‘Er komt een nieuwe ons’

Door Orlando Verde, op Tue Dec 09 2014 11:11:46 GMT+0000

‘De afgelopen twintig jaar hebben de media het thema “immigratie” volledig gegijzeld. Ze spraken over het exotische, het vreemde, over de islam, over gevaar: over een soort multicultureel drama, dus. Ik wilde een boek schrijven dat een tegenwicht bood.’ Met Papegaai vloog over de IJssel waagde Kader Abdolah zich voor het eerst aan een roman over een openlijk maatschappelijk thema. Tegelijk herinnert de Iraans-Nederlandse schrijver ons aan de mateloze uitdaging van vertellers die zich een nieuwe taal moeten toe-eigenen, vaak tegen de scepsis van de canonbewakers in. Hoe hij dat ervaren heeft?

Vroege zondagnamiddag in Delft, de stad waar Johannes Vermeer zijn eerste en laatste licht zag. Herfst. Café De Engel, helemaal achterin, met zicht op het water. Vanuit een gevel aan de overkant van de gracht kijkt het meisje met de parel door het raam. Paul Simon klinkt net luid genoeg in de achtergrond.

Kader Abdolah ging meteen in op de uitnodiging om te spreken over wat ook de Conrads, de Nabokovs, de Kundera’s van deze wereld keer op keer gepresteerd hebben: als schrijver hun weg vinden in een andere literaire taal, dat huis dat bewaakt wordt alsof het heilig is. Het lijkt een absurde onderneming: schrijven in een taal en een literaire traditie die niet de jouwe is, om ingezeten lezers toegang te geven tot onwaarschijnlijke verhalen, en voor het eerst de stem te laten horen van mensen die tot dan onzichtbaar waren.

64_Verde_Kader Abdolah c Yvette Wolterinck.jpg

Door het raam zie ik Abdolah aankomen met zijn fiets aan de hand, en met een groen petje op. Hij beweegt zich met het gemak van wie zich thuis weet. We zijn bijna tien jaar na Het huis van de moskee (2005), zijn roman die de Nederlandse lezers in 2007 verkozen als het op een na beste Nederlandstalige boek aller tijden. Terwijl een man zich al zeker een halfuur bezighoudt met een speelautomaat en af en toe argwanend in mijn richting kijkt, komt de schrijver het café binnen. De cafébaas neemt onze bestelling op en ik druk op REC.

Hoe gaat het met het nieuwe boek?

‘Het gaat goed, er komen veel positieve reacties. Sinds Het huis van de moskee heb ik vijf andere boeken gepubliceerd, maar dit is mijn mooiste, denk ik. Er is ook een groot verschil met Het huis van de moskee. Daarin nam ik mijn lezers mee naar een onbekende wereld. Wat ik ook zei, niemand kon het betwisten. Ik besliste wat de waarheid was, want alles was onbekend voor de lezer. Maar Papegaai vloog over de IJssel gaat over een maatschappelijk onderwerp. In de afgelopen vijfentwintig jaar heeft iedereen op een of andere manier te maken gehad met immigratie, met migranten, en iedereen heeft daar een mening over. Drie jaar lang ben ik bezig geweest om het hele migratiefenomeen te proberen begrijpen en in dit boek voorbij de vaste stempels en de oppervlakkige benadering van de media te raken. Met een verhaal. Een lang verhaal. Met nuance. Daarom is Papegaai vloog over de IJssel een complex boek geworden. Het kon niet anders. Ik moest dit boek zeven keer opnieuw schrijven, vanaf nul beginnen, om al die vormen, mensen en gebeurtenissen in één boek te kunnen plaatsen. De eerste versie was twaalfhonderd pagina’s. Alleen met een nieuwe structuur, met een nieuwe vorm, met een nieuwe taal kan je dat terugbrengen tot vierhonderd pagina’s. Dat was een hele worsteling, daarom ben ik zo blij met het resultaat.’

Je wil ons met dit boek geruststellen, zei je op de boekvoorstelling in de Gentse Vooruit. Eigenlijk ben je heel optimistisch over de superdiverse samenleving?

