5 van Maäk's Spirit

Door Mik Torfs, op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

In 1998 bracht een nieuw jazzkwartet rond de jonge trompettist Laurent Blondiau een cd uit die simpelweg Lives heette. De naam van de band was iets minder eenvoudig uit te spreken, maar het openbare leven van Mâäk's Spirit was een feit.

Zoals veel avant-gardegroepen met jazz_roots_ richtte hun geestelijke blik zich op Ornette Coleman, volgens de boekjes de vader van de freejazz, in wezen een ruimdenkende geest die het gezicht van de jazz voorgoed zou vernieuwen en generaties muzikanten beïnvloeden met zijn ideeën. De sound van Mâäk's Spirit was vinnig en ruig: hier waren hongerige musici aan het werk, wat ook bleek uit hun staat van dienst. Sommigen van hen speelden immers met Barre Philips, Frederic Rzewski en David Friedman, stuk voor stuk musici die bekendstaan om hun vernieuwingsdrang en zich niet laten tegenhouden door muzikale genregrenzen.

Drie jaar later was het kwartet uitgebreid tot een sextet en trok deze bende naar Marokko, op zoek naar nieuwe muzikale horizonten bij traditionele Gnawa-musici. De reis resulteerde in de cd Le nom du vent, die tot het voorjaar van 2006 het vademecum voor de Mâäk's Spirit-sound zou uitmaken. Le nom du vent liet een veel organischer geluid horen dan het debuut. De poëtische titel herbergde bezwerende en betoverende muziek, die zich gretig had laten doordringen door de repetitieve ritmes en korte thema's van hun Marokkaanse ontdekkingen. Afrika zou als een rode draad doorheen de komende initiatieven van de groep blijven lopen. De muzikanten ontmoetten de Malinese percussionist Baba Sissoko, die in Italië woont maar een stevige muzikale voet in het Belgische jazzlandschap heeft. De samenwerking met hem mondde uit in een nieuwe opname: Al Majmaâ, dit keer uitgebracht op het Brugse WERF-label, dat voortaan een blijvende rol zou spelen in de nieuwe exploten van het combo. De laatste jaren dompelde Blondiau zich verder onder in de Afrikaanse tradities in een samenwerking met Zuid-Afrikaanse dichters en later met een groep Malinese sparringpartners die elkaars composities op het podium te lijf gingen. Mâäk's Spirit was een prettige groep om te volgen: ze hielden het vaandel van de experimentele jazz in Vlaanderen hoog en op hun kleurrijke concerten viel altijd wel iets te beleven.

Hun gevarieerde projecten konden echter niet verhullen dat er de laatste tijd iets schortte. Het patroon van hun samenwerkingsverbanden met andere musici vertoonde tekenen van herkauwing en hun muziek leek zich te herhalen, of voelde op zijn minst minder scherp aan dan voorheen. Toen ik eind 2005 hoorde dat de band een nieuwe tournee aan het plannen was met de 'pure' Mâäk's Spirit — de (ondertussen zeven) kernleden en een set nieuwe composities — hoopte ik dat de groep een nieuwe adem had gevonden. Die hoop werd op de proef gesteld toen de onvolprezen tubaspeler Michel Massot de band verliet. Massot is een onvoorstelbaar vindingrijke muzikant die met zijn smeuïge klank een onmisbaar element in de groep leek te zijn. Zodra de tournee van start ging, bleek elke vrees ongegrond: de nieuwe adem van Mâäk's Spirit blies iedereen van zijn stoel in een ongeziene uitbarsting van energie en kracht.

Het nieuwe parcours werd 5 gedoopt. Blondiau bleef de drijfveer achter de groep, maar hij droeg de compositiefakkel over aan gitarist Jean-Yves Evrard. Evrard heeft een lichtjes neurotische podiumprésence, waarbij hij zenuwachtig aan zijn snaren staat te pulken of er manisch op los slaat. Achter deze ondoordringbare figuur blijkt een inventieve en gedreven componist schuil te gaan. We weten al langer dat geen enkele muzikant in dit collectief vies is van vernieuwing. Drummer Eric Thielemans houdt zich al jaren op in het milieu van de intuïtieve improvisatie, saxofonist Jeroen Van Herzeele vermengde funk en hiphop in zijn project Greetings for Mercury en toetsenist Jozef Dumoulin wordt door de pers graag een cultmuzikant genoemd — een term die vermoedelijk bedacht is omdat een getalenteerd musicus in ons kleine landje snel uit het undergroundcircuit groeit, maar daarom nog niet het label mainstream opgespeld mag krijgen. Dumoulin is ook lid van Othin Spake, een trio met gitarist Mauro en drummer Teun Verbruggen dat de pijngrens van onze oren aftast, Jeroen Van Herzeele speelt bij het volledig vernieuwde en vlijmscherpe Ben Sluijs Quartet.

