulatie te maken, inderdaad. Afrika is een immens continent. Maar het is ook verdeeld, opgedeeld in enclaves. Het duurt enorm lang om van het ene punt naar het andere te bewegen, om allerlei redenen. Niet alleen door de afstand en de infrastructuur, maar ook door de nationale grenzen: een absurde erfenis van het kolonialisme. Afropolitanisme probeert die grenzen en de logica van de enclave te overstijgen, vanuit het besef dat beweging een essentieel element is van onze geschiedenis, van ons Afrikaanse archief. En dan heb ik het ook over de circulatie tussen het continent en de rest van de wereld. Die gaat niet in één richting. Sinds de economische crisis in Europa zijn ontzettend veel Portugezen geëmigreerd naar Angola. We hebben ook een zeer grote Indische en Aziatische diaspora, van Nairobi tot Zuid-Afrika. We hebben mensen van Europese origine die een Afrikaanse nationaliteit hebben verworven. En als resultaat van die mix zien we gigantische stedelijke agglomeraties met een creoolse, hybride cultuur ontstaan. Afropolitanisme is een manier van in de wereld zijn, een vorm van wereldwijsheid.’
Als je die wereldwijsheid concreet wil vertalen in de vrijheid om te bewegen en te reizen, om toegang te hebben tot de rest van de wereld, dan is dat toch iets wat een groot deel van de Afrikaanse bevolking niet ervaart?
‘Integendeel: een groot deel van de Afrikaanse bevolking ervaart die wereldwijsheid ondanks de armoede. Arme mensen zijn zich vaak erg bewust van de wereld. Onwetendheid over de rest van de wereld is een luxe die vooral mensen in een machtspositie zich permitteren. Zo stellen we vast dat mensen in sloppenwijken ondanks hun schaarse middelen toch investeren in een kabeltv. En media zijn heel belangrijk in het vormen van een gemeenschap. Over het hele continent, in Nairobi of Kinshasa, Lagos of Dakar, Luanda of Johannesburg, krijgen mensen min of meer dezelfde beelden te zien. Afropolitanisme is niet voorbehouden aan de elite. Het is juist een concept om de zogenaamde Afrikaanse identiteit los te maken van een essentialistische visie, of van de natiestaten, of van een ‘nativisme’: een manier van denken die kijkt naar waar je geboren bent, en identiteit in het verleden situeert. De idee dat je moet terugkeren in het verleden om een authentieke Afrikaanse cultuur te vinden, daar geloof ik niet in.’
Terug naar de kunst. Het is nu 25 jaar geleden dat de prestigieuze tentoonstelling Magiciens de la terre, met hedendaagse kunst uit Afrika, ophef maakte in Parijs. Maar de polemiek van toen hoor je nog steeds in discussies van vandaag. Alsof er in die 25 jaar weinig veranderd is in de kunstwereld.
De idee dat je moet terugkeren in het verleden om een authentieke Afrikaanse cultuur te vinden, daar geloof ik niet in
‘Er is heel veel gebeurd! Ten eerste zijn er andere belangrijke tentoonstellingen geweest die hun stempel hebben gedrukt, bijvoorbeeld Africa Remix. Ten tweede heb je een grotere aanwezigheid van Afrikanen in de internationale kunstarena. Niet enkel onder de kunstenaars, maar ook onder de sleutelfiguren die de globale circulatie van kunst bepalen. Zo is er Okwi Enwezor, die aan het hoofd stond van Documenta 11 en curator is van de komende Biënnale van Venetië. En in zijn kielzog zie je jongere curatoren opkomen, en allerlei nieuwe platformen zoals de Biënnale van Dakar, kunstbeurzen in Johannesburg en Kaapstad, het podiumkunstenfestival MASA (Marché des Arts du Spectacle Africain, nvdr) in Ivoorkust, en ook erg professionele kunstgalerijen in zowat elke hoofdstad. Er is echt een boom van creativiteit aan de gang. Alleen ontbreken momenteel nog het kritische discours en de concepten om die explosie van creativiteit te kaderen en te communiceren. Dat werk moet nog gebeuren.’
Denk je dat postkoloniale theorie kan bijdragen aan zo’n kritisch discours?