Immigratie geldt niet alleen voor Europa. Ook in Iran en Turkije komen er duizenden mensen aan. Het is iets moois, iets historisch, iets nieuws op de aarde

‘In elk land zijn mensen bezig met hun eigen problemen, hun eigen migratieproblemen, maar ze zien die niet in hun globale, universele vorm. In de geschiedenis van de mensheid is het de eerste keer dat miljoenen mensen tegelijk, vanuit alle kanten hun huizen ruilen voor een onbekende bestemming. We zien mensen die uit Afrika komen, met boten, en hoe zij met honderden doodgaan. Hoe een deel van hen Europa toch bereikt. Immigratie geldt ook niet alleen voor Europa. Ook in Iran en Turkije komen er duizenden mensen aan. Het is iets moois, iets historisch, iets nieuws op de aarde. En dat heeft gevolgen, niet alleen voor die landen, maar voor de hele mensheid: er komt een nieuwe mens. Ik was een Perzische man toen ik in 1988 naar Nederland kwam, maar ik ben die Perzische man niet meer. En ik ben ook geen Nederlander, ik ben iets nieuws. Die veranderingen, die ontwikkelingen wilde ik laten zien. Ik schuif de negatieve kanten niet onder de mat, maar één ding wilde ik met zo veel mogelijk optimisme uitdragen: er is geen sprake van een drama, er is sprake van problemen. En die problemen hebben we zelfs nodig om een nieuwe samenleving, een nieuw Europa te bouwen en tot nieuwe ideeën te komen. Het duurt lang, maar door de worsteling met die problemen, komt er een gezonder, beter en actiever België of Nederland. Daar zit mijn optimisme in. Maar … het vergt tijd!’ (Krachtig wijst Abdolah met de vinger. Voor hem is het vanzelfsprekend, alsof hij een helderziende is. Alsof hij iets weet dat wij niet weten.)

De Chinees-Amerikaanse schrijver Ha Jin vergelijkt in The Writer as Migrant de verhalen van verschillende migrantenschrijvers. Lin Yutang, verbannen uit China in 1935, schreef voornamelijk in het Engels, voor de westerse lezer. Solzhenitsyn, verbannen uit Rusland in 1974, schreef nog enkel in het Russisch en uitsluitend voor de Russische lezer.

64_Verde_redstarline3 credits Massimo Sestini_eyevine.jpg

‘In mijn vaderland droomde ik ervan om een beroemde, geliefde Perzische schrijver te worden. Er zijn twee boeken van mij gepubliceerd en veel ondergrondse artikelen. Toen hield het op, want het regime achtervolgde mij en ik vluchtte weg. Mijn droom was me ontglipt, want ik kon geen schrijver meer zijn: schrijven in het Perzisch had geen zin, voor die paar honderd Iraniërs in Nederland. Schrijven in het Nederlands was ook onmogelijk, want ik was drieëndertig en ik kende geen woord. Ik zei tegen mezelf: “Het is nu of nooit.” En mijn lichaam zei tegen mij: “Pak de Nederlandse taal.” Een risicovolle onderneming, maar toch koos ik voor het Nederlands. Als ik nog twintig jaar wachtte tot ik de taal onder de knie had, was het te laat. Ik mocht niet wachten. Ik moest met de woorden die ik kende een verhaal schrijven. Ik begon met driehonderd woorden, vijfhonderd woorden en daarna duizend en daarna tweeduizend, twintigduizend. Ik dacht: ik leer de taal. Elke dag tien woordjes. En ik maak. Ik ben de maker. Zo zijn er in Nederland tot nu toe achttien boeken van mij gepubliceerd.’

Schrijven in een andere taal is, zoals je het beschrijft, een gestage verovering?