Mâäk's Spirit slaagt erin om de nieuwe ingrediënten die Evrard aanreikt om te toveren tot een broeierige mélange van jazz, avant-gardejazz, cross-over tussen verschillende muziekstijlen zoals elektro en rock, en grillige improvisatie. Het unieke aan deze cocktail is dat we compacte en strakke composities horen, die toch de ruimte laten aan iedere muzikant om er zijn temperament in te leggen. Live starten de meeste nummers met een lange intro die op pulserende ritmes een broeierig klanktapijt uitrolt. Daarop barst dan bruusk het thema los, ingespeeld door de blazers, het moment waarop we ons het dichtst bij een pure jazzsfeer bevinden. Tijdens de passages tussen de thema's wisselen de muzikanten elkaar niet netjes af met solo's, maar ontstaan partijen die over elkaar heen buitelen en improvisaties die ondersteund of verstoord worden door diep groovende drumritmes en baslijnen, vaak doorsneden door zenuwachtig gepingel op de gitaar. Evrard toont zich hierbij een bekwame ceremoniemeester. Terwijl de toeschouwer die deze performance voor het eerst aanhoort slechts een onontwarbaar kluwen aan klanken over zich heen lijkt te krijgen, geeft de gitarist/componist aanwijzingen aan zijn kompanen, legt de ene het zwijgen op terwijl hij een andere gebiedt om vitaal uit te barsten, of hij laat de hele bende onverwachts maar feilloos gelijktijdig van tempo veranderen. En dan plots verstillen de klanken, glijden de instrumenten één voor één naar de achtergrond, terwijl Jozef Dumoulin onvermoeibaar onwereldse maar wondermooie en dromerige klanken uit zijn Fender Rhodes blijft toveren. Voor je het weet, zit de hele zaal muistil te luisteren naar de nauwelijks hoorbare, uiterst breekbare en langzaam wegebbende geluidjes.

Midden in de tournee dook de warmgespeelde bende in een kleine Lokerse studio om hun nieuwe wapenfeiten op te nemen. Opnieuw werd het spannend, want de fragiele klankjes van Dumoulin, een stuurloze drumsolo van Eric Thielemans, helse klankmassa's die ter plekke tot stand leken te komen … het was de vraag hoe dat dan zou klinken in een studio-opname. Mâäk's Spirit bleek ruimschoots over voldoende ervaring en muzikale intelligentie te beschikken om deze proef te doorstaan. De structuur van de nummers is gebald zonder ze al te veel te polijsten, dromerige soundscapes en vrije partijen wisselen elkaar evenwichtig af. Samples van vrouwenstemmen worden her en der over de muziek heen gelegd, waardoor de grooves verzachten en een loungie sfeer bij momenten zowaar zijn intrede doet tussen de heftige uitbarstingen door. In zijn totaliteit krijgt de plaat daardoor de look & feel van een grootstedelijk undergroundavontuur, een waardige pendant voor New Yorkse fenomenen als John Zorn en Tim Berne.

Hoe vaker ik hun concerten bijwoon en hoe meer ik de cd beluister, hoe meer ik ervan overtuigd raak dat hier een verzameling klassemuzikanten en muzikale persoonlijkheden aan het woord is die hun klassiekers evengoed kennen als hun instrument, die niet gedreven worden door de drang om herkend te worden als de erfgenaam van hun idool, en die evenmin krampachtig trachten om bakens te verleggen. De vraag of dit vernieuwende muziek is, lijkt irrelevant te worden. Deze muzikanten zijn doordrongen van hun achtergronden, zowel uit hun (jazz)opleiding als uit ervaringen met andere bands en het verleden van Mâäk's Spirit zelf. Er wordt geciteerd en geëxperimenteerd. Maar vooral wordt hier een eigen taal geboren. En wanneer een artiest zijn persoonlijke taal gevonden heeft, is er sprake van oorspronkelijkheid. In het overbevolkte Belgische muzieklandschap doet het deugd een groep te ontdekken die dat niveau bereikt heeft.

De nieuwe Mâäk's Spirit zal waarschijnlijk niet het publiek bereiken dat het verdient. De traditionele jazzliefhebber fronst de wenkbrauwen wanneer het gekoesterde idioom zo verregaand geïntegreerd wordt in een hedendaagse, misschien wel tendentieuze taal; het jongere noise- en elektronicavolkje vindt moeilijk de weg naar een groep die vanouds als 'jazz' geboekstaafd staat. Maar de kwaliteit is er, en enkele slaande successen op buitenlandse festivals voeden de hoop dat de internationale scène Mâäk's Spirit zal oppikken.

DISCOGRAFIE

Lives (JAS Records, 1998)
Le nom du vent (Nefertiti, 2003)
Al Majmaâ (WERF, 2004)
5 (WERF, 2006)