‘Postkoloniale studies hebben veel bijgedragen aan ons begrip van verleden, heden en toekomst, maar ze volstaan niet om te vatten wat er vandaag aan de gang is. Europa is niet langer het enige referentiepunt. We moeten in dialoog gaan met andere delen van de wereld. De komende 50 à 100 jaar zal China bijvoorbeeld een veel grotere impact hebben op het Afrikaanse continent dan Europa of de VS. Momenteel is de dialoog met China louter economisch. We moeten die dialoog verrijken met ideeën en theorieën die vanuit andere disciplines komen. Als we ons daaraan wagen, zullen we te maken krijgen met een heel ander archief. Dat wil niet zeggen dat we het Europese archief aan de kant moeten schuiven. Dat kan ook niet: we maken er deel van uit. En omgekeerd is Europa deel van ons archief, door die gedeelde geschiedenis. Maar we moeten werken met meervoudige archieven.’
Vele culturele praktijken in Afrika hangen wel nog altijd af van westerse financiering. Dat blijft toch een heel moeilijke vraag?
‘Ja, maar ze is niet zonder een oplossing. Alleen hebben we die nog niet gevonden. Waarom niet? Soms komt het simpelweg neer op luiheid. Middelen van elders verhinderen je soms om zelf te na te denken over wat nodig is. Zo heerst er op het intellectuele niveau nog steeds een oude arbeidsverdeling. Neem mijn eigen universiteit in Witwatersrand, Johannesburg. Afrikanen doen het veldwerk en verzamelen data, die elders verwerkt worden tot theorie. Dat volgt de logica van de economie van de ontginning: Afrika levert de grondstoffen, maar het afgewerkte product wordt ergens anders vervaardigd. Afrikanen leveren de ruwe arbeid en blanken werken het af. Om dat patroon te doorbreken, stelde ik in mijn universiteit voor om een werkgroep op te zetten die regelmatig zou samenkomen om theorie te ontwikkelen. Ik vroeg de Ford Foundation om middelen, maar daar vonden ze het te abstract: watervoorziening financieren oké, maar theorie-ontwikkeling? Na zo’n afwijzing kan je het er dan bij laten, maar je kan je ook afvragen wat er met weinig middelen te doen valt. We zijn toch van start gegaan, en nu komen zij bij ons aankloppen om te vragen wat we nodig hebben! Zo kan het dus ook. Als ik aan Afrika denk, zie ik één uitgestrekt veld vol mogelijkheden. Maar meestal zijn we lui als we over Afrika denken. Ook Afrikanen zelf trappen in die val. We denken dat er niets is om over na te denken, of we vallen in herhaling. We herhalen steeds maar dezelfde denkbeelden, terwijl alles om ons heen aan het veranderen is.’
Zie je een rol weggelegd voor kunstenaars om die cyclus van herhaling te doorbreken?
‘De rol van kunst is cruciaal. Men zegt wel eens dat alles al is gezegd en gedaan, maar ik geloof niet dat de kracht van kunst om nieuwe verbeeldingen vorm te geven al is uitgeput. Misschien is die elders uitgeput, maar zeker niet in het Afrikaanse continent. De kracht van kunst in de context van Afrika is ons te tonen dat de dingen niet moeten zijn zoals ze zijn, dat ze anders kunnen. Hoe kunnen we op nieuwe manieren interpreteren wat we meemaken? Ik zie niets anders dat zo’n kracht heeft. Laten we dus kunstenaars mobiliseren, in een unieke beweging met denkers uit verschillende disciplines. Niet om ons van de wereld te onderscheiden en af te snijden, maar juist om er nog actiever mee om te gaan.’
Het is wel zo dat de manier waarop Afrikaanse kunst in het Westen wordt gekaderd, het potentieel ervan vaak neutraliseert.
‘Ja, die beeldvorming is er en zal nog wel een tijdje doorgaan. We moeten er een percentage van onze energie aan besteden, maar het grootste deel van onze energie moet gaan naar het scheppen van nieuwe vormen. Want als we creëren, als we onszelf de macht geven om onze eigen vormen te definiëren en te interpreteren, dan zal de wereld daarmee moeten omgaan. Ze zullen rekening moeten houden met onze eigen productie en ons eigen verhaal daarover. Zeker 80% van mijn kracht en energie zou ik daaraan willen besteden, en slechts 20% aan de poging om anderen te deconstrueren. We moeten ons eigen discours ontwikkelen. Niet te veel bezig zijn met wat het Westen wel en niet vindt. Dat zeg ik ook tegen Afrikanen die in die val dreigen te trappen. Jezelf inpassen is makkelijker, dat gaat snel. Maar het is niet duurzaam. Het produceert misschien individueel succes, maar het creëert geen beweging. En laat dat nu net dé uitdaging zijn: van de logica van individualisme over te gaan naar de logica van een beweging.’
Maar is de kunstenaar niet juist de belichaming van individualiteit?