‘Nee, ik dacht dat ik de maker was. Dat ik de schepper was. Maar twee jaar geleden kwam ik erachter dat ik me enorm vergist heb. Ik dacht dat ik de Nederlandse taal onder de knie had gekregen. Maar tegelijkertijd had de Nederlandse taal mij in haar greep gekregen. Niet alleen mij, ook mijn hoofd, mijn manier van denken, mijn manier van doen, mijn vrienden, mijn manier van zoeken naar vriendschap, op reis gaan, slapen. De Nederlandse taal had een nieuwe schrijver van mij gemaakt. Een nieuwe identiteit aan mij gegeven. Opeens realiseerde ik mij dat ik gekoloniseerd was door de taal. Ik voelde me soms als een wei die overspoeld werd, verzadigd door de Nederlandse regen. En, ik ontdekte nog iets anders: schrijven in de taal van een ander is geen biologisch, onbewust proces. Je schrijft niet van binnenuit, maar van buitenaf. En door dit proces wordt de schrijver gegrepen door de taal. Door zijn worsteling komt er een nieuwe identiteit, een nieuwe manier van denken, een nieuwe mens. Een nieuwe schrijver. Solzhenitsyn heeft iets bijzonders, iets moois en ongelooflijks gemist in zijn leven: de pijn, het verdriet, de worsteling en de schoonheid om in de taal van een ander te schrijven. Solzhenitsyn durfde het niet. Door zijn leeftijd, zijn verleden, welke omstandigheden ook. Hij durfde zijn schrijverschap niet op het spel te zetten. Hij durfde niet opnieuw te beginnen, daar ging het om.’

Kan je die angst bij andere schrijvers voor een andere taal niet ergens begrijpen?

Schrijven in een andere taal betekent alles weggooien en opnieuw beginnen. Het is een absoluut riskante onderneming. Je kan jezelf vernietigen

‘Zeker, schrijven in een andere taal betekent alles weggooien en opnieuw beginnen. Het is een absoluut riskante onderneming. Je kan jezelf vernietigen. Als Solzhenitsyn in het Engels was beginnen te schrijven, had hij een totaal andere soort literatuur geproduceerd, die voor de eeuwigheid in de wereldliteratuur zou blijven. Maar hij heeft boeken geschreven die verouderd zijn geworden. Daarom wens ik het elke schrijver toe om verbannen te worden naar een andere taal. En dat gaat niet alleen over de boeken waarmee je komt: ik ben vernieuwd, ik ben een nieuwe mens, ik geniet van het leven. Ik ben dankbaar voor het leven, elke dag opnieuw. Als je loopt, voel je dat je loopt. Voel je je gewicht op je benen, dat je loopt als een nieuwe schrijver. Dat is iets unieks. Je maakt een soort liefde mee. Het is niet één nacht met een vrouw, het zijn nachten. Elke nacht geniet je van haar, van haar aanwezigheid. En dat is de beloning die de taal en het leven je bieden.’

De Britse Caryl Phillips schreef een invloedrijk essay, ‘The Silenced Minority’, over de stem van de minderheden in de periode dat extreemrechts in Vlaanderen gestaag groeide. Hij observeerde de magere vertegenwoordiging van migranten op alle vlakken en waarschuwde ons voor de gevolgen ervan. Voelt u zich een vertegenwoordiger van minderheden? Een stem van migranten en asielzoekers in het bijzonder?

‘Kijk, zulke categorieën worden vaak gecreëerd door staten, migratiediensten en journalisten om überhaupt over grote migratiegolven te kunnen schrijven of denken. Ik denk helemaal niet in die termen. Ik zie dat de wereld aan het veranderen is. Je moet dom en blind zijn om het niet te zien. Het volstaat te kijken naar het journaal om te zien dat ondanks alles duizenden, miljoenen mensen op de vlucht zijn. Overal betogen de Europeanen. Ze zeggen: “Genoeg, het is genoeg geweest.” Tegelijkertijd is de bijzonder bloeiende tijd van Europa voorbij. Europa was Parijs, Frankrijk. Maar Frankrijk is nu een fossiel geworden. Een oud museum voor toeristen.’

Abdolah spreekt zijn woorden niet uit, hij draagt ze voor, als was hij een dichter. Door zijn verzorgde intonatie brengt elk woord drama met zich mee. ‘Parijs!’, zegt hij, en dan komt Parijs tevoorschijn. Meer dan een schrijver is hij een tovenaar. Als hij ‘voorbij’ fluistert, dan wéét je dat het gedaan is met het Europa van de vernieuwing.