Laat dat nu net dé uitdaging zijn: van de logica van individualisme over te gaan naar de logica van een beweging
‘Ik zeg niet dat we de capaciteit van het individu tot originaliteit en singulariteit moeten verminderen. De vraag is hoe je vanuit die capaciteit een collectief subject kan creëren. Dat kan enkel lukken als we verschillende krachten samenbrengen in een culturele beweging, met kunstenaars, schrijvers, economen en filosofen. Daarin moet de kracht van de creatie van de individuele kunstenaar gecombineerd worden met het kritische denken, én met institutionele reflexiviteit, in de zin van: welke duurzame instellingen en platformen kunnen we creëren, zonder alles te laten afhangen van externe financiers. Want die willen de ene week dit en de andere week dat: zo hol je altijd achter de prioriteiten aan die door anderen worden bepaald.’
Worden er in Afrika strategieën ontwikkeld die andere delen van de wereld kunnen inspireren?
‘Absoluut. Kijk bijvoorbeeld naar de dagdagelijkse strijd van arme mensen. Hun drama is niet alleen hun schaarse bezit, maar ook dat dit continu bedreigd wordt. Dé uitdaging voor stedelijke armen is een soort van permanentie te creëren: iets kunnen behouden en erop verder bouwen, om zo je positie in het leven te verbeteren. Daartoe worden allerlei microstrategieën ontwikkeld: nieuwe vormen van sociale solidariteit tussen mensen die tot dezelfde klasse behoren, buurtorganisaties, straatventers die zich organiseren om hun recht op de straat te verzekeren, onafhankelijke initiatieven om met kunst de publieke ruimte te claimen, enzoverder. De uitdaging is om ervoor te zorgen dat al die kleine acties onderbouwd worden door een bredere kritische reflectie die helpt om alternatieven te formuleren. Dezelfde strijd wordt niet enkel gevoerd in Lagos, Luanda of Dakar, maar ook in Azië, Latijns-Amerika… Ze is globaal, ook al heeft ze overal een lokale kleur. We moeten dus nieuwe vormen van transnationalisme van onderuit creëren, zodat mensen in Kinshasa kunnen leren van mensen in São Paulo of in Bombay. Waar arme mensen ook alles van weten, is recycleren en afval vermijden: ze kunnen zich geen verspilling permitteren. Met het oog op de eindigheid van de grondstoffen van onze planeet is dat erg belangrijk. De duurzaamheid van de kapitalistische productie- en consumptiemethodes is niet gegarandeerd, de hoeveelheid afval is onhoudbaar. Een ethiek van “leven met weinig” wordt dus op zich al een politiek statement. Dat is iets waarvan we kunnen leren, maar daarvoor moeten we er wel kritisch over nadenken en het zo formuleren dat het een coherent voorstel wordt om de wereld in te sturen. Daarvoor moet je die acties en ervaringen verplaatsen van de ruimte van de praktijk naar de ruimte van de theorie.’
Hoe kan deze theorie dan mensen bereiken die zich niet aangesproken voelen, voor wie het allemaal een ver-van-mijn-bed-show lijkt?
‘We moeten zoveel mogelijk verschillende middelen inzetten om het bewustzijn aan te scherpen dat de belangrijkste ontwikkelingen vandaag globaal zijn en iedereen aanbelangen. De ecologische crisis van de klimaatopwarming toont dat we zo niet verder kunnen. Om ons eigen voortbestaan te kunnen verzekeren, moeten we op een andere manier gaan samenleven met alle andere natuurlijke soorten op deze planeet. We moeten paal en perk stellen aan het ongelimiteerde exploiteren van de natuur die we geërfd hebben. In landen als Ecuador en Bolivia zit dat bewustzijn al op een hogere dimensie: de nieuwe grondwet van die landen garandeert een reeks rechten aan natuurlijke entiteiten. Daar ligt een heel domein open om nieuwe manieren van denken te ontwikkelen. Het is een domein waar links – wat dat politieke links ook is – zich kan herbronnen om een nieuwe adem te vinden, op een planetaire manier. Want klimaatopwarming kent geen landsgrenzen. Terwijl Europa zich nog steeds blind staart op haar binnen- en buitengrenzen, moeten we die hele verhouding tot grenzen herdenken. Niet als plekken van afscheiding – in een logica van separatisme en apartheid – maar als zones van contact, kritische fusie en uitwisseling. Als we het hoofd willen bieden aan de uitdagingen van onze tijd, dan is dat geen luxe, maar een noodzaak.’
Kristin Rogghe is dramaturge en artistiek medewerker van projecten in theater, beeldende kunst en film. Wouter Hillaert is freelance theatercriticus en coördinator van rekto:verso.