‘Er komt niks nieuws. Af en toe een boek, een nieuwe president of een seksschandaal, maar verder is het afgelopen met Europa. Europa is zwak geworden. Mentaal en fysiek. En daardoor kunnen de Kader Abdolah’s en miljoenen anderen Europa binnenkomen. Niemand kan ze tegenhouden. Zelfs de Kader Abdolah’s kunnen zichzelf niet tegenhouden. Dat is ook geen toeval: er is iets groots, iets moois, iets pijnlijks aan de hand. En als miljoenen mensen Europa binnenkomen, miljoenen mensen met verhalen, moeten er ook schrijvers zijn die de verhalen voortbrengen. Verhalen over migranten en over de mensen met wie ze in contact komen. Ik schrijf niet alleen over migranten, ik schrijf over Nederlanders! Er zijn zeventig personages in mijn nieuwe boek. Meer dan de helft is Nederlander. Het gaat over ons. Er komt een nieuwe ons! Het is niet zij, niet wij, het is ons. De golf van migratie zal niet stoppen in de komende vijftig jaar. (Zijn stem wordt dieper, zijn lettergrepen blijven langer in de lucht hangen.) Ik ben een profeet. Europa heeft ons nodig!

Ik heb nog vier boeken te schrijven in het Nederlands. Dan stop ik ermee

Perfecte timing: precies op dit moment drukt de man aan de speelautomaat de beslissende knop in en wint! De vallende gewonnen munten leiden ons een paar seconden af. Ik zweer het, beste lezer. Desnoods stuur ik je de opname van dit gesprek. Dat is een signaal: Kader Abdolah spreekt profetische woorden uit.

‘Ik zeg niet dat Europa de grenzen moet openhouden. Ik zeg altijd: het is de plicht van migranten om alles te doen om binnen te komen, en het is de plicht van de Belgen en de Nederlanders om alles te doen om ze tegen te houden. Ik heb nooit gezegd dat zij vriendelijk en gastvrij moeten zijn. Het is zelfs hun recht om immigranten te haten. Het is hun recht om hen met alle krachten tegen te houden. Het is hun recht om hen buiten de grenzen te zetten. Ik gun hen geluk. We zullen zien wat er overblijft.’

Je hebt een van de meest succesvolle boeken uit de Nederlandse geschiedenis geschreven. Toch, en dat is volgens mij de vloek van elke migrant, heb ik je je horen afvragen of het de moeite waard is geweest.

‘Naarmate de tijd verstrijkt, denk ik dat elke migrant met die vraag geconfronteerd wordt. Er zit iets schoons in het leven. Thuis, roots, cultuur. Dat kan je niet wegvegen. Dat kan je niet weghalen uit je geest, uit je lichaam. Je kan hier oud worden en doodgaan. Maar het wordt een verdrietige ouderdom. Een zielige dood in je eenzaamheid. Ik heb het niet over hen die hier geboren zijn. Ik heb het over mezelf. Over de mensen wiens identiteit tot een bepaalde leeftijd vorm gekregen heeft in een cultuur, om dan naar andere landen te trekken. Je moet zelf voelen of het de moeite waard is geweest. Voor de meeste migranten van de eerste generatie komt er volgens mij geen antwoord. Het is een innerlijke vraag met een innerlijk antwoord. Voor mij persoonlijk is het wel de moeite waard geweest. Maar het is ook genoeg geweest. Ik heb nog vier boeken te schrijven in het Nederlands. Dan stop ik ermee. Anders is het een enorme belediging naar het leven, naar mezelf, mijn familie, mijn taal. Ik ga terug om in het Perzisch te schrijven. Misschien mijn laatste boek, mijn laatste boeken. Om al die ervaringen die ik sinds mijn geboorte tot Nederland en terug heb meegemaakt op papier te zetten. Dan zal het absoluut de moeite waard zijn geweest.’

De tijd is op, de opname is stopgezet bij het laatste slokje thee. Abdolah verlaat de tafel en de cafébaas ruimt op. ‘Nu moet je dat nog allemaal verwerken’, zegt hij, zich niet bewust van de geladenheid van zijn woorden. Door het raam zie ik hem wegfietsen, aan de overkant van de gracht.

Orlando Verde is blogger, filmmaker en redacteur van rekto:verso. Zijn teksten zijn recent verzameld in het e-book Columnkoorts (kifkif.be – 2014).

Kader Abdolah, Papegaai vloog over de IJssel, Amsterdam: Prometheus, 2014, 400 pagina’s, ISBN 9789044625